Lees voor het installeren en gebruiken van het toestel deze installatievoorschriften zorgvuldig door. Bewaar dit installatievoorschrift bij het toestel.
INHOUDSOPGAVE 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 4.1 4.2 4.3 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 6.1 6.2 6.3 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 8.1 8.2 9.1 9.2 10.1 10.2 10.3 10.4 Veiligheidsvoorschriften 4 Algemeen.........................................................................................................................................................................................4 Gasinstallatie ............................................................................
Deze handleiding Met deze handleiding kunt u het toestel op veilige wijze monteren, installeren en onderhouden. Volg de instructies nauwkeurig op. Neem bij twijfel contact op met ACV Belgium. Bewaar dit installatievoorschrift bij het toestel.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ACV Belgium aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade of letsel veroorzaakt door het niet (strikt) naleven van de veiligheidsvoorschriften en -instructies, dan wel door onachtzaamheid tijdens het installeren van de Intergas Comfort Line gaswandketel en de eventueel bijbehorende accessoires. Voor de verschillende disciplines zijn de voorschriften gescheiden vermeld. 1.
2 TOESTELOMSCHRIJVING 2.1 Algemeen De Intergas Comfort Line is een gesloten toestel. Het toestel is bedoeld om warmte te leveren aan het water van een CV-installatie en de WW-installatie. De luchttoevoer en verbrandingsgasafvoer kunnen door middel van een concentrische aan-afvoer op het toestel aangesloten worden. Een parallel aansluiting kan op aanvraag geleverd worden.
Nadraaien CV of opwarmen boiler Na het einde van CV bedrijf draait de CV-pomp na. De nadraaitijd staat van fabriekswege ingesteld op de waarde volgens Zie § 7.3 Blz.:31. Deze instelling kan gewijzigd worden. Bovendien gaat de pomp automatisch 1 keer per 24 uur gedurende 10 seconden draaien om vastzitten te voorkomen. Deze automatische inschakeling van de pomp vindt plaats op het tijdstip van de laatste warmtevraag.
Door het schakelen van het omschakelventiel wordt de in -, en uitstroom van de boiler minder. De doorstroming van de warmtewisselaar is beperkt, bij een afname van meer warmwater wordt de bypass aangesproken. De in-, en uitstroom van de boiler wordt hierdoor vergroot. De tapwatertemperatuur kan ingesteld worden met het thermostatisch mengventiel in het tapwater circuit. Opwarmen boiler De boiler wordt opgewarmd als de temperatuur van de boilersensor is gedaald.
3 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. HOOFDCOMPONENTEN Rookgasafvoer Schermkap boven Rookgaskoker Ontsteekpen Voorplaat Ventilator Gasblok CV pomp Quickfillboiler Voorhelft mantel Aftapstop 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. Boilersensor S4 Tapwaterpomp Omschakelventiel Thermostatischmengventiel Achterhelft mantel Stromingsschakelaar Vul/aftapkraan Inlaatcombinatie Retourbuis Koudwater in Gas toevoer 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33.
4 INSTALLATIE 4.1 Inbouwmaten A= B= C= D= E= Aanvoer CV Retour CV Gas Tapwater koud Tapwater warm ACV Belgium Ø22 (knel) Ø22 (knel) ½”inw.
4.2 Opstellingsruimte Het toestel, dient aan een wand gemonteerd te worden die voldoende draagkracht heeft. (Het gewicht van het met water gevulde toestel bedraagt ± 110kg.) Bij lichte wand constructies bestaat de mogelijkheid dat er resonantiegeluiden optreden. Binnen een afstand van 1 m van het toestel moet een wandcontactdoos met randaarde zitten.
4.3 Montage (zie ook de uitgebreide montage handleiding) Het toestel wordt in delen geleverd en tijdens de installatie samengevoegd. 1. 2. 3. Pak het toestel uit.
Vul de sifon en monteer hem onder de ketelunit Monteer het overstortventiel in het T-stuk en sluit de aanvoerbuis m.b.v. het T-stuk en de andere afgebeelde onderdelen aan op de koppeling in de montagebeugel. Monteer de vulaftapkraan in de retourbuis en het geheel tussen de CV-pomp en de koppeling in de montage beugel Monteer de buizenset. Koppelingen handvast monteren in lettervolgorde van de afbeelding daarna vastzetten met passend gereedschap.
5 AANSLUITEN 5.1 CV-installatie aansluiten Voor het aansluiten van het toestel zijn verschillende accessoires te bestellen. Hiervoor wordt verwezen naar het onderdelenboek. 1. 2. Spoel de CV-installatie goed schoon. Monteer de aanvoerleiding (B) en retourleiding (A) aan de montagebeugel. Alle leidingen moeten spanningsvrij gemonteerd worden om tikken van de leidingen te voorkomen. Bestaande verbindingen mogen niet verdraaid worden om lekkages te voorkomen.
5.2 1. 2. 3. Warmwater-installatie aansluiten Spoel de installatie goed schoon. Monteer indien voorgeschreven een inlaatcombinatie. Monteer de koud- en warmwaterleiding (A en B) aan de montagebeugel. Opmerkingen Als het toestel alleen voor de warmwatervoorziening wordt gebruikt, moet de • verwarmingsfunctie met de servicecode op het bedieningspaneel uitgeschakeld worden. De CV-installatie behoeft dan niet aangesloten of gevuld te worden.
5.4 Elektrisch aansluiten VOORZICHTIG Een wandcontactdoos met randaarde mag maximaal 1 meter van het toestel verwijderd zijn. De wandcontactdoos moet gemakkelijk bereikbaar zijn. Voor opstelling in vochtige ruimten is een vaste aansluiting verplicht. Neem bij werkzaamheden aan het elektrisch circuit de stekker uit de wandcontactdoos • • • • • 5.4.
De belangrijkste functie van de modulerende thermostaat is het berekenen van de aanvoertemperatuur bij een gewenste kamertemperatuur, om een optimaal gebruik te maken van het moduleren. Bij elke warmtevraag wordt op het display van het toestel de gewenste aanvoer temperatuur aangegeven. Sluit de modulerende thermostaat aan. Zie § 5.4.1.
5.6 Leidinglengten Naarmate de weerstand van de rookgasafvoer- en luchttoevoerleidingen toeneemt zal het vermogen van het toestel afnemen. De maximale toegestane vermogens afname bedraagt 5%. De weerstand van de luchttoevoer en de verbrandingsgasafvoer is afhankelijk van de lengte, de diameter en alle componenten van het leidingsysteem. Per toestelcategorie is de totale toegestane leidinglengte aangegeven van de luchttoevoer en de verbrandingsgasafvoer.
5.7 Uitmonding systemen Montage algemeen: Voor alle uitmondingen geldt de onderstaande montage: 1. Schuif de verbrandingsgasafvoerleiding in de afvoer van het toestel. 2. Schuif de verbrandingsgasafvoerleidingen in elkaar. Vanaf het toestel moet iedere pijp in de voorgaande geschoven worden. 3. Monteer een niet verticale verbrandingsgasafvoerleiding op afschot naar het toestel (min. 5mm/m). 4. Monteer felsnaden naar boven gericht in een horizontaal gedeelte. 5.
Montage dubbelpijpsdoorvoer 1. Maak twee sparingen van ø 90 mm op de plaats van uitmonding. 2. Kort de dubbelpijpsdoorvoer in op de juiste lengte. 3. Schuif de toe- en afvoerpijp in de sparingen. 4. Dek de sparingen af met de muurafdekplaten. 5. Monteer de uitblaasroosters op de toe- en afvoerpijp. 6. Bevestig deze aan de pijpen. 7. Monteer de dubbelpijpsdoorvoer op afschot naar het toestel. Montage dubbelpijps verlengpijp(en) t.b.v.
5.7.2 Gevel- en dakuitmonding combidoorvoer horizontaal Toestelcategorie: C13 VOORZICHTIG Leidingen voor de verbinding van de luchttoevoer en de verbrandingsgasafvoer tussen het toestel en de dubbelpijpsdoorvoer, moeten een diameter hebben van ø 80 mm. • • Intergas combidoorvoer-horizontaal. Voor gevel- of dakuitmonding horizontaal. Intergas combidoorvoer-horizontaal. Voor verlenging van een balkon-/galerij uitmonding.
Montage combiverlengpijp t.b.v. balkon-/galerij uitmonding Als de vrije uitmonding wordt gehinderd door een dakoverstek, balkon, galerij, of anders, moet de combidoorvoer verlengd te worden tot tenminste de voorzijde van het overstekende deel. 1. Monteer de combiverlengpijp op de combidoorvoer. 2. Kort de combidoorvoer of de combiverlengpijp in op de juiste lengte volgens de aangegeven maten. 3. Monteer het uitblaasrooster en bevestig dit aan de binnenpijp. 4.
5.7.3 Dakuitmonding combidoorvoer-verticaal en dubbelpijpsdoorvoer-verticaal Toestelcategorie: C33 VOORZICHTIG Als de Intergas combidoorvoer-verticaal niet toegepast kan worden, moeten de luchttoevoer en verbrandingsgasafvoer separaat uitgevoerd worden. • Intergas combidoorvoer-verticaal. Toegestane leidinglengte Luchttoevoer- en verbrandingsgasafvoerleiding: samen 60 meter, exclusief de lengte van de combidoorvoer of de dubbelpijpsdoorvoer.
Montage dubbelpijpsdoorvoer-verticaal VOORZICHTIG De uitmondingen van verbrandingsgasafvoer en luchttoevoer dienen in hetzelfde drukvlak gemaakt te worden. De luchttoevoer uit het schuine dakvlak en de verbrandingsgasafvoer door middel van een bouwkundige schoorsteen is ook mogelijk, omgekeerd niet. 1. 2. 3. Monteer een standaard dubbelwandige verbrandingsgasdoorvoer (ø 80 mm) met Gastec QA-afvoerkap op een schuin dak op de plaats van de uitmonding.
5.7.4 Dakuitmonding prefabschoorsteen Toestelcategorie: C33 Als er in een schacht te weinig ruimte is, kan een dakuitmonding door een prefabschoorsteen noodzakelijk zijn. De prefabschoorsteen moet aan de aangegeven minimale maten voldoen. De leverancier moet de goede werking van de prefabschoorsteen, ten aanzien van windaanval, ijsvorming, inregenen enzovoort garanderen.
5.7.5 Dakuitmonding en luchttoevoer vanuit de gevel Toestelcategorie: C53 VOORZICHTIG De luchttoevoer (A) in de gevel moet voorzien worden van een Intergas inlaatrooster. • Verbrandingsgasafvoer (B) door een prefabschoorsteen, of door een dubbelwandige dakdoorvoer ø 80 mm met Gastec QA afvoerkap. Toegestane leidinglengte Luchttoevoer- en verbrandingsgasafvoerleiding: samen 75 meter, inclusief de lengte van de doorvoer. Verbrandingsgasafvoer- en luchttoevoerleiding Voor de montage, zie § 5.
5.7.6 Luchttoevoer vanuit de gevel en een dakuitmonding met gemeenschappelijk afvoersysteem Toestelcategorie: C83 Een luchttoevoer vanuit de gevel en een dakuitmonding met een gemeenschappelijk afvoersysteem is toegestaan. VOORZICHTIG De luchttoevoer (A) in de gevel moet voorzien worden van een Intergas inlaatrooster. De verbrandingsgasafvoerleiding (B) moet voorzien zijn van een trekkende afvoerkap.
5.7.7 Dakuitmonding CLV-systeem Toestelcategorie : C43 VOORZICHTIG Een dakuitmonding door een CombinatieLuchttoevoerVerbrandingsgasafvoersysteem (CLV-systeem) is toegestaan. Voor de gemeenschappelijke verbrandingsgas-afvoerkap en luchttoevoerkap is een verklaring van geen bezwaar of een gaskeur van het Gastec-Gasinstituut nodig. De gemeenschappelijke luchttoevoer en de gemeenschappelijke afvoer van de verbrandingsgassen mogen concentrisch of afzonderlijk uitgevoerd worden.
6 INBEDRIJFSTELLEN VAN HET TOESTEL 6.1 Vullen en ontluchten van toestel en installatie WAARSCHUWING Sluit het toestel na het vullen en ontluchten pas aan op de netspanning! 6.1.1 CV-systeem WAARSCHUWING Als een toevoegmiddel aan het CV-water wordt toegevoegd, moet dit geschikt zijn voor de in het toestel toegepaste materialen zoals koper, messing, roestvast staal, staal, kunststof en rubber. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
6.2 In bedrijfstellen van het toestel Nadat de voorgaande handelingen zijn uitgevoerd, mag het toestel in bedrijf gesteld worden. 4. Steek de stekker van het toestel in een wandcontactdoos. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Het toestel kan een zelfcontrole uitvoeren (op service display). Daarna komt het toestel in de standby: (op service display). Druk op de aan/uit knop, om het toestel in bedrijf te stellen. , , en .
7 INSTELLING EN AFREGELING Het functioneren van het toestel wordt hoofdzakelijk bepaald door de (parameter)instellingen in de branderautomaat. Een deel hiervan is direct via het bedieningspaneel in te stellen, een ander deel kan alleen m.b.v. de installateurscode worden aangepast. 7.1 Direct via bedieningspaneel De volgende instellingen kunnen direct via het bedieningspaneel aangepast worden. Toestel aan/uit M.b.v. de aan/uit toets wordt het toestel in werking gezet.
7.3 Parameters Parameter 0 Instelling 1 Installatietype 4 2 CV-pomp continue 0 3 4 5 80 80 25 -7 Instelbereik -9°C tot 10°C 25 Instelbereik 15°C tot 30°C 8 9 A Ingesteld CV vermogen Ingesteld ww vermogen Min.aanvoertemperatuur van de stooklijn Min.buitentemperatuur van de stooklijn Max. buitentemperatuur van de stooklijn CV-pomp nadraaitijd na CV bedrijf CV-pomp nadraaitijd na boiler bedrijf Stand driewegklep Toegang tot installateurinstellingen. De servicecode moet ingegeven worden (=15).
7.5 Instellen pompstand De schakelaar voor het instellen van de pompstand bevindt zich op het aansluitkastje van de CV pomp. (Fabrieksinstelling stand III) 1. Stel de pompstand in afhankelijk van het ingestelde maximaal vermogen en de waterzijdige weerstand van de installatie. Zie diagram: Drukverlies toestel en opvoerhoogte pomp, type Ups 50-130, standen I, II en III. 2. Controleer het temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour van het toestel: dit moet ongeveer 20°C bedragen.
7.8 Gas-luchtregeling De gas-/luchtregeling is in de fabriek ingesteld en behoeft in principe geen aanpassingen. De afstelling kan gecontroleerd worden door het CO2 percentage in de verbrandingsgassen te meten. Gassoort Gascategorie CO2% op Laagstand (L) (service en -) met open mantel CO2% op Hoogstand (H) (service en +) met open mantel Gasvoordruk (mBar) Ø gasdoseerring (mm) Minimaal toerental (% van max) (parameter d) Min.
8 STORINGEN 8.1 Storingscodes Als het service display op het bedieningspaneel knippert detecteert de branderautomaat een fout. Bij verschillende storingen toont het temperatuurdisplay een aanvullende code. Als de storing is verholpen kan de branderautomaat opnieuw gestart worden: Druk daarvoor 5 seconden op de reset knop op het bedieningspaneel.
8.2 Overige storingen 8.2.1 Brander ontsteekt niet Mogelijke oorzaken: Oplossing: Gaskraan is dicht. Ja Zet gaskraan open. Ja Ontlucht de gasleiding. Ja Neem contact op met het gasbedrijf. Ja Vervang ontsteekpen. Ja Controleer de bekabeling. Controleer de bougiedop. Vervang de ontsteekunit. Ja Neem contact op met uw leverancier. Ja Controleer de bedrading. Controleer de zekering. Vervang eventueel de ventilator. Ja Reinig de ventilator. Ja Neem contact op met uw leverancier.
8.2.3 Brander resoneert Mogelijke oorzaken: Oplossing: Voordruk te laag. Ja Mogelijk is de huisdrukschakelaar defect. Neem contact op met het gasbedrijf. Ja Controleer de verbrandingsgasafvoer en luchttoevoer. Ja Neem contact op met uw leverancier. Nee Recirculatie verbrandingsgassen. Nee Gas- luchtregeling niet goed ingeregeld. 8.2.4 Geen verwarming (CV) Mogelijke oorzaken: Oplossing: Kamerthermostaat/weersafhankelijke regeling niet gesloten of defect. Ja Controleer de bedrading.
8.2.6 Het vermogen is verminderd Mogelijke oorzaken: Oplossing: Op hoog toerental is het vermogen met meer dan 5% afgenomen. 8.2.7 Ja Controleer toestel en afvoersysyteem op vervuiling. Reinig toestel en afvoersysteem. Ketel brandt op G25 i.p.v. G20 Geen warmwater (WW) Mogelijke oorzaken: Oplossing: Stromingsschakelaar schakelt niet. Ja Vervang de stromingsschakelaar. Ja Controleer de bedrading volgens het schema. Ja Vervang S3. Ja Zie Brander ontsteekt niet.
8.2.10 Boiler wordt niet opgewarmd Mogelijke oorzaken: Oplossing: Boilersensor S4 defect, kabelboom defect of aansluiting los Ja Controleer de kabelboom op los contact controleer de boilersensor S4 Ja Ontlucht de pomp, reinig de waaier.
9 ONDERHOUD 9.1 Reiniging exterieur Het toestel kan met een vochtige doek gereinigd worden. Gebruik geen agressieve of schurende schoonmaak- of oplosmiddelen. 9.2 Periodieke reiniging en controle Het toestel en de installatie dienen elk jaar door een erkend vakman gecontroleerd en zo nodig gereinigd te worden. 1. 2. 3. 4. 5. Schakel het toestel uit met de aan/uit toets op het bedieningspaneel. Neem de stekker uit de wandcontactdoos. Neem de “schermkap onder” van het toestel. Sluit de gaskraan.
10 TECHNISCHE SPECIFICATIES 10.1 Aardgas Toestel type Gasvoordruk Toestel categorie Ingestelde gassoort B23; B33; C13; C 33; C 43; C53; C83 20/25 mbar BE: I2E (S) B, I3P; LU: II2E3P G20/G25 Technische gegevens Comfort Line Tapwater Nom. belasting bovenwaarde Nom. belasting onderwaarde Nom. belasting onderwaarde Nom. vermogen kW kW kW kW G20 G20 G25 G20 8,0 – 36,3 7,2 – 32,7 5.9 - 26.8 8,0 - 31,5 CV Nom. belasting bovenwaarde Nom. belasting onderwaarde Nom. belasting onderwaarde Nom.
10.2 Propaan Toestel type Gasvoordruk Toestel categorie Ingestelde gassoort B23; B33; C13; C 33; C 43; C53; C83 37 mbar BE: I2E (S) B, I3P; LU: II2E3P G31 Technische gegevens Comfort Line Tapwater Nom. belasting bovenwaarde Nom. belasting onderwaarde Nom. Vermogen kW kW kW G31 G31 G31 8,0 – 36,3 7,2 – 32,7 8,0 - 31,5 CV Nom. belasting bovenwaarde Nom. belasting onderwaarde Nom. vermogen bij 80/60°C Nom.
10.3 Elektrisch schema 10.
Garantiebepalingen Met inachtname van de hieronder vermelde voorwaarden garandeert ACV Belgium tegenover de erkende installateur de deugdelijkheid van de gebruikte materialen, alsmede de goede werking van haar Centrale Verwarmingsproducten, indien gebruikt voor het doel, waarvoor deze worden geleverd. In de voorkomende gevallen, dienen wij in de gelegenheid te worden gesteld, zo nodig ter plekke ons te kunnen vergewissen omtrent de deugdelijkheid van de garantieaanspraak.
ACV Belgium 88205701_Inst_CL Kerkplein 39 B-1601 RUISBROEK tel. +32 - 2334 82 40 fax. +32 - 2334 82 59 www.acv-world.com Eine deutschsprachige Version ist verfügbar.