Rider 18 ProFlex Rider 20 ProFlex Gebruiksaanwijzing Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en begint niet te werken voor u alles duidelijk heeft begrepen.
Svenska – Sve-5 225/232/235 Bruk 31 97-11-25, 08.
INHOUDSOPGAVE Gebruiksaanwijzing voor Rider 18 ProFlex en Rider 20 ProFlex Verklaring van symbolen ................................... 2 Veiligheidsvoorschriften .................................... 3 Algemeen gebruik ........................................... 3 Rijden op hellingen .......................................... 4 Kinderen ........................................................... 5 Onderhoud ....................................................... 5 Presentatie ...............................
VERKLARING VAN DE SYMBOLEN Deze symbolen staan op de zitmaaier en in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer deze zorgvuldig, zodat u weet wat zij betekenen. Lees de gebruiksaanwijzing.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Deze instructies zijn er voor uw veiligheid. Lees ze zorgvuldig door. ! Dit ingevoegde symbool betekent dat het gaat om belangrijke veiligheidsvoorschriften waarop gewezen dient te worden. Het gaat om uw veiligheid en om de bedrijfszekerheid van de zitmaaier. Algemeen gebruik: • Maak u vertrouwd met de knoppen en hoe men snel stopt.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN • Gebruik de zitmaaier nooit als u onder invloed bent van alcohol, drugs of bepaalde medicijnen. • Let op het verkeer als u werkt in de nabijheid van een weg of deze oversteekt. • Vermijd het starten en stoppen op een helling. Als de banden beginnen te slippen, de messen afzetten en langzaam de helling afrijden. En doe dit niet: • Wees voorzichtig als u om een vast voorwerp heen gaat, zodat de messen er niet tegenaan slaan. Rijd nooit opzettelijk over enig vreemd voorwerp.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Kinderen Tragische ongevallen kunnen gebeuren als de chauffeur niet opmerkzaam op kinderen is in de buurt van de zitmaaier. Kinderen worden vaak aangetrokken door de zitmaaier en het maaien. Ga er nooit van uit dat een kind blijft waar u het het laatst zag. • Houd kinderen weg van het maaiterrein en onder streng toezicht van een andere volwassene. • Wees op uw hoede en zet de zitmaaier af als er kinderen binnen het werkterrein komen.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN • Wees zeer voorzichtig bij het omgaan met accuzuur. Zuur op de huid kan ernstige wonden door invreting veroorzaken. Bij knoeien op de huid onmiddellijk spoelen met water. Zuur in de ogen kan blindheid veroorzaken, raadpleeg een arts. • Wees voorzichtig bij het onderhoud van de accu. In de accu wordt een explosief gas gevormd. Verricht nooit onderhoud aan de accu terwijl u rookt of in de buurt van open vuur of vonken. Anders kan de accu exploderen en ernstig letsel veroorzaken.
PRESENTATIE Presentatie Gefeliciteerd met de aanschaf van een uitstekend kwaliteitsproduct, de Rider ProFlex. Deze gebruiksaanwijzing beschrijft twee modellen, Rider 18 ProFlex en Rider 20 ProFlex. De Riders ProFlex zijn uitgerust met Vanguard V-Twin motoren van Briggs & Stratton met 18 respectievelijk 20 paardenkrachten.
PRESENTATIE Gasbediening De gasbediening regelt het toerental van de motor en daarmee ook de rotatiesnelheid van de messen. Om het toerental van de motor te verhogen of verlagen wordt de bediening vooruit resp. achteruit gebracht. Chokebediening De chokebediening wordt gebruikt voor de koude start om de motor een vetter brandstofmengsel te geven. Bij een koude start wordt de bediening achteruit gebracht naar zijn eindstand.
PRESENTATIE Maai-element De Rider 18 ProFlex en de Rider 20 ProFlex kunnen worden uitgerust met een aantal verschillende elementen. Een BioClip-element dat het gras fijnmaakt door het een aantal malen te maaien voordat het als meststof weer terug het gras in gaat. Een maai-element met zij- of achteruitworp, d.w.z. het grasmaaisel wordt naast of achter het element naar buiten geworpen.
PRESENTATIE Hendel voor instelling van de maaihoogte Met de hendel kan de maaihoogte worden geregeld in 7 verschillende standen. Om een regelmatige maaihoogte te krijgen is het belangrijk dat de bandenspanning van de beide voorwielen gelijk is (60 kPa). Handrem De handrem wordt op de volgende wijze aangezet: 1. Druk het rempedaal in. 2. Druk de blokkeerknop op de stuurkolom in. 3. Laat het rempedaal opkomen terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden.
RIJDEN Voor de start • Lees de veiligheidsvoorschriften en de presentatie van de zitmaaier voor de start door (zie de bladzijden 3–10). • Voer het dagelijks onderhoud uit voor de start (zie het onderhoudsschema op bladzijde 15). • Stel de zitplaats af in de gewenste stand. Starten van de motor 1. Breng de maaikast omhoog door de hendel naar achter te trekken naar de blokkeerstand (transportstand) en zet de handrem aan. 2. Breng de gasbediening naar de middelste stand. 3.
RIJDEN 5. Als de motor start, laat dan de contactsleutel meteen terug springen naar de neutrale stand. BELANGRIJKE INFORMATIE Laat de startmotor niet langer dan ca. 5 seconden achter elkaar draaien. Als de motor niet start wacht dan ca. 10 seconden voordat de volgende startpoging wordt gedaan. 6. Schuif de chokebediening geleidelijk naar voren als de motor is gestart. 7. Stel het gewenste motortoerental in met de gasbediening.
RIJDEN 3. Kies de gewenste maaihoogte (1–7) met de hendel voor het instellen van de maaihoogte. 4. Druk de blokkeerknop op de hendel in en laat de maaikast zakken. Maaitips ! WAARSCHUWING! Reinig de grasmat van stenen en andere voorwerpen die door de messen kunnen worden weggeslingerd. • Lokaliseer en markeer stenen en andere vaste voorwerpen om te vermijden dat u hier tegenaan rijdt. • Begin met een hoge maaihoogte en verminder tot het gewenste maairesultaat wordt verkregen.
RIJDEN ! WAARSCHUWING! Rijd nooit met de zitmaaier over een terrein met een helling van meer dan 15°. Maai hellingen recht naar boven en recht naar beneden, nooit dwars. Vermijd plotselinge richtingsveranderingen. MAX 15 Afzetten van de motor Laat de motor bij voorkeur een minuut stationair lopen om weer de normale werktemperatuur te krijgen voordat hij wordt afgezet, als hij hard heeft moeten werken. 1. Haal de maaikast omhoog door de hendel naar achter te trekken tot de blokkeerstand. 2.
ONDERHOUD Onderhoudsschema Hier volgt een lijst van het onderhoud dat moet worden gepleegd aan de zitmaaier. Voor de punten die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, dient u naar een bevoegde onderhoudswerkplaats te gaan.
ONDERHOUD Demonteren van de kappen van de zitmaaier De motorkap Maak de twee rubberen lussen aan de achterkant van de motorkap los en til de kap van zijn plaats. De neuskap Maak de snelsluiting los en til de neuskap van zijn plaats. Rechter vleugelkap Demonteer de voetplaat (1), de bouten (2 en 3) en til de vleugel van zijn plaats. 2 1 3 Linker vleugelkap Demonteer de bouten (1 en 2) en til de vleugel van zijn plaats.
ONDERHOUD Controleren van het oliepeil van de motor Controleer het oliepeil in de motor als de zitmaaier horizontaal staat. Demonteer de motorkap volgens de beschrijving op bladzijde 16. Maak de peilstok los en trek deze omhoog. Maak de stok droog en monteer deze weer. De peilstok moet helemaal zijn ingeschroefd. Maak daarna de peilstok los en trek deze weer omhoog. Lees het oliepeil af. Het oliepeil moet liggen tussen de markeringen op de peilstok.
ONDERHOUD Controleren van de luchtinlaat van de transmissie Controleer of de luchtinlaat van de transmissie niet is verstopt. Controleren van het oliepeil van de transmissie 1. Controleer het oliepeil van de transmissie door te kijken door het net van de luchtinlaat. Het oliepeil moet liggen tussen de „MIN”- en „MAX”markeringen op het oliereservoir bij 20°C. Als olie moet worden bijgevuld moet met eerst de transmissiekap verwijderen.
ONDERHOUD Controleren en afstellen van de besturingskabels De besturing wordt geregeld met behulp van kabels. Deze kunnen zich nadat de zitmaaier een tijd in gebruik is geweest, uitrekken, hetgeen betekent dat de afstelling van de besturing gewijzigd kan zijn. De besturing wordt gecontroleerd en afgesteld op de volgende manier: 1. Demonteer de frameplaat door de bouten los te maken (2 stuks aan iedere kant). 2. Controleer hoe gespannen de besturingskabels zijn door ze samen te klemmen (bij de pijlen).
ONDERHOUD Afstelling van de rem De rem wordt op de volgende manier afgesteld: 1. Maak de borgmoeren (A) los. 2. Strek de kabel met de afstelschroef (B) totdat alle speling in de kabel verdwijnt. 3. Draai de borgmoeren (A) vast. ! WAARSCHUWING! Een slecht afgestelde rem kan leiden tot een verminderd remvermogen. Controleren van het zuurniveau van de accu Controleer of het zuurniveau van de accu ligt tussen de markeringen. Bij bijvullen mag alleen gedestilleerd water worden gedaan in de cellen.
ONDERHOUD Vervangen van het luchtfilter Als de motor zwak lijkt of onregelmatig loopt kan de oorzaak zijn dat het luchtfilter is verstopt. Het is daarom belangrijk om met regelmatige tussenpozen het luchtfilter te vervangen (zie het onderhoudsschema op bladzijde 15 voor de juiste onderhoudsintervallen). Vervangen van het luchtfilter gebeurt op de volgende wijze: 1. Demonteer de motorkap volgens de beschrijving op bladzijde 16. 2.
ONDERHOUD De onderdelen van het maai-element In de onderstaande instructies wordt een maaielement met achteruitworp afgebeeld. De werkwijze is voor alle elementen echter dezelfde indien niets anders wordt aangegeven. De onderdelen die worden genoemd zijn: A. Vergrendeling E. Stang voor hoogteinstelling B. Binnenste tapeinde F. Parallelliteitstang C. Haakbeveiliging G. De laagste stop voor de hoogte-instelling D.
ONDERHOUD 4. Schuif het element zo verder dat de binnenste tapeinden (B) in de gleuven van het gereedschapsframe zitten. B 5. Bij het monteren van een maai-element, moet u ook de achterste bevestiging van de stang voor de hoogte-instelling monteren. Ontlast de stang door het voorste deel van het frame omhoog te trekken. 6. Maak de veer van de riemspanner los en monteer de riem op de voorste riemschijf. 7. Haak de veer van de riemspanner weer vast. Let op! Controleer of de riem rond de spanrol zit.
ONDERHOUD Instellen van parallelliteit en hoogte van zowel een maai-element met achteruitworp als een BioClip-element De basismachine wordt in de fabriek afgesteld. Wanneer een van de maai-elementen wordt gemonteerd is een afstelling van de parallelliteit en de hoogte nodig. Uitgangspositie: 1. Het maai-element moet op een vlakke ondergrond naar beneden geklapt zijn. 2. De hendel voor de hoogte-instelling moet ingesteld zijn op de laagste maaihoogte.
ONDERHOUD Controleren en afstellen van de druk op de ondergrond van de maaikast Om het beste maairesultaat te bereiken moet de maaikast de ondergrond volgen zonder daar al te stevig tegen aan te liggen. De druk wordt afgesteld met een schroef aan iedere kant van de zitmaaier. De afstelling van de druk tegen de ondergrond van de maaikast wordt op de volgende manier uitgevoerd: 1. Plaats een badkamerweegschaal onder het frame van de maaikast (aan de voorkant), zodat het aggregaat rust op de weegschaal.
ONDERHOUD Servicestand voor maai-element Om bij schoonmaken, reparatie en service goed bij het element te kunnen, kan dit in de servicestand gezet worden. De servicestand houdt in dat het element omhoog geklapt is en in verticale positie vergrendeld is. In servicestand zetten 1. Plaats het element zo dat het in de buitenste haken hangt door de punten 1-11 bij „Demonteren van maai-element” uit te voeren. 2. Pak de voorkant van het element beet en til dit omhoog naar verticale stand.
ONDERHOUD Demonteren van maai-element 1. Plaats de Rider op een vlakke ondergrond. 2. Zet de rem vast door het pedaal in te drukken en dit met de drukknop te vergrendelen. 3. Til het element met de hefhendel omhoog. 4. Verwijder de neuskap. 5. Maak de veer van de riemspanner los. 6. Verwijder de riem van de riemschijf. 7. Haak de veer van de riemspanner weer vast. 8. Plaats de riem rond het handvat.
ONDERHOUD 9. Maak de stang voor de hoogte-instelling los door het achterste deel omhoog te brengen. Bij het verwijderen van het maai-element moet u de stang ontlasten door het voorste deel van het frame omhoog te trekken. 10. Trek tegelijkertijd aan het handvat en het element. Laat het handvat los wanneer het element er een stukje uit is gekomen. 11. Trek het element er zo ver uit dat het vast haakt in de buitenste haken. 12.
ONDERHOUD Demonteren van de riem Uitgangspositie bij het demonteren van de riem: • Er mag geen element op de Rider gemonteerd zijn. • Het voorste deel van de riem moet rond het handvat van de haakbeveiliging hangen. Hoe het voorste deel van de riem van de voorste riemschijf wordt gehaald, blijkt uit de punten 5-8 op bladzijde 27. De hele riem wordt conform het onderstaande verwijderd alleen in die gevallen wanneer een sneeuwschuif op de Rider gemonteerd moet worden. 1.
ONDERHOUD Monteren van de riem 1. Leg de riem vanaf de voorkant op zijn plaats en laat het voorste deel rond het handvat van de haakbeveiliging hangen. 2. Leg de riem op het tussenwiel en tegen het steunwiel. 3. Monteer de stuurplaat onder het steunwiel en haal de schroef aan met twee 13 mm sleutels. 4. Haak de veer aan de mesrem vast. Hoe de riem op de voorste riemschijf wordt gemonteerd blijkt uit de punten 6-7 op bladzijde 23.
ONDERHOUD Vervangen van de riemen van het maaielement Riemen vervangen op een BioClip-element Een BioClip-element wordt aangedreven door twee tandriemen die de rotatie van de messen synchroniseren. De riemen zitten onder een kast op het maai-element. 1. Maak de voorste spie / bout van de parallelstang los en vouw de stang naar achteren. 2. Maak de twee schroeven los die de beschermkap op zijn plaats houden en til de kap weg. 3. Maak de moer van de excenterplaat los en draai deze eraf.
ONDERHOUD BELANGRIJKE INFORMATIE Op een BioClip-element moeten de messen onderling in een hoek van 90 staan. Anders kunnen de messen tegen elkaar aanlopen en ernstige beschadigingen aan het maai-element veroorzaken. 90 90 4. Montage: Zet eerst de onderste riem en vervolgens de bovenste er weer op. Controleer of de messen net als op de afbeelding in een hoek van 90° ten opzichte van elkaar staan, anders moeten de riemen afgesteld worden.
ONDERHOUD Verversen van de motorolie De motorolie moet de eerste keer worden vervangen na acht gebruiksuren. Daarna moet verversing plaatsvinden na iedere 50 gebruiksuren. Als de motor hard moet werken of bij een hoge temperatuur dan moet de olie worden ververst na iedere 25 gebruiksuren. ! WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer warm zijn als deze wordt afgetapt direct na het stoppen. Laat daarom de motor eerst wat afkoelen. 1. Demonteer de motorkap volgens de beschrijving op bladzijde 16. 2.
ONDERHOUD Vervangen van het oliefilter 1. Demonteer de motorkap volgens de beschrijving op bladzijde 16. 2. Tap de motorolie af volgens de beschrijving onder „Verversen van motorolie” op bladzijde 25. 3. Demonteer het oliefilter. Indien nodig een filtertrekker gebruiken. 4. Strijk nieuwe, schone motorolie op de afdichting van het nieuwe filter. 5. Monteer het filter met de hand. 6. Laat de motor warm lopen, controleer daarna of het niet lekt rond de afdichting van het oliefilter.
ONDERHOUD Controleren en afstellen van de gaskabel Controleer of de motor reageert bij gas geven en of het juiste toerental wordt bereikt bij volgas geven. Ga in geval van twijfel naar een servicewerkplaats. Indien het nodig is de gaskabel af te stellen, kan dat als volgt gebeuren: 1. Maak de klemschroef los en schuif de gasbediening naar de volgas-stand. 2. Trek de buitenhuls van de gaskabel maximaal naar rechts en draai de klemschroef vast.
ONDERHOUD Controle van de spanning van de banden De spanning van de banden moet zijn 60 kPa (0,6 kg/cm2) voor alle wielen. Om het aandrijfvermogen te verbeteren, kan de spanning voor de achterbanden worden verminderd tot 40 kPa (0,4 kg/cm2). Hoogste toegestane spanning is 80 kPa (0,8 kg/cm2). BELANGRIJKE INFORMATIE Een verschillende spanning in de voorbanden brengt met zich mee dat de messen het gras maaien op een verschillende hoogte.
STORINGSSCHEMA Probleem Oorzaak De motor start niet • • • • Geen brandstof in de brandstoftank Bougies defect Bougie-aansluitingen defect Vuil in de vergasser of de brandstofleiding De startmotor krijgt de motor niet rond • • • • Accu leeg Slecht contact bij kabelaansluitingen van de accupool Hendel voor de maaikast in verkeerde stand Hoofdzekering kapot.
STALLEN Winterstalling Aan het eind van het maaiseizoen moet de zitmaaier onmiddellijk in orde worden gemaakt voor stalling, ook als deze langer dan 30 dagen niet gebruikt gaat worden. Brandstof die lange perioden in de tank blijft (30 dagen of meer) kan kleverige afzettingen produceren, die de vergasser kunnen verstoppen en de werking van de motor kunnen verstoren. Een brandstofstabilisator is een acceptabel alternatief als het erom gaat kleverige afzettingen tijdens de stalling te voorkomen.
BEDRADINGSSCHEMA 3 5 7 6 4 1 2 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
TECHNISCHE SPECIFICATIES Rider ProFlex Afmetingen Rider 18 ProFlex Rider 20 ProFlex Lengte zonder element Breedte zonder element Hoogte Dienstgewicht Asafstand Spoorbreedte Bandenafmeting Bandenspanning, voor en achter Max. toegestane helling 2 300 mm 1 280 mm 1 085 mm 300 kg 855 mm 710 mm 18 x 7.50 x 8 2 300 mm 1 280 mm 1 085 mm 350 kg 855 mm 710 mm 18 x 7.
TECHNISCHE SPECIFICATIES Maai-elementen Maaibreedte Maaihoogtes Meslengte Geluidsniveau Maaibreedte Maaihoogtes Meslengte Geluidsniveau Achteruitworp 120 BioClip 103 1200 mm 7 standen, 40-100 mm 440 mm 100 dB(A) 1030 mm 7 standen, 45-105 mm 410 mm 100 dB(A) Zijuitworp 97 Achteruitworp 97 970 mm 7 standen, 40-80 mm 350 mm 100 dB(A) 970 mm 7 standen, 40-100 mm 350 mm 100 dB(A) Om verbeteringen te kunnen doorvoeren kunnen de specificaties en de vormgeving veranderd worden zonder speciale mededeling.
´*2§K¶6-¨ 1998W52