Operation Manual

DNA-monster – is een specimen afgenomen bij een individu. Hiervoor wordt
gebruikgemaakt van een steriel staafje met een absorberend middel, dat
het DNA van het individu opneemt.
Droog verdrinken – is een situatie waarin de luchtpijp afsloten raakt door
samentrekkingen. Water en lucht kunnen de longen daardoor niet meer
binnendringen.
Droogruimte – is een ruimte in het forensisch laboratorium waar nat,
biologisch materiaal wordt uitgelegd of opgehangen om te drogen, waarna
het kan worden onderzocht en opgeslagen.
Ecosysteem – geheel van planten- en dierengemeenschappen in een terri-
torium, gezien in wisselwerking met hun omgeving.
Electronic Polymer Sensor Proboscis – is een middel, bestaande uit poly-
meren (plastics) en geleidend materiaal, waarmee geuren kunnen worden
opgenomen en geïdentificeerd.
Elektroforese – een methode om DNA op te splitsen met behulp van elek-
trische lading.
Elektrothermische atomizer – een apparaat waarmee kan worden aange-
toond dat een kunstwerk vervalst is doordat het nieuwe stoffen in verf kan
opsporen.
Epitheelcellen – kerncellen die voorkomen in de huid en de wanden van interne
organen.
Exemplar – is een bekend monster dat gebruikt wordt om er onbekende
monsters, afkomstig van de plaats van delict, mee te vergelijken. Bijvoorbeeld
vingerafdrukken of het handschrift van een verdachte.
Fenolftaleïne – een stof die gebruikt wordt bij onderzoek van bloedsporen.
Foam cone – is het residu van vloeistof of slijm achtergebleven op de mond
van een verdronken slachtoffer.
Forensisch botanist – een wetenschapper die met zijn kennis van planten
helpt misdrijven op te lossen.
Formaline – een vloeibare, chemische stof door wetenschappers gebruikt
om weefselmonsters (zoals de hersenen) in te bewaren, die nader moeten
worden bestudeerd.
Fosfaten – zouten die voorkomen in kunstmest en wasmiddelen. Fosfaten
kunnen de groei van organismen aantasten en de balans in ecosystemen
verstoren.
FT-IR (Fourier Transform Infrared) – een spectrometer waarbij gebogen spie-
gels worden gebruikt om de absorptiepatronen bij zeer kleine monsters zicht-
baar te maken. Wordt vaak gebruikt om verfsporen, drugs, explosieven en
vezels op te sporen.
Gaschromatografie / massaspectrometrie – een methode waarbij samen-
gestelde stoffen worden gesplitst in afzonderlijke elementen.
Glabella – is de plek tussen de wenkbrauwen op het menselijk hoofd (ook
wel mesophryon genoemd).
GRIM2 (Glass Refractive Index Measurement tool) – een methode die
gebruikt wordt om de brekingsindex van glas te bepalen. ICP (Inductively
Coupled Plasma Instrument) is bedoeld om de densiteit of massa per
volume-eenheid van een glasscherf te achterhalen. Door beide methoden toe
te passen, kunnen glasscherven als bewijsmateriaal dienen.
GSR (schotresten) – bij schotwonden kunnen rond de wond gas-, kruit- en
roetresten achterblijven. Die zijn er echter alleen als het wapen van dichtbij
– ca. 1 meter of minder – is afgevuurd.
Hematoma – verwijst naar een opeenhoping van bloed net onder de huid,
meestal een indicatie van inwendige bloedingen.
Hersenvlies – het vlies dat de elementen van de hersenen omvat (dura mater,
pia mater, arachnoid).
27
WOORDENLIJST
CSI.handleiding 25-07-2006 11:17 Pagina 27