Instruction for Use

NL
71
• Hetapparaatfunctioneertnietgoed.RoeperdeInstallateur
bij.
De koelkast en de diepvrieskast zijn niet koud genoeg.
• Dedeurensluitennietgoedofdeafdichtingenzijnversleten.
• Dedeurenwordenvaakgeopend.
• DeknoppenWERKINGstaannietopdegoedestand(zie
Beschrijving).
• Dekoelkastofdediepvrieskastzijnovermatiggevuld.
In de koelkast bevriezen de etenswaren.
• DeknopWERKINGKOELKASTstaatnietopdegoedestand
(zie Beschrijving).
• Delevensmiddelenstaanincontactmetdeachterwand.
De motor blijft doorlopend draaien
• UheeftperongelukopdetoetsSUPERFREEZEgedrukt
(snelinvriezen):hetgelecontrolelampjeSUPERFREEZE
staataanofknippert(zie Beschrijving).
• Dedeurisnietgoeddichtofwordtconstantgeopend.
• Debuitentemperatuuriserghoog.
Het apparaat maakt veel lawaai.
• Hetapparaatstaatnietwaterpas(zie Installatie).
• Hetapparaatstaattussenmeubelsofobjectendietrillenof
geluidmaken.
• Hetverkoelingsgasmaakteenlichtgeluidookwanneerde
compressorstilstaat:ditisnormaal,hetisgeenstoring.
Enkele delen aan de buitenkant van de koelkast zijn zeer
warm.
• Dehogetemperaturenzijnnoodzakelijkomhetvormen
vancondenstevoorkomeninbepaaldegedeeltesvanhet
product.