Instructions

4. Stroomvoorziening
I. Batterijen
1. De functie-keuzeschakelaar op de positie „OFF“ zetten en dan de frequentie-
keuzeschakelaar op de juiste frequentie instellen.
2. Aan de achterkant van het apparaat de stekker van de batterijkast uit de ingang
(batterij 6V) trekken en dan de schuif de batterijbox zijdelings weg van de
eenheid.
3. Open de afdekking van de batterijbox door de schroeven los te draaien en plaats
vier alkaline batterijen van het type „D“ (LR20/UM1). Erop letten dat de polariteit
van de batterijen overeenkomt met de markering in de kast.
4 Sluit de batterijbox en schuif deze opnieuw op de hoofdeenheid.
5. Verwijder de waterbeschermstop (afbeelding nummer 3) van de aansluiting
„Batterij in 6V“ en plug er de 3,5 mm stekker van de batterijbox in. Bewaar de
waterbeschermstop om de batterij-aansluiting af te sluiten bij gebruik met de
lichtnetadapter. Ter controle de t Bij gebruik met batterijen gebeurt de activering,
ongeacht de instelling CON of M/S, altijd door de PIR om een langere bedrijfsduur
te garanderen. Schuif daarna de frequentiekeuzeschakelaar naar de gewenste
frequentie.
6. Testknop drukken. De LED weergave gaat aan en er klinkt een hoog toonsignaal
als de installatie correct werd uitgevoerd.
Opmerking:
Bij gebruik van hoogwaardige alkaline-batterijen is de gemiddelde
gebruiksduur ca. 6 maanden.