User manual
Ga in geval van twijfel altijd te rade bij een vakman.
Bevestig één temperatuursensor op de uitgaande leiding en de andere op de retourleiding.
De sensor op de uitgaande leiding heeft gewoonlijk de hoogste temperatuur en wordt na een korte meettijd automatisch als T1
gedetecteerd.
Om zo geen onbetrouwbare metingen te verkrijgen, moeten de sensoren op een afstand van 20-40 cm van de boiler liggen. Dit
hangt af van de warmtegeleidbaarheid van het gebruikte buismateriaal.
Om een goed warmtegeleidend contact te verwezenlijken, moeten de sensoren met de vlakke kant rechtstreeks tegen de buis
aanliggen.
De bijgevoegde veer en spanketting zorgen voor een goed contact en een betrouwbare bevestiging.
OPGELET!Om oogletsels te vermijden moet u er bij de montage voor opletten dat de veer niet weg kan springen. Als de buizen
bekleed zijn met isolatiemateriaal, verwijder dan dit materiaal op de voorziene plaats of breng de temperatuursensor eronder aan.
Inbedrijfstelling
Sluit het huis na de wandmontage en de bevestiging van de temperatuursensor. Nu kunt u het toestel met het 230 V- stopcontact
verbinden. Er volgt een initialisatie gedurende ca. 2 seconden. Tijdens deze initialisatie verschijnt de naam van de fabrikant op het
display en de uitgangscontactdoos wordt gedurende meerdere seconden geschakeld. Daarbij gaat het lampje “Pumpe in Betrieb”
(Pomp in bedrijf) branden. Verbind nu de circulatiepomp met de uitgangscontactdoos.
Bediening
Voorbeeld van het display (in modus M3)
Stanndaadweergave
M3 = ingestelde modus
Dag van de week met tijdstip
T1= temperatuur van de uitgaande leiding
T2= temperatuur van de retourleiding
Algemeen
De bediening en de instelling van het toestel gebeuren d.m.v. de vier knoppen onder het display.
Op het display worden de ingestelde gegevens en waarden getoond. Het display wordt verlicht zodra een knop wordt ingedrukt.
De verlichting dooft automatisch wanneer binnen 60 s geen knop meer wordt ingedrukt. Zo ook wordt na 60 s automatisch van elk
submenu naar het hoofdmenu omgeschakeld wanneer geen knop meer ingedrukt wordt.
Druk na afloop van de instellingen op de knop “Zurück” (Terug) tot het display weer in de standaardweergave komt.
De knoppen hebben de volgende functies:
Toets “Menü” (Menu)
• Oproepen van het instelmenu
• Oproepen van het weergegeven menupunt
• Verschuiven van de cursor
• Opslaan van de gewijzigde waarden
Knop “Zurück” (Terug)
• Terug naar het vorige menupunt
• Annuleren van het menupunt zonder op te slaan
Knoppen “pijl omhoog” en “pijl omlaag”
• Kiezen van menupunten
• Veranderen van de waarden
Instellingen van de 4 modi (M1-M4)
Aanwijzing: Alle individuele instellingen worden permanent in de EEPROM opgeslagen zodat ze ook bij het uitvallen van de stroom
en een lege bufferbatterij bewaard blijven.
In alle modi kan de uitschakeltijd (pomp UIT) tussen 20:00 – 23:45 en tussen 0:15 – 7:45 in stappen van 15 minuten worden
ingesteld. Tussen 23:45 – 0:15 uur is de pomp altijd uitgeschakeld.
De modi M1 en M2 worden het meest gebruikt en zijn onmiddellijk bedrijfsklaar.
In de modus M1 (dagelijkse looptijd) zijn volgende waarden vast ingesteld:
- Maximale looptijd van de pomp: 15 minuten
- Meetinterval: 30 minuten
Deze waarden kunnen niet veranderd worden.
In de modus M2 (dagelijkse looptijd) zijn volgende waarden vast ingesteld:
- Maximale looptijd van de pomp: 15 minuten
- Meetinterval: 60 minuten
Deze waarden kunnen niet veranderd worden.
In de modus M3 (dagelijkse looptijd) kunnen de volgende waarden individueel aan uw dagelijkse behoeften worden aangepast.
- Maximale looptijd van de pomp tussen 1 en 30 minuten, instelbaar in stappen van 1 minuut.
- Meetinterval van 0 tot 4 uur, instelbaar in stappen van 15 minuten
In de modus M4 (twee verschillende looptijden) kunt u een onderscheid maken tussen dag van de week (Ma-Vr) [Mo- Fr] en
weekend (Za-Zo) [Sa-So] en de volgende waarden veranderen.
- Maximale looptijd van de pomp van 1 tot 30 minuten, instelbaar in STAPPEN van 1 minuut
- Meetinterval van 0 tot 4 uur, instelbaar in sappen van 15 minuten










