Funk-Management Funk-Management HOME-CONTROLLER 325 324 23 12.2003 J:0082532423 Handboek Art.-Nr.
Bedieningselementen en aansluitingen (1) Display met 7 regels (2) 4 functietoetsen (softkeys) (3) 12 toetsen (toetsenveld) (4) Chipkaartlezer (5) Netzaansluiting (6) Interface (Western-bus) (7) Digitale ingang (8) Temperatuursensor (9) Mastertoets Het standaarddisplay (10) Uur (11) Weekdag (12) DCF77 veldsterkteweergave (13) DCF77 ontvangstweergave (14) Toetsenbordblokkering (15) Symbool kort bericht (16) Symbool aanwezig/ afwezig (17) Menuregel functietoetsen (18) Temperatuurweergave (19)
HOME-CONTROLLER - Inleiding Inleiding Eerste overzicht Met de HOME-CONTROLLER (FMC 1000 NL) heeft u gekozen voor een moderne draadloze centrale, die u comfort en veiligheid in uw omgeving biedt. De HOME-CONTROLLER breidt uw draadloze installatie uit met tijdgestuurde en automatiserende functies voor belichting en jaloezieën. Zo kan hij bijvoorbeeld bij afwezigheid volgens uw ingestelde programma’s het licht inen uitschakelen en de jaloezieën openen en sluiten (aanwezigheidssimulatie).
HOME-CONTROLLER - Inleiding Aanwijzingen bij dit handboek Dit handboek bestaat uit 3 delen: 1.) De montage- en ingebruiknamehandleiding is bestemd voor de elektromonteur. Ze bevat belangrijke aanwijzingen voor de optimale installatie en programmering van de HOME-CONTROLLER. 2.) De bedieningshandleiding is in eerste instantie bestemd voor de klant. Ze legt de eerste stappen in de bediening uit en is ook nuttig bij verdergaande vragen. 3.
Montage en ingebruikname (voor de elektromonteur) -7- Montage en ingebruikname Funk-Management HOME-CONTROLLER
Montage en ingebruikname HOME-CONTROLLER - Inhoudsopgave Inhoudsopgave Montage- en ingebruiknamehandleiding 1.0 Montage en Ingebruikname ......................................................... 10 1.1 Leveringsinhoud ..................................................................... 10 1.2 Keuze van de montageplaats ................................................. 10 1.2.1 Aanwijzingen bij de draadloze werking ......................... 11 1.2.2 Draadloze transmissie ..................................
3.0 Componentenoverzicht ............................................................... 63 3.1 Wijzigen van een kamernaam ................................................ 64 3.2 Wijzigen van zenders en ontvangers ..................................... 65 3.3 Nieuwe zenders of ontvangers voorr bestaande kamers inteachen ................................................. 69 3.4 Speciale functies (vertaging, actie) ........................................ 71 4.0 Repeaterfuncties ...............................
Montage en ingebruikname 1.0 Montage en ingebruikname 1.0 Montage en ingebruikname Gevaarinstructie Opgelet! Inbouw en montage van elektrische apparaten mogen alleen worden uitgevoerd door een gespecialiseerde elektromonteur. 1.
- Om storende invloeden van andere elektrische apparaten op de draadloze transmissie te vermijden, moet u de montageplaats op ca. 0,5 m afstand van andere elektrische belastingen (bv. magnetron, hifi- en TVinstallaties) kiezen. - Om een optimale draadloze transmissie te garanderen, moet de montageplaats op voldoende grote afstand van grote metalen delen (bv. metalen deurframes of kasten) liggen.
Montage en ingebruikname 1.2.2 Draadloze transmissie 1.2.2 Draadloze transmissie De draadloze transmissie gebeurt via een niet-exclusief beschikbaar transmissiekanaal, daarom kunnen storingen niet worden uitgesloten. De draadloze transmissie is niet geschikt voor veiligheidstoepassingen, bv. noodstop, noodoproep.
1.3 Openen van de HOME-CONTROLLER Om de HOME-CONTROLLER te monteren of de batterijen de plaatsen resp. te vervangen, moet u de behuizing openen. Ga daarbij als volgt te werk: Gevaarinstructie Opgelet! Bij het openen van de HOME-CONTROLLER liggen in bepaalde omstandigheden stroomvoerende contacten vrij, waardoor er gevaar bestaat voor een elektrische schok. Trek daarom de netstekker van het apparaat uit de contactdoos of schakel de overeenkomstige zekering uit. 1.
Montage en ingebruikname 1.4 Batterijen plaatsen en vervangen 1.4 Batterijen plaatsen en vervangen Om de werking van de HOME-CONTROLLER bij stroomuitval te verzekeren, heeft u 5 microbatterijen (type: AAA 1,5 V LR 03) nodig. De batterijen vergemakkelijken ook het inteachen voor draadloze zenders en ontvangers. De laadtoestand van de batterijen wordt op het standaarddisplay aangegeven door het batterijsymbool (21). Lees ook in de bedieningshandleiding het hoofdstuk 1.2 "Het standaarddisplay".
Om de batterijen te plaatsen of te vervangen, gaat u als volgt te werk: 1. Trek de netstekker uit de contactdoos of schakel de overeenkomstige zekering uit. 2. Open de behuizing van de draadloze controller (cf. hoofdstuk 1.3) 3. Plaats de batterijen. Let daarbij overeenkomstig afb. 1.c op de correcte polariteit. Afb. 1.c: Batterijvak in de HOME-CONTROLLER - 15 - Montage en ingebruikname 1.
Montage en ingebruikname 1.5 Voeding 1.5 Voeding De draadloze controller kan via de meegeleverde voedingsleiding of een ter plaatse voorziene 230 V installatieleiding (wandcontactdoos) van spanning worden voorzien. Aanwijzing: Aanbevolen leiding voor doeltreffende snoerontlasting: H 03 VV-F 2x0,75 1. Open de behuizing van de draadloze controller (cf. hoofdstuk 1.3) 2. Verwijder de behuizing van de aansluitklemmen c door de bijbehorende schroef d los te draaien. 3. Open de snoerontlasting e. 4.
1.6 Opbouwmontage Aanwijzing • Voordat u de HOME-CONTROLLER monteert, is het zinvol om vooraf de aanwezige draadloze zenders en ontvangers in uw HOME-CONTROLLER in te teachen. Lees hiervoor het hoofdstuk 2.0 "Eerste ingebruikname". • Neem bij de keuze van de montageplaats ook het hoofdstuk 2.1 "Instellen van de klok" in acht, om een optimaal DCF77-signaalontvangst te garanderen. • Om ervoor te zorgen dat het display goed kan worden afgelezen, mag u de HOME-CONTROLLER niet in direct zonlicht monteren.
Montage en ingebruikname 2.0 Eerste ingebruikname 2.0 Eerste ingebruikname Maak u eerst vertrouwd met de bediening van het menu van de HOME-CONTROLLER. Uitvoerige bedieningsaanwijzingen vindt u in de bedieningshandleiding in het hoofdstuk 1.0 "Inleiding"; hier in het bijzonder in het subhoofdstuk 1.3 "Bedieningsaanwijzingen".
Volg voor de eerste ingebruikname de instructies van de assistent voor de eerste ingebruikname op het display van de HOME-CONTROLLER: 2.0.1 Bevestig het welkomstbeeldscherm met "Verder" 2.0.2 Bevestig het volgende informatiebeeldscherm met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.0.3 Om het ingebruiknamevenster "Klok instellen" te starten, drukt u op "Ja". Lees daarna verder in hoofdstuk 2.1. Met "Nee" gaat u naar het volgende ingebruiknamevenster (hier: "Repeater").
Montage en ingebruikname 2.1 Instellen van de klok 2.1 Instellen van de klok De draadloze controller is uitgerust met een draadloze DCF77-ontvanger. Zodra de HOME-CONTROLLER zich binnen een straal van ca. 1500 km van de draadloze tijdsignaalzender (DCF77) in Frankfurt in Duitsland bevindt, kan de weergave van datum en tijd worden gesynchroniseerd met de tijdsignaalzender DCF77.
2.1.1 Wanneer DCF-ontvangst mogelijk is, selecteert u hier "DCF aan" (verder met 2.2.1). Anders selecteert u "DCF uit" (verder met 2.1.2). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.1.2 Bij "DCF uit" moet u hier de datum instellen. De weekdag wordt automatisch toegewezen. Stel de datum rechtstreeks in met de cijfertoetsen. Met " =" en " > " kan u de datum dag per dag langzaam (toets kort indrukken) of snel (toets langer indrukken) veranderen. Bevestig uw keuze met "Ok".
Montage en ingebruikname 2.2 Aanmelden van een externe repeater 2.2 Aanmelden van een externe repeater Met een externe repeater kan het bereik en daardoor het werkgebied van een draadloos systeem worden vergroot. Afb. 2.a: Repeaterfunctie De repeater c ontvangt radiotelegrammen d van de draadloze zenders e en zendt deze na een controle met maximaal vermogen weer uit. De telegram wordt door een draadloze ontvanger f ontvangen en geanalyseerd.
2.2.1 Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.2.2 Indien in uw draadloze installatie geen repeater is gebruikt, kiest u hier "nee", anders "ja". U kan een externe repeater ook achteraf in de HOME-CONTROLLER aanmelden. Selecteer daarvoor in het menu "Configuratie - Systeem Repeater". Verder kan de draadloze controller ook zelf als repeater worden gebruikt. Lees daarvoor hoofdstuk 4 van de montage- en ingebruiknamehandleiding.
Montage en ingebruikname 2.3 Inteachen van draadloze ontvangers 2.3 Inteachen van draadloze ontvangers Om uw aanwezige draadloze ontvangers (bv. schakel-, dim-, jaloezieactoren) in tijdgestuurde programma’s van de HOME-CONTROLLER op te nemen, moet u eerst de HOME-CONTROLLER in deze draadloze ontvanger inteachen. Dit gebeurt met behulp van het ingebruiknamevenster "nieuwe ontvanger", dat een bestanddeel is van de assistent voor de eerste ingebruikname.
2.3.1 Bevestig de informatietekst voor het inteachen van draadloze ontvangers met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.3.2 Aan de ontvanger moet u eerst een kamer toewijzen. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.3.3 In de kamerlijst kan u een aanwezige kamer selecteren (verder met 2.3.7) of een nieuwe kamer aanmaken. Om een nieuwe kamer aan te maken, moet u kiezen (verder met 2.3.4).
Montage en ingebruikname 2.3 Inteachen van draadloze ontvangers 2.3.6 In dit beeldscherm kan u de geselecteerde kamernaam bewerken of de nieuwe kamernaam invoeren. De naam mag tot 16 karakters lang zijn. Gebruik voor de tekstinvoer het toetsenveld (cf. uitklappagina (3)). Met "Abc" schakelt u om tussen hoofdletters en kleine letters. Met "<-" wist u het laatste karakter. Heeft u een kamernaam aangemaakt, bevestig deze dan met "Ok". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.3.
2.3.10 Selecteer nu voor uw draadloze ontvanger (hier: dimactor) een naam uit de lijst of kies om een nieuwe naam aan te maken. Bevestig uw selectie met "Kiezen". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.3.11 In het volgende beeldscherm kan u de geselecteerde naam bewerken of de nieuwe naam invoeren. De naam mag tot 16 karakters lang zijn. Gebruik voor de tekstinvoer het toetsenveld (cf. uitklappagina (3)). Met "Abc" schakelt u om tussen hoofdletters en kleine letters.
Montage en ingebruikname 2.3 Inteachen van draadloze ontvangers 2.3.12 Breng de HOME-CONTROLLER binnen een straal van 5 m van uw draadloze ontvanger en schakel de draadloze ontvanger in de programmeermodus (zie bedieningshandleiding van de draadloze ontvanger). Bevestig met "Verder". De HOME-CONTROLLER stuurt nu inteach-telegrammen. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.3.
Indien u het ingebruiknamevenster "nieuwe ontvanger" rechtstreeks uit het menu heeft opgeroepen, keert u met "Nee" terug naar het menu. Indien u zich in de eerste ingebruikname bevindt, volgt nu door het indrukken van "Nee" het ingebruiknamevenster "nieuwe zender" (stap 2.3.16). 2.3.16 Om het ingebruiknamevenster "nieuwe zender" te starten, drukt u op "Ja". Lees daarna verder in hoofdstuk 2.4. Met "Nee" gaat u naar het volgende ingebruiknamevenster (hier: "nieuw programma").
Montage en ingebruikname 2.4 Inteachen van draadloze zenders 2.4 Inteachen van draadloze zenders Alle draadloze zenders (bv. hand- of muurzenders), die met functies in de HOME-CONTROLLER moeten worden verbonden, moeten in de HOMECONTROLLER worden ingeteacht. Dit gebeurt met behulp van het ingebruiknamevenster "nieuwe zender", dat een bestanddeel is van de assistent voor de eerste ingebruikname.
2.4.1 Bevestig de informatietekst voor het inteachen van draadloze zenders met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.4.2 Aan de zender moet u eerst een kamer toewijzen. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.4.3 In de kamerlijst kan u een aanwezige kamer selecteren (hier bv. woonkamer) (verder met 2.4.7) of een nieuwe kamer aanmaken. Om een nieuwe kamer aan te maken, moet u kiezen (verder met 2.4.4).
Montage en ingebruikname 2.4 Inteachen van draadloze zenders 2.4.6 In dit beeldscherm kan u de geselecteerde kamernaam bewerken of de nieuwe kamernaam invoeren. De naam mag tot 16 karakters lang zijn. Gebruik voor de tekstinvoer het toetsenveld (cf. uitklappagina (3)). Met "Abc" schakelt u om tussen hoofdletters en kleine letters. Met "<-" wist u het laatste karakter. Heeft u een kamernaam aangemaakt, bevestig deze dan met "Ok". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.4.
2.4.10 Selecteer nu voor uw draadloze zender (hier: handzender) een naam uit de lijst of definieer via een nieuwe naam. Bevestig uw selectie met "Kiezen". 2.4.11 In het volgende beeldscherm kan u de geselecteerde naam bewerken of de nieuwe naam invoeren. De naam mag tot 16 karakters lang zijn. Gebruik voor de tekstinvoer het toetsenveld (cf. uitklappagina (3)). Met "Abc" schakelt u om tussen hoofdletters en kleine letters. Met "<-" kan u het laatste karakter wissen.
Montage en ingebruikname 2.4 Inteachen van draadloze zenders 2.4.12 Bij het inteachen van een draadloze zender is de gevoeligheid van de HOME-CONTROLLER tot ca. 5 m gereduceerd. De afstand tussen de draadloze zender en de HOME-CONTROLLER moet daarom tussen 0,5 m en 5 m liggen. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.4.13 Stuur een leerzame telegram naar uw draadloze zender (zie bedieningshandleiding van de draadloze zender).
Indien u het ingebruiknamevenster "nieuwe zender" rechtstreeks uit het menu heeft opgeroepen, keert u met "Nee" terug naar het menu. Indien u zich in de eerste ingebruikname bevindt, volgt nu door het indrukken van "Nee" het ingebruiknamevenster "nieuw programma" (stap 2.4.16). 2.4.16 Om het ingebruiknamevenster "nieuw programma" te starten, drukt u op "Ja". Lees daarna verder in hoofdstuk 2.5. Met "Nee" gaat u naar het volgende ingebruiknamevenster (hier: "nieuwe verbinding").
Montage en ingebruikname 2.5 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 2.5 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s In programma’s kan u aan uw eerder ingeteachte draadloze ontvangers acties toewijzen, die op bepaalde tijdstippen worden afgewerkt. Het aanmaken van programma’s gebeurt met behulp van het ingebruiknamevenster "nieuw programma", dat een bestanddeel is van de assistent voor de eerste ingebruikname.
Astrotijd De schakeltijden, die u in programma’s opslaat, kunnen op uw verzoek automatisch worden aangepast aan de astrotijd (verloop van de zonsopgang en zonsondergang). Hierbij wordt in principe een onderscheid gemaakt tussen schakeltijden voor jaloezieën en verlichting. WZ KW 5 Jan. 10 15 Apr. 20 25 30 Jul. 35 40 45 Okt. 3 50 Dez. SZ 4 Duisterness 4 5 5 6 6 7 7 8 8 9 9 10 Daglicht 15 16 16 17 17 18 18 19 19 20 20 21 Duisterness 21 KW 5 WZ Jan. 10 15 Apr.
Voorbeeld jaloezie: Ma - Za: 06:30 u jaloezie openen Ma - Za: 19:10 u jaloezie sluiten 15 16 17 18 19 20 21 Uitgevoerde omhoog-tijd Daglicht Duisternis 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Kalenderweek Uitgevoerde omlaag-tijd •• • Duisternis Geprogrammeerde omlaag-tijd 19.10 uur 4 5 6 7 8 9 10 Geprogrammeerde omhoog-tijd 6.30 uur De jaloezie opent ’s ochtends met de zonsopgang – ten vroegste echter om 6:30 uur – en sluit ’s avonds bij zonsondergang – ten laatste echter om 19:10 uur.
Astrotijd-verschuiving De verschuiving van de astrotijd maakt de individuele aanpassing van de in de fabriek voorberekende tijden voor zonsopgang en zonsondergang (cf. Afb. 2.c) aan de plaatselijke omstandigheden mogelijk. De verschuiving wordt voor alle dagen in het jaar uitgevoerd en bedraagt maximaal ± 120 min. Voorbeeld 1: Het terras ligt aan de zuidwestzijde van het huis. Daar zal het dus nog iets langer licht blijven, omdat de zon in het westen ondergaat.
Montage en ingebruikname 2.5 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Werkwijze bij het aanmaken van tijdgestuurde programma’s 2.5.1 Bevestig de informatietekst voor het aanmaken van een nieuw programma met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.5.2 Aan het programma moet u eerst een naam geven. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.5.
2.5.5 Bevestig de informatietekst voor het gebruik van de astrofunctie met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.5.6 Indien u de astrofunctie in dit programma wilt gebruiken, bevestigt u met "Ja". U kan dan later nog individueel bij ieder schakeltijdstip de astrofunctie toelaten (verder met beeldscherm 2.5.7). Indien u in dit programma de astrofunctie niet wilt gebruiken, drukt u op "Nee" (verder met 2.5.10). 2.5.
Montage en ingebruikname 2.5 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 2.5.10 Vervolgens kan u de weekdagen bepalen, waarop de gewenste actie moet worden uitgevoerd. De actie (bv. schakelactor inschakelen of jaloezie sluiten) legt u aan het einde van dit dialoogvenster vast. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.5.11 Kies nu een vastgelegd weekschema (hier: Ma tot Vr). Dit kan u dan in het volgende beeldscherm nog veranderen.
2.5.14 Stel de tijd direct in met de cijfertoetsen. Daarnaast kan u de tijd ook met "=" en ">" minuut per minuut langzaam (toets kort indrukken) of snel (toets langer indrukken) veranderen. Bevestig uw keuze met "Ok". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.5.15 Alleen wanneer u voor dit programma de astrofunctie gebruikt (cf. beeldscherm 2.5.6), kan u nu voor de eerder gekozen schakeltijd de astrofunctie met "Ja" toelaten of met "Nee" blokkeren. 2.5.
Montage en ingebruikname 2.5 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 2.5.18 In de volgende lijst verschijnen alleen de ontvangertypes, die ook in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn. Selecteer hier eerst een ontvangertype (verder met 2.5.19). De selectie van "alle" maakt het mogelijk om lichtscènes op te roepen voor alle beschikbare ontvangertypes (verder met 2.5.20). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.5.
Betekenis van de acties Aanwijzing: Indien u voor een ontvanger een speciale functie voorziet, kan er na de uitvoering van de hier beschreven acties nog een speciale functie worden uitgevoerd. Lees hiervoor ook het hoofdstuk 3.4 "Speciale functies". Schakelen (alleen bij: schakel- en dimactoren) Aan / Uit De geselecteerde ontvanger wordt in- of uitgeschakeld. Dimmen (alleen bij: dimactoren) Dimniveau De dimactor kan op een bepaald dimniveau worden gedimd.
Montage en ingebruikname 2.5 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Tasten (alleen bij: tastactoren) Activeren Bij de geselecteerde tastactor wordt een tastimpuls geactiveerd. Lichtscène (alleen bij: schakel-, dim-, jaloezieactoren en alle) Lichtscène 1-5 De waarde van de opgeroepen lichtscène wordt ingesteld. Bij een jaloezie kan slechts één van de beide eindposities in een lichtscène opgeslagen zijn. Alles-Aan / Alles-Uit Bij de geselecteerde ontvanger wordt de functie Alles-Aan of Alles-Uit uitgevoerd.
Aanwezigheid (alleen bij: alle) Gaan De laatste helderheidswaarden van de verlichting en de eindposities van de jaloezie worden opgeslagen. Daarna wordt Alles-Uit doorgestuurd. Komen Afhankelijk van de gedefinieerde speciale functies (vertraging, actie) van de draadloze ontvanger zijn 3 verschillende reacties mogelijk: - Vertraging: 0 min; actie: De voor het Gaan opgeslagen waarde wordt bij het Komen opnieuw hersteld. Neem hiervoor ook de aanwijzing in het hoofdstuk X.Y in acht.
Montage en ingebruikname 2.5 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 2.5.22 Nadat u een actie heeft geselecteerd, kan de schakeltijd worden aangemaakt. Bevestig hier met "Ok". Met "Terug" keert u terug naar de actieselectie (beeldscherm 2.5.21). 2.5.23 Om aan het programma nog een andere schakeltijd toe te voegen, kiest u "Ja". De aanmaak van de schakeltijd voor dit programma begint dan weer met beeldscherm 2.5.10.
2.6 Aanmaken van verbindingen Met een verbinding kan u met een zender via de draadloze controller een ontvanger aansturen. Deze verbinding kan u afhankelijk maken van de tijd en/of van de toestand van een andere zender. Voorbeeld: De schakelactor in de werkkamer mag via de handzender alleen kunnen worden ingeschakeld, wanneer in de gang de wandzender kanaal 1 is ingeschakeld (centrale functie). Verder mag een bediening alleen van maandag tot vrijdag tussen 18:00 en 23:00 uur mogelijk zijn.
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen d Voorwaarde (zendertoestand): Ö hier: wandzender kanaal 1 ingeschakeld De ontvanger kan pas worden aangestuurd, wanneer de voorwaarde is vervuld. Een voorwaarde omvat een bepaalde zendertoestand. Een verbinding moet niet noodzakelijk een voorwaarde omvatten. e Trigger (zender): Ö hier: handzender De zender die op uw ontvanger een actie activeert, wanneer de periode en eventueel de voorwaarde zijn vervuld.
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen Afb. 2.e: Verloop bij het aanmaken van verbindingen Het aanmaken van verbindingen gebeurt met behulp van het ingebruiknamevenster "nieuwe verbinding", dat een bestanddeel is van de assistent voor de eerste ingebruikname. Om ook na de eerste ingebruikname nog nieuwe verbindingen te kunnen aanmaken, kan u het ingebruiknamevenster "nieuwe verbinding" ook rechtstreeks in het hoofdmenu oproepen onder "Configuratie – Verbinding – ".
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen 2.6.1 Bevestig de informatietekst voor het aanmaken van een nieuwe verbinding met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.6.2 Aan de verbinding moet u eerst een naam geven. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 2.6.3 Selecteer uit de namenlijst een naam voor de verbinding of kies om een nieuwe verbindingsnaam aan te maken. Bevestig uw selectie met "Kiezen".
2.6.5 Als eerste selecteert u de ontvanger, waarop uw verbinding moet inwerken. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.6.6 Selecteer hier de kamer waarin de gewenste ontvanger zich bevindt (hier: werkkamer). Om kameroverschrijdend alle ontvangers of alle ontvangers van hetzelfde type aan te spreken, kiest u hier "Centrale functie". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.6.
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen 2.6.9 Stel de regel voor uw verbinding samen. De regel bestaat uit een tijd, een voorwaarde, een trigger en eventueel een actie. Begin met de selectie van de weekdagen voor de tijd. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. Aanmaken van een tijd Als eerste kan u de weekdagen en de tijdsduur, gedurende welke de verbinding kan worden uitgevoerd, vastleggen. 2.6.
2.6.12 Na de selectie van de weekdagen legt u als volgende de periode voor de regel vast bestaande uit de start- en eindtijd. Begin met de invoer van de starttijd. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.6.13 Stel de starttijd direct in met de cijfertoetsen. Daarnaast kan u de tijd ook met "=" en ">" minuut per minuut langzaam (toets kort indrukken) of snel (toets langer indrukken) veranderen. Bevestig uw keuze met "Ok".
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen Aanmaken van een voorwaarde Als volgende kan u voor de regel een voorwaarde vastleggen. De ontvanger kan pas worden aangestuurd, wanneer de voorwaarde is vervuld. De voorwaarde bestaat uit een bepaalde zendertoestand (bv. wandzender gang kanaal 1 ingeschakeld). Aanwijzing De zender, die als voorwaarde moet worden gebruikt, moet in de draadloze controller ingeteacht zijn. Hij hoeft echter in geen andere draadloze ontvanger ingeteacht te zijn. 2.6.
2.6.19 Wanneer u een voorwaarde wilt gebruiken, moet u eerst de draadloze zender selecteren. Bevestig de informatietekst met "Verder". Aanwijzing: Een draadloze observer is niet geschikt als voorwaarde. 2.6.20 Selecteer hier de kamer, waarin de gewenste zender zich bevindt (hier: gang). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.6.21 In de volgende lijst verschijnen alleen de zendertypes, die ook in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn.
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen 2.6.24 Kies het kanaal van de zender. De hier weergegeven selectie is afhankelijk van de eerder geselecteerde zender. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.6.25 Kies nu nog de toestand, waarbij de voorwaarde vervuld moet zijn. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm.
Selectie van een trigger (zender) Hierna kan een trigger voor de regel worden gedefinieerd. De trigger is de zender die op uw ontvanger een actie activeert, wanneer de periode en eventueel de voorwaarde zijn vervuld. 2.6.26 Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.6.27 Indien u in deze regel een trigger wilt gebruiken, bevestigt u met "Ja". Lees daarna verder onder 2.6.29. Anders kiest u "Nee" en leest u verder onder 2.6.30. 2.6.
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen 2.6.30 Selecteer hier de kamer, waarin de gewenste zender (trigger) zich bevindt (hier: werkkamer). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 2.6.31 In de volgende lijst verschijnen alleen de zendertypes, die ook in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn. Selecteer hier eerst een zendertype (hier: handzender). 2.6.32 Er volgt een lijst met de zenders die in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn (hier: handzender).
Selectie van een actie Indien als trigger (zender) een aanwezigheidsmelder of observer is geselecteerd, kan u ook de uit te voeren actie afhankelijk van de ontvanger vrij kiezen. Anders zijn er de volgende vaste toewijzingen: - Indien een bepaalde ontvanger werd geselecteerd en als trigger een kanaal- of lichtscènetoets, dan vervalt de actiekeuze, aangezien de desbetreffende functie (bv. in-/ uitschakelen, lichtscène 3) direct wordt uitgevoerd.
Montage en ingebruikname 2.6 Aanmaken van verbindingen Wijzigen van verbindingen Om een aangemaakte verbinding te bewerken of te wissen, leest u in de bedieningshandleiding het hoofdstuk 3.2.3 "Wijzigen van verbindingen". Indien u het ingebruiknamevenster "nieuwe verbinding" rechtstreeks uit het menu heeft opgeroepen, keert u met "Nee" terug naar het menu. Indien u zich in de eerste ingebruikname bevindt, volgt met "Nee" nu het beeldscherm 2.6.36. 2.6.
3.0 Componentenoverzicht Na afloop van de eerste ingebruikname kan u een kameroverzicht van alle ingeteachte zenders en ontvangers in het menu oproepen onder "Configuratie - Componenten - Overzicht". Hier bestaat de mogelijkheid om individuele wijzigingen uit te voeren: 3.1 Wijzigen van een kamernaam 3.2 Wijzigen van zenders en ontvangers • Wijzigen van een zender- of ontvangernaam • Zender of ontvanger aan een andere kamer toewijzen • Wissen van een zender • Wissen van een ontvanger 3.
Montage en ingebruikname 3.1 Wijzigen van een kamernaam 3.1 Wijzigen van een kamernaam Om een aangemaakte kamernaam te wijzigen, selecteert u in het menu "Configuratie - Componenten - Overzicht". 3.1.1 U krijgt een lijst van de beschikbare kamers. Kies hier de kamer, waarvan u de naam wilt wijzigen (hier: werkkamer). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.1.2 Selecteer in dit menu "Naam wijzigen". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.1.
3.2 Wijzigen van zenders en ontvangers De volgende wijzigingen kan u bij ingeteachte zenders en ontvangers uitvoeren: • Wijzigen van een zender- of ontvangernaam • Zenders of ontvangers aan een andere kamer toewijzen • Wissen van een zender • Wissen van een ontvanger Om één van deze wijzigingen uit te voeren, selecteert u in het menu eerst "Configuratie - Componenten - Overzicht". Hier is bij wijze van voorbeeld de selectie van een zender beschreven, waaraan een wijziging wordt uitgevoerd.
Montage en ingebruikname 3.2 Wijzigen van zenders en ontvangers 3.2.4 U krijgt een lijst van de in de geselecteerde kamer beschikbare wandzenders. Selecteer de wandzender, waaraan u een wijziging wilt uitvoeren (hier: WZ gang). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.2.5 Selecteer in het menu het overeenkomstige menupunt voor de wijziging: • Wijzigen van een zender- of ontvangernaam Selecteer in het beeldscherm 3.2.5 "Naam wijzigen". 3.2.6.
• Zender of ontvanger aan een andere kamer toewijzen Selecteer in het beeldscherm 3.2.5 "Kamer toewijzen". 3.2.6.b In het volgende beeldscherm kan u dan een andere kamer voor de zender selecteren. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. • Wissen van een zender Selecteer in het beeldscherm 3.2.5 "Wissen". 3.2.6.c Om de geselecteerde zender echt te wissen, bevestigt u de controlevraag met "Ja". Anders selecteert u "Nee". • Wissen van een ontvanger Selecteer in het beeldscherm 3.2.
Montage en ingebruikname 3.2 Ändern von Sendern und Empfängern 3.2.6.e Om de verbinding tussen de draadloze controller en de ontvanger compleet te wissen, brengt u de draadloze controller binnen een straal van 5 m van uw draadloze ontvanger en schakelt u de draadloze ontvanger in de programmeermodus. (Lees daarvoor de bedieningshandleiding van de draadloze ontvanger). Door op "Verder" te drukken, wordt de ontvanger gewist. 3.2.6.
3.3 Nieuwe zenders of ontvangers voor bestaande kamers inteachen Naast het inteachen van zenders en ontvangers via de assistent voor de eerste ingebruikname is ook een snel inteachen van draadloze zenders of ontvangers voor reeds bestaande kamers mogelijk. Selecteer daarvoor in het menu eerst "Configuratie - Componenten - Overzicht". 3.3.1 U krijgt een lijst van de beschikbare kamers. Kies de kamer, waarvoor u een nieuwe zender of ontvanger wilt inteachen (hier: gang).
Montage en ingebruikname 3.3 Nieuwe zenders of ontvangers voor bestaande kamers inteachen 3.3.4 U krijgt een lijst met de in de geselecteerde kamer reeds beschikbare apparaten van het gekozen type. Selecteer hier "". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. Bij het inteachen van een nieuwe zender wordt u nu door de beeldschermen 2.4.9 tot 2.4.14 geleid (cf. hoofdstuk 2.4 Inteachen van draadloze zenders).
3.4 Speciale functies (vertraging, actie) Voor iedere individuele draadloze ontvanger kan u indien nodig de speciale functies vertragingstijd en actie instellen. Er zijn drie verschillende instelmogelijkheden: c Vertraging: 0 min; actie: Dit is de voorinstelling voor iedere ontvanger, d.w.z. de bijbehorende ontvanger voert geen speciale functies uit. Bij het oproepen van de functie Komen wordt de voor het Gaan opgeslagen waarde weer hersteld.
Montage en ingebruikname 3.4 Speciale functies (vertraging, actie) Technische aanwijzing draadloze verzonken schakelactor 1-kanaals Indien in uw draadloos systeem een draadloze verzonken schakelactor 1-kanaals wordt gebruikt, die niet met minstens R2 is gekenmerkt (zie opdruk), neem dan de volgende bijzonderheden in acht: Deze schakelactor slaat bij het oproepen van de functie Gaan of bij het opslaan van een lichtscène via de draadloze controller altijd de toestand "Uit" op.
Instelling van vertragingstijd en actie voor een ontvanger Om voor een bepaalde ontvanger de vertragingstijd en de actie in te stellen, selecteert u in het menu "Configuratie - Componenten - Overzicht". 3.4.1 Selecteer hier de kamer waarin zich de gewenste ontvanger bevindt (hier: werkkamer). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.4.2 Selecteer in het menu "Ontvanger". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.4.3 U krijgt een lijst met ontvangertypes.
Montage en ingebruikname 3.4 Speciale functies (vertraging, actie) 3.4.5 Selecteer hier "Speciale functies". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.4.6 Selecteer "Vertraging" om een vertragingstijd tussen 0 en 240 min (stappengrootte 1 min) in te stellen. Selecteer "Actie" om aan de geselecteerde ontvanger een actie toe te wijzen. Met "Terug" worden de ingestelde waarden toegepast.
4.0 Repeaterfuncties Met een repeater kan het bereik en daardoor het werkgebied van een draadloos systeem worden vergroot. Afb. 4.a: Repeaterfunctie De repeater c ontvangt radiotelegrammen d van de draadloze zenders e en zendt deze na een controle met maximaal vermogen weer uit. De telegram wordt door een draadloze ontvanger f ontvangen en geanalyseerd. Bij gebruik van een HOME-CONTROLLER in een draadloos systeem zijn er twee mogelijke varianten om een repeaterfunctie mogelijk te maken: 4.
Montage en ingebruikname 4.1 Gebruik van een externe repeater 4.1 Gebruik van een externe repeater Reeds bij de eerste ingebruikname bestaat de mogelijkheid om een externe repeater in de HOME-CONTROLLER aan te melden(cf. hoofdstuk 2.2). U kan een externe repeater echter ook achteraf in de draadloze controller aanmelden. Selecteer daarvoor in het menu "Configuratie - Systeem - Repeater". Bevestig het volgende informatiebeeldscherm met "Verder". 4.1.1 Bevestig de informatietekst met "Verder".
4.2 Gebruik van de interne repeater Voor draadloze communicatie tussen een draadloze zender en ontvanger, die onafhankelijk van de draadloze controller plaatsvindt, d.w.z. niet in verbindingen wordt gebruikt, kan de interne repeater van de draadloze controller worden gebruikt. Afb. 4.b: Draadloze communicatie onafhankelijk van de van de draadloze controller Door de interne repeater kan het bereik en daardoor het werkgebied van de draadloze communicatie worden uitgebreid. Abb. 4.
Montage en ingebruikname 4.2 Gebruik van een interne repeater Om de draadloze controller als repeater te gebruiken, teacht u eerst uw draadloze zender in de draadloze controller in. Lees daarvoor het hoofdstuk 2.3 "Inteachen van draadloze zenders". Selecteer dan in het menu "Configuratie - Systeem - Repeater". Bevestig het volgende informatiebeeldscherm met "Verder". 4.2.1 Selecteer nu het punt "". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 4.2.
Wissen van een zender uit de repeaterlijst Selecteer dan in het menu "Configuratie - Systeem - Repeater". Bevestig het volgende informatiebeeldscherm met "Verder". 4.2.5 U krijgt een overzicht van de zenders, waarvoor u de interne repeater van de draadloze controller gebruikt. Selecteer hier de zender, die u uit de lijst wilt wissen (hier: WZ bureau). Bevestig daarna de volgende controlevraag met "Ja". - 79 - Montage en ingebruikname 4.
Montage en ingebruikname 5.0 Bezetting van de HOME-CONTROLLER 5.0 Bezetting van de HOME-CONTROLLER De HOME-CONTROLLER is uitgerust met een dynamisch geheugen, dat door ingeteachte zenders en ontvangers, kamers, aangemaakte programma’s en verbindingen wordt bezet. De geheugenbezetting kan u in de HOME-CONTROLLER opvragen. Selecteer in het menu "Configuratie - Systeem". 5.0.1 Selecteer aan het einde van het menu Systeem "Informatie". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 5.0.
Bezettingsvoorbeeld 2: - 6 kamers: slaap-, kinder-, woonkamer, keuken, hal en badkamer - 60 draadloze zenders en 90 draadloze ontvangers zijn gebruikt - 18 programma’s met in totaal 120 schakeltijden zijn aangemaakt - 60 verbindingen met in totaal 600 regels zijn aangemaakt Ö Bezetting van de draadloze controller van ca.
Montage en ingebruikname 6.0 Masterreset 6.0 Masterreset Met de bijgevoegde FMC Masterresetcard kunnen alle gegevens onherroepelijk in de HOME-CONTROLLER worden gewist. Daarna bevindt de HOME CONTROLLER zich weer in de leveringstoestand. De FMC Masterresetcard wordt door de HOME-CONTROLLER automatisch herkend, wanneer hij het standaarddisplay weergeeft. De kaart wordt met de chip eerst overeenkomstig afb. 6.a in de chipkaartlezer (4) geschoven. Afb. 6.
Volg daarna de instructies op het display: 6.0.1 De draadloze controller herkent de ingeschoven kaart automatisch. Om de toepassing te starten, bevestigt u met "Ja". Met "Nee" keert u terug naar het standaarddisplay. 6.0.2 Om de toepassing van de kaart te laden, wordt de draadloze controller eerst opnieuw gestart. 6.0.3 De draadloze controller herkent de geladen toepassing als masterreset. Om nu alle opgeslagen gegeven onherroepelijk te wissen, bevestigt u met "Ja". Met "Nee" keert u terug naar het menu.
- 84 -
Funk-Management HOME-CONTROLLER Bedieningshandleiding Bedieningshandleiding (voor de klant) - 85 -
Bedieningshandleiding - Inhoudsopgave Inhoudsopgave Bedieningshandleiding 1.0 Inleiding ........................................................................................ 88 1.1 Bedieningselementen en aansluitingen .................................. 89 1.2 Het standaarddisplay ............................................................. 91 1.3 Bedieningsaanwijzingen ......................................................... 94 1.3.1 1.3.1 De functietoetsen ............................................
Bedieningshandleiding - Inhoudsopgave 3.2 Werken met verbindingen ...................................................... 141 3.2.1 Aanmaken van verbindingen ......................................... 143 3.2.2 Activeren en uitschakelen van verbindingen ................. 154 3.2.3 Wijzigen van verbindingen ............................................. 155 3.2.4 Wissen van verbindingen .............................................. 164 3.3.1 Opslaan en wijzigen van lichtscènes ............................
1.0 Inleiding 1.0 Inleiding Uw elektromonteur heeft voor u de HOME-CONTROLLER gemonteerd en in gebruik genomen. Verder heeft hij de eerste software-instellingen uitgevoerd (bv. tijdgestuurde programma’s aangemaakt). Deze bedieningshandleiding instrueert u in het doelmatige gebruik van een geïnstalleerde HOME-CONTROLLER en maakt u vertrouwd met alle functies. Bedieningshandleiding Om uw draadloze controller beter te leren kennen, klapt u de voorste omslagpagina open.
1.1 Bedieningselementen en aansluitingen 1.1 Bedieningselementen en aansluitingen (1) Display (7 regels à 20 karakters) Op het display worden alle gegevens en menupunten weergegeven. Verder kan u via het display een kort bericht aanmaken, opslaan en bewerken. (2) 4 functietoetsen (softkeys) Via de functietoetsen kan u door het menu bladeren. De desbetreffende functie is weergegeven in de onderste regel van het display.
1.1 Bedieningselementen en aansluitingen (7) Digitale ingang In toekomstige softwareversies kan deze ingang worden gebruikt om de functionaliteit uit te breiden. (8) Temperatuursensor Op het standaarddisplay wordt de actuele kamertemperatuur weergegeven. De bijbehorende temperatuursensor meet hier de temperatuur, die afhankelijk is van de montageplaats. Met behulp van een temperatuurcorrectie kan de actuele kamertemperatuur worden aangepast (cf. hoofdstuk 2.1 "Basisinstellingen").
1.2 Het standaarddisplay 1.2 Het standaarddisplay In het dagelijkse gebruik geeft uw display de standaardweergave (cf. uitklappagina) weer, van waaruit u verdere functies kan oproepen. Wanneer het beeldscherm het menu weergeeft en gedurende ca. 1 min geen invoer krijgt, schakelt het terug over naar het standaarddisplay. Op het standaarddisplay worden meer bepaald de volgende elementen weergegeven: (11) Weekdag Hier wordt de actuele weekdag weergegeven.
1.2 Het standaarddisplay (14) Toetsenbordblokkering Om de bediening van de draadloze controller door onbevoegden te verhinderen, kan het toetsenbord worden geblokkeerd. Om het toetsenbord te blokkeren of vrij te geven, drukt u in het standaarddisplay ca. 1 s op de -toets. De toetsenbordblokkering heeft alleen invloed op het toetsengebruik in het standaarddisplay. Bedieningshandleiding (15) Symbool kort bericht Wanneer er een kort bericht actief is, wordt dit weergegeven door het enveloppensymbool.
1.2 Het standaarddisplay (19) Zend-/ ontvangstweergave Wanneer de HOME-CONTROLLER telegrammen zendt of ontvangt, wordt dit door T (transmit = zenden) R (receive = ontvangen) weergegeven. De ontvangstweergave R geeft iedere ontvangen telegram aan, ongeacht of deze voordien werd ingeteacht of niet. (21) Batterij-indicator Het batterijsymbool signaleert in 3 verschillende toestanden de status van de batterijen: Geen symbool: De batterijtoestand is goed.
1.3 Bedieningsaanwijzingen 1.3 Bedieningsaanwijzingen 1.3.1 De functietoetsen De 4 functietoetsen (2) zijn de centrale bedieningselementen van de HOMECONTROLLER. De functie van deze toetsen hangt af van de displaytekst in de menuregel functietoetsen (17). De functietoetsen kunnen allemaal aan dezelfde of aan verschillende functies gekoppeld zijn. Bedieningshandleiding Op afbeelding 1.a zijn bv.
1.3.2 De menufuncties 1.3.2 De menufuncties Uw HOME-CONTROLLER biedt een reeks van functies en instellingen, die het u mogelijk maken de controller optimaal aan te passen aan uw behoeften. Deze functies zijn onderverdeeld in menu’s en submenu’s, waardoor u kan bladeren met de functietoetsen. Toegang tot een menufunctie Bedieningshandleiding - Druk in het standaarddisplay op één van de 4 functietoetsen (Afb. 1.b), om naar het hoofdmenu te gaan.
1.3.3 Invoeren van tekst 1.3.3 Invoeren van tekst Bij sommige acties kan u tekst invoeren. Hiertoe behoort bv. het aanmaken van korte berichten. De tekstinvoer werkt zoals bij mobiele telefoons door één of meermaals kort indrukken van een toets per karakter. Houd er rekening mee dat niet alle beschikbare karakters op de toetsen zijn afgebeeld! De mogelijke karakters vindt u terug op afbeelding 1.d. Bedieningshandleiding Voorbeelden: - Om een "a" te schrijven, drukt u één keer op de toets (2).
1.4 Componentenindeling Voor tekstinvoer zijn de functietoetsen altijd aan dezelfde functie gekoppeld. Ze kunnen worden gebruikt om de tekst te bewerken: - Schakel met de functietoets 3 om tussen hoofdletters (Abc) en kleine letters (abc). - Met de functietoets 2 "<-" kan u het laatste karakter wissen. Houd deze toets ingedrukt om meerdere karakters te wissen. 1.4 Componentenindeling Alle in de HOME-CONTROLLER ingeteachte draadloze componenten (ontvangers en zenders) zijn overeenkomstig het op Afb. 1.
2.0 Eerste instellingen 2.0 Configuratie Om het gebruik van uw HOME-CONTROLLER voor u zo aangenaam mogelijk te maken, is het raadzaam enkele instellingen uit te voeren. Hiertoe behoren: 2.1 Basisinstellingen 2.2 Instellen van de klok 2.3 Instellen van een jaloezielooptijd 2.4 Toegangsblokkering voor het configuratiemenu Bedieningshandleiding Selecteer daarvoor in het hoofdmenu "Configuratie - Systeem" het menu Systeem (zie Afb. 2.a). Afb. 2.
2.1 Basisinstellingen 2.1 Basisinstellingen Via het menu Systeem ("Configuratie - Systeem") kan u de volgende basisinstellingen voor uw HOME-CONTROLLER uitvoeren: Verlichting altijd aan: De displayverlichting is altijd ingeschakeld. altijd uit: De displayverlichting is altijd uitgeschakeld. automatisch: De displayverlichting schakelt bij iedere toetsdruk gedurende ca. 60 s in. Contrast Hier kan u het contrast voor uw display vastleggen in niveaus tussen 1 en 7.
2.1 Basisinstellingen Temperatuurweergave Kies hier eerst de temperatuureenheid tussen "Graden Celsius" en "Graden Fahrenheit". Daarna kan dan afhankelijk van de omgevingscondities een temperatuurcorrectie worden bepaald: Graden Celsius: uitgezochte waarden tussen + 4,0 en - 4,0 °C Graden Fahrenheit: uitgezochte waarden tussen + 8,0 en - 8,0 °F Bedieningshandleiding Signaalvolume Hier kan u het signaalvolume van de geïntegreerde zoemer in niveaus tussen 1 en 7 vastleggen.
2.2 Instellen van de klok 2.2 Instellen van de klok Voor het instellen van de klok selecteert u in het menu "Configuratie Systeem – Klok instellen". Om bij de instelling van de klok de veldsterkte van het ontvangen DCF77signaal te controleren, is de draadloze controller uitgerust met een veldsterkteweergave (cf. uitklappagina (12)). De veldsterkteweergave geeft de kwaliteit van het ontvangen DCF77-signaal aan als cijfer tussen 0 en 5: 0, 1, 2: 3: 4: 5: De DCF77-ontvangst is niet toereikend.
2.3 Instellen van de jaloezielooptijd 2.3 Instellen van de jaloezielooptijd Bedieningshandleiding De draadloze controller biedt de mogelijkheid om voor jaloezieën met dezelfde looptijd gedefinieerde jaloezieposities tussen 0 % (helemaal boven) en 100 % (helemaal beneden) in te nemen (Afb. 2.c). Deze jaloezieposities kunnen voor acties in programma’s of verbindingen worden gebruikt. Lees daarvoor de overeenkomstige hoofdstukken. Afb. 2.
2.4 Toegangsblokkering voor het configuratiemenu 2.4 Toegangsblokkering voor het configuratiemenu Om het configuratiemenu te beveiligen tegen toegang door onbevoegden, kan u het voorzien van een toegangsblokkering (PIN). Ga daarvoor als volgt te werk: 2.4.2 Leg nu een PIN van 1 tot 4 cijfers vast voor het configuratiemenu. Aanwijzing: Een 0 stemt overeen met geen toegangsblokkering. 2.4.3 Bij de volgende selectie van het configuratiemenu wordt de voordien vastgelegde PIN gevraagd. Bevestig deze met "Ok".
3.0 Automatische modus 3.0 Automatische modus Door het gebruik van de HOME-CONTROLLER heeft u de mogelijkheid om uw draadloze ontvangers voor verlichting en jaloezie in automatische modus te bedienen. In automatische modus kan u 3 verschillende bedrijfsmodi gebruiken: Bedieningshandleiding Tijdgestuurde programma’s: De HOME-CONTROLLER stuurt uw draadloze ontvangers volgens vastgelegde tijdprogramma’s aan. Deze tijdprogramma’s kan u indien nodig activeren of uitschakelen. Lees daarvoor het hoofdstuk 3.
3.1 Werken met programma’s 3.1 Werken met programma’s Een programma kan uw verlichting en jaloezieën automatisch tijdafhankelijk aansturen. U kan bijvoorbeeld een programma aanmaken en activeren, dat tijdens uw vakantie aanwezigheid simuleert. Verder verneemt u hoe u een tijdgestuurd programma kan gebruiken voor aanwezigheidssimulatie (hoofdstuk 3.1.5). - 105 - Bedieningshandleiding In de volgende hoofdstukken wordt u uitgelegd hoe u tijdgestuurde programma’s - aanmaakt (hoofdstuk 3.1.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Eerste tijdprogramma’s zijn eventueel reeds door uw elektromonteur in de draadloze controller opgeslagen. U kan echter ook nog andere programma’s naar uw wensen aanmaken. Dit gebeurt met behulp van het ingebruiknamevenster "nieuw programma", dat in het hoofdmenu onder "Configuratie – Programma’s – " kan worden opgeroepen.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Astrotijd De schakeltijden, die u in programma’s opslaat, kunnen op uw verzoek automatisch worden aangepast aan de astrotijd (verloop van de zonsopgang en zonsondergang). Hierbij wordt in principe een onderscheid gemaakt tussen schakeltijden voor jaloezieën en verlichting. WZ KW 5 Jan. 10 15 Apr. 20 25 30 Jul. 35 40 45 Okt. 3 50 Dez.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Voorbeeld jaloezie: Ma - Za: 06:30 u jaloezie openen Ma - Za: 19:10 u jaloezie sluiten 15 16 17 18 19 20 21 Uitgevoerde omhoog-tijd Duisternis Daglicht Duisternis 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Kalenderweek Uitgevoerde omlaag-tijd •• • Geprogrammeerde omhoog-tijd 6.30 uur 4 5 6 7 8 9 10 Geprogrammeerde omlaag-tijd 19.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Astrotijd-verschuiving De verschuiving van de astrotijd maakt de individuele aanpassing van de in de fabriek voorberekende tijden voor zonsopgang en zonsondergang (cf. Afb. 3.b) aan de plaatselijke omstandigheden mogelijk. De verschuiving wordt voor alle dagen in het jaar uitgevoerd en bedraagt maximaal ± 120 min. Voorbeeld 1: Het terras ligt aan de zuidwestzijde van het huis. Daar zal het dus nog iets langer licht blijven, omdat de zon in het westen ondergaat.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Werkwijze bij het aanmaken van tijdgestuurde programma’s Bedieningshandleiding 3.1.1.1 Bevestig de informatietekst voor het aanmaken van een nieuw programma met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 3.1.1.2 Aan het programma moet u eerst een naam geven. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 3.1.1.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 3.1.1.6 Indien u de astrofunctie in dit programma wilt gebruiken, bevestigt u met "Ja". U kan dan later nog individueel bij ieder schakeltijdstip de astrofunctie toelaten (verder met beeldscherm 3.1.1.7). Indien u in dit programma de astrofunctie niet wilt gebruiken, drukt u op "Nee" (verder met 3.1.1.10). 3.1.1.7 Daarna kan u respectievelijk de astrotijdverschuivingen voor ’s ochtends en ’s avonds instellen. Bevestig de informatietekst met "Verder".
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Bedieningshandleiding 3.1.1.10 Vervolgens kan u de weekdagen bepalen, waarop de gewenste actie moet worden uitgevoerd. De actie (bv. schakelactor inschakelen of jaloezie sluiten) legt u aan het einde van dit dialoogvenster vast. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.1.1.11 Kies nu een vastgelegd weekschema (hier: Ma tot Vr). Dit kan u dan in het volgende beeldscherm nog veranderen.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 3.1.1.15 Alleen wanneer u voor dit programma de astrofunctie gebruikt (cf. beeldscherm 3.1.1.6), kan u nu voor de eerder gekozen schakeltijd de astrofunctie met "Ja" toelaten of met "Nee" blokkeren. 3.1.1.16 Vervolgens kiest u de kamer en de bijbehorende ontvanger, die de actie moet uitvoeren. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.1.1.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Bedieningshandleiding 3.1.1.18 In de volgende lijst verschijnen alleen de ontvangertypes, die ook in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn. Selecteer hier eerst een ontvangertype (verder met 3.1.1.19). De selectie van "alle" maakt het mogelijk om lichtscènes op te roepen voor alle beschikbare ontvangertypes (verder met 3.1.1.20). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.1.1.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Betekenis van de acties Aanwijzing: Indien u voor een ontvanger een speciale functie voorziet, kan er na de uitvoering van de hier beschreven acties nog een speciale functie worden uitgevoerd. Lees hiervoor ook het hoofdstuk 5.4 "Speciale functies". Schakelen (alleen bij: schakel- en dimactoren) Dimmen (alleen bij: dimactoren) Dimniveau De dimactor kan op een bepaald dimniveau worden gedimd.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Tasten (alleen bij: tastactoren) Activeren Bij de geselecteerde tastactor wordt een tastimpuls geactiveerd. Lichtscène (alleen bij: schakel-, dim-, jaloezieactoren en alle) Lichtscène 1-5 De waarde van de opgeroepen lichtscène wordt ingesteld. Bij een jaloezie kan slechts één van de beide eindposities in een lichtscène opgeslagen zijn. Bedieningshandleiding Alles-Aan / Alles-Uit Bij de geselecteerde ontvanger wordt de functie Alles-Aan of Alles-Uit uitgevoerd.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s Aanwezigheid (alleen bij: alle) Komen Afhankelijk van de gedefinieerde speciale functies (vertraging, actie) van de draadloze ontvanger zijn 3 verschillende reacties mogelijk: - Vertraging: 0 min; actie: De voor het Gaan opgeslagen waarde wordt bij het Komen opnieuw hersteld. Neem hiervoor ook de aanwijzing in het hoofdstuk 3.4 in acht. - Vertraging: 0 min; actie: gedefinieerd Bij het Komen wordt de gedefinieerde actie uitgevoerd.
3.1.1 Aanmaken van tijdgestuurde programma’s 3.1.1.22 Nadat u een actie heeft geselecteerd, kan de schakeltijd worden aangemaakt. Bevestig hier met "Ok". Met "Terug" keert u terug naar de actieselectie (beeldscherm 3.1.1.21). Bedieningshandleiding 3.1.1.23 Om aan het programma nog een andere schakeltijd toe te voegen, kiest u "Ja". De aanmaak van de schakeltijd voor dit programma begint dan weer met beeldscherm 3.1.1.10.
3.1.2 Aktivieren und Deaktivieren von Programmen 3.1.2 Activeren en uitschakelen van programma’s Overeenkomstig uw behoeften kan u de in de HOME-CONTROLLER opgeslagen programma’s activeren of uitschakelen. Ga hiervoor als volgt te werk: 3.1.2.2 Selecteer in het menu Automatische modus het menupunt "Programma’s activeren". 3.1.2.3 U gaat naar de lijst van de opgeslagen programma’s. Geactiveerde programma’s zijn hier voorzien van een "✓", uitgeschakelde programma’s zijn voorzien van een "-".
3.1.3 Wijzigen van programma’s 3.1.3 Wijzigen van programma’s Bedieningshandleiding U kan op ieder ogenblik bestaande programma’s volgens uw wensen wijzigen.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Een programmanaam wijzigen 3.1.3.1 Selecteer in het menu "Configuratie Programma’s". U gaat naar de programmalijst met alle opgeslagen programma’s. Selecteer hier het programma, waarvan u de naam wilt wijzigen (hier: vakantie). 3.1.3.3 In dit beeldscherm kan u de programmanaam bewerken. Gebruik voor de tekstinvoer het toetsenveld met 12 toetsen (cf. uitklappagina (3)). Met "Abc" schakelt u om tussen hoofdletters en kleine letters. Met "<-" kan u het laatste karakter wissen.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Een nieuwe schakeltijd toevoegen Wanneer u aan een reeds bestaand programma een nieuwe bijkomende schakeltijd wilt toevoegen, ga dan als volgt te werk: Bedieningshandleiding 3.1.3.4 Selecteer in het menu "Configuratie Programma’s". U gaat naar de programmalijst met alle opgeslagen programma’s. Selecteer hier het programma, waaraan u een nieuwe schakeltijd wilt toevoegen (hier: vakantie). 3.1.3.5 Selecteer in het volgende menu "Details". 3.1.3.6 In dit beeldscherm zij o.a.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Een bestaande schakeltijd verwijderen Wanneer u in een programma een bestaande schakeltijd wilt verwijderen, ga dan als volgt te werk: 3.1.3.8 Selecteer in het volgende menu "Details". 3.1.3.9 Hier zijn alle opgeslagen schakeltijden van het geselecteerde programma opgesomd. Deze schakeltijden zijn bij geactiveerde astrofunctie aangepast aan de astrotijd. Selecteer de schakeltijd, die u wilt verwijderen. 3.1.3.
3.1.3 Wijzigen van programma’s 3.1.3.11 Selecteer aan het einde van de lijst het menupunt "wissen" om de geselecteerde schakeltijd te wissen. Bedieningshandleiding 3.1.3.12 Bevestig de controlevraag met "Ja" om de schakeltijd definitief te wissen. Met "Nee" keert u terug naar het vorige beeldscherm. Op het beeldscherm verschijnt nu de geactualiseerde schakeltijdlijst van het programma.
3.1.3 Wijzigen van programma’s De weekdagen voor een schakeltijd wijzigen Om bij een bestaand programma de weekdagen voor een schakeltijd te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 3.1.3.14 Selecteer in dit menu "Details". 3.1.3.15 Hier zijn alle opgeslagen schakeltijden van het geselecteerde programma opgesomd. Deze schakeltijden zijn bij geactiveerde astrofunctie aangepast aan de astrotijd. Selecteer de schakeltijd, waarvan u de weekdagen wilt wijzigen. 3.1.3.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Bedieningshandleiding 3.1.3.17 Selecteer nu een vastgelegd weekschema (hier: Ma tot Vr). Dit kan u dan in het volgende beeldscherm nog veranderen. Wanneer u de dagen volledig vrij wilt definiëren, kiest u „andere“. Bevestig uw selectie met "Kiezen". 3.1.3.18 Het weekschema is in dit beeldscherm weergegeven. De geselecteerde dagen verschijnen onderstreept (hier: Ma tot Vr).
3.1.3 Wijzigen van programma’s Een schakeltijd wijzigen Om bij een bestaand programma een schakeltijd te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 3.1.3.20 Selecteer in dit menu "Details". 3.1.3.21 Hier zijn alle opgeslagen schakeltijden van het geselecteerde programma opgesomd. Deze schakeltijden zijn bij geactiveerde astrofunctie aangepast aan de astrotijd. Selecteer de schakeltijd, die u wilt wijzigen. 3.1.3.22 In dit beeldscherm zijn alle gegevens van de geselecteerde schakeltijd weergegeven.
3.1.3 Wijzigen van programma’s 3.1.3.23 Stel de schakeltijd direct in met de cijfertoetsen. Met " =" en " >" kan u de tijd minuut per minuut langzaam (toets kort indrukken) of snel (toets langer indrukken) veranderen. Bevestig uw keuze met "Ok" Op het beeldscherm verschijnt nu de met de nieuwe tijd geactualiseerde detaillijst van de schakeltijd. Bedieningshandleiding Door kort op "Terug" te drukken, keert u terug naar het respectievelijk vorige beeldscherm of naar het hoger liggende menuniveau.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Een andere ontvanger selecteren U kan bij een bestaande schakeltijd van een programma de toegewezen ontvanger wijzigen. Hierbij moet er een onderscheid worden gemaakt, of de nieuwe ontvanger zich in dezelfde kamer bevindt of dat hij zich in een andere kamer bevindt. 3.1.3.25 Selecteer in dit menu "Details". 3.1.3.26 Hier zijn alle opgeslagen schakeltijden van het geselecteerde programma opgesomd.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Bedieningshandleiding 3.1.3.27 In dit beeldscherm zijn de gegevens van de geselecteerde schakeltijd weergegeven. Indien de nieuwe ontvanger zich in een andere kamer bevindt, selecteert u de actuele kamer (hier: woonkamer). Ö Verder met beeldscherm 3.1.3.28. Indien de nieuwe ontvanger zich in dezelfde kamer bevindt, selecteert u de actuele ontvanger (hier: verlichting). Ö Verder met beeldscherm 3.1.3.29. 3.1.3.28 Er verschijnt een lijst met de beschikbare kamers.
3.1.3 Wijzigen van programma’s 3.1.3.31 Afhankelijk van het ontvangertype (hier: dimactor) verschijnen de mogelijke acties. Selecteer hier de gewenste actie. Bedieningshandleiding Betekenis van de acties De betekenis van de afzonderlijke acties is in deze bedieningshandleiding in hoofdstuk 3.1.1. "Aanmaken van tijdgestuurde programma’s" op pagina 115 beschreven.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Een andere actie selecteren U kan bij een bestaande schakeltijd van een programma de toegewezen actie wijzigen. Ga daarvoor als volgt te werk: Bedieningshandleiding 3.1.3.32 Selecteer in het menu "Configuratie Programma’s". U gaat naar de programmalijst met alle opgeslagen programma’s. Selecteer hier het programma, waarin u een actie wilt wijzigen (hier: vakantie). 3.1.3.33 Selecteer in dit menu "Details". 3.1.3.
3.1.3 Wijzigen van programma’s De astrotijd activeren, uitschakelen of wijzigen De volgende wijzigen kan u uitvoeren: a) Astrotijd in een programma activeren of uitschakelen b) Astrotijd voor een schakeltijd activeren of uitschakelen c) Astrotijd-verschuiving wijzigen 3.1.3.36 Selecteer in het menu "Configuratie Programma’s". U gaat naar de programmalijst met alle opgeslagen programma’s. Selecteer hier het programma, waarin u de astrotijd wilt activeren of uitschakelen (hier: vakantie). 3.1.3.
3.1.3 Wijzigen van programma’s 3.1.3.38 Selecteer hier "Uitschakelen" om de astrofunctie voor dit programma uit te schakelen. b) Astrotijd voor een schakeltijd activeren of uitschakelen Bedieningshandleiding Wanneer bij een programma de astrofunctie geactiveerd is, kan u voor iedere schakeltijd van het programma de astrofunctie individueel activeren of uitschakelen 3.1.3.39 Selecteer in het menu "Configuratie Programma’s". U gaat naar de programmalijst met alle opgeslagen programma’s.
3.1.3 Wijzigen van programma’s 3.1.3.42 Selecteer hier "Astrofunctie". De symbolen betekenen: 9: Astrofunctie is geactiveerd -: Astrofunctie is uitgeschakeld Met "Kiezen" kan u voor deze schakeltijd omschakelen tussen geactiveerd en uitgeschakeld. c) Astrotijd-verschuiving wijzigen 3.1.3.43 Selecteer in het menu "Configuratie Programma’s". U gaat naar de programmalijst met alle opgeslagen programma’s. Selecteer hier het programma, waarin u de astrotijdverschuiving wilt wijzigen (hier: vakantie). 3.1.3.
3.1.3 Wijzigen van programma’s Bedieningshandleiding 3.1.3.46 Stel de verschuiving direct in met de cijfertoetsen of met "=" en ">"„. Het voorteken kan u zowel met de toets "*" als met de toets "#" veranderen. De maximaal mogelijke verschuiving bedraagt telkens ± 120 min. Bevestig uw keuze met "Ok".
3.1.4 Wissen van programma’s 3.1.4 Wissen van programma’s U kan een compleet programma wissen. Ga daarvoor als volgt te werk: 3.1.4.2 Selecteer in dit menu "Wissen". 3.1.4.3 Bevestig de controlevraag met "Ja" om het programma te wissen. Met "Nee" keert u terug naar het vorige beeldscherm. Door kort op "Terug" te drukken, keert u terug naar het respectievelijk vorige beeldscherm of naar het hoger liggende menuniveau. Door langer op "Terug" te drukken, bereikt u het standaarddisplay opnieuw.
3.1.5 Aanwezigheidssimulatie 3.1.5 Aanwezigheidssimulatie De draadloze controller biedt u de mogelijkheid om een tijdgestuurd programma als aanwezigheidssimulatie te selecteren. Alle schakeltijden van dit programma worden dan bij uw afwezigheid met een toevalstijd van ± 15 minuten gevarieerd. Om een programma voor de aanwezigheidssimulatie vast te leggen, selecteert u in het menu "Configuratie - Simulatie". Bedieningshandleiding 3.1.5.1 Bevestig het informatiebeeldscherm met "Verder". 3.1.5.
3.1.5 Aanwezigheidssimulatie Wijzigen of wissen van de aanwezigheidssimulatie Om een ander programma als aanwezigheidssimulatie vast te leggen, selecteert u in het beeldscherm 3.1.5.3 het oude programma (hier: vakantie). U keert dan terug naar het beeldscherm 3.1.5.2 en kan daar een ander programma selecteren. Om het geselecteerde programma uit de aanwezigheidssimulatie te wissen, selecteert u in het beeldscherm 3.1.5.3 "Wissen". Het programma blijft echter behouden als normaal programma.
- 140 - Bedieningshandleiding
3.2 Werken met verbindingen 3.2 Werken met verbindingen Met een verbinding kan u met een zender via de draadloze controller een ontvanger aansturen. Deze verbinding kan u afhankelijk maken van de tijd en/of van de toestand van een andere zender. Hierna worden verschillende begrippen gebruikt, die u aan de hand van het voorbeeld worden toegelicht: Ontvanger (verbinding): Ö hier: schakelactor in de werkkamer Een verbinding omvat een ontvanger, die afhankelijk van een regel een actie kan uitvoeren.
3.2 Werken met verbindingen d Voorwaarde (zendertoestand): Ö hier: wandzender kanaal 1 ingeschakeld De ontvanger kan pas worden aangestuurd, wanneer de voorwaarde is vervuld. Een voorwaarde omvat een bepaalde zendertoestand. Een verbinding moet niet noodzakelijk een voorwaarde omvatten. Bedieningshandleiding e Trigger (zender): Ö hier: handzender De zender die op uw ontvanger een actie activeert, wanneer de periode en eventueel de voorwaarde zijn vervuld.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1 Aanmaken van verbindingen Eerste verbindingen zijn eventueel reeds door uw elektromonteur in de draadloze controller opgeslagen. U kan echter ook nog andere verbindingen volgens uw wensen aanmaken. Dit gebeurt met behulp van het ingebruiknamevenster „nieuwe verbinding“, dat in het hoofdmenu onder „Configuratie – Verbindingen – “ kan worden opgeroepen.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1.1 Bevestig de informatietekst voor het aanmaken van een nieuwe verbinding met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. Bedieningshandleiding 3.2.1.2 Aan de verbinding moet u eerst een naam geven. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Annul." keert u terug naar het hoofdmenu. 3.2.1.3 Selecteer uit de namenlijst een naam voor de verbinding of kies om een nieuwe verbindingsnaam aan te maken. Bevestig uw selectie met "Kiezen".
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1.6 Selecteer hier de kamer waarin de gewenste ontvanger zich bevindt (hier: werkkamer). Om kameroverschrijdend alle ontvangers of alle ontvangers van hetzelfde type aan te spreken, kiest u hier "Centrale functie". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.2.1.7 In de volgende lijst verschijnen alleen de ontvangertypes, die ook in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn. Selecteer hier eerst een ontvangertype (hier: schakelactor).
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1.9 Stel de regel voor uw verbinding samen. De regel bestaat uit een tijd, een voorwaarde, een trigger en eventueel een actie. Begin met de selectie van de weekdagen voor de tijd. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. Bedieningshandleiding Aanmaken van een tijd Als eerste kan u de weekdagen en de tijdsduur, gedurende welke de verbinding kan worden uitgevoerd, vastleggen. 3.2.1.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1.13 Stel de starttijd direct in met de cijfertoetsen. Daarnaast kan u de tijd ook met "=" en ">" minuut per minuut langzaam (toets kort indrukken) of snel (toets langer indrukken) veranderen. Bevestig uw keuze met "Ok". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.2.1.14 Vervolgens stelt u de eindtijd in. Bevestig de informatietekst met "Verder". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 3.2.1.15 Stel de eindtijd in.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen Aanmaken van een voorwaarde Als volgende kan u voor de regel een voorwaarde vastleggen. De ontvanger kan pas worden aangestuurd, wanneer de voorwaarde is vervuld. De voorwaarde bestaat uit een bepaalde zendertoestand (bv. wandzender gang kanaal 1 ingeschakeld). Bedieningshandleiding Aanwijzing De zender, die als voorwaarde moet worden gebruikt, moet in de draadloze controller ingeteacht zijn. Hij hoeft echter in geen andere draadloze ontvanger ingeteacht te zijn. 3.2.1.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1.19 Wanneer u een voorwaarde wilt gebruiken, moet u eerst de draadloze zender selecteren. Bevestig de informatietekst met "Verder". Aanwijzing: Een draadloze observer is niet geschikt als voorwaarde. 3.2.1.21 In de volgende lijst verschijnen alleen de zendertypes, die ook in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn. Selecteer hier eerst een zendertype (hier: wandzender). Afhankelijk van de geselecteerde zender neemt u ook de aanwijzingen op de volgende pagina in acht.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1.24 Kies het kanaal van de zender. De hier weergegeven selectie is afhankelijk van de eerder geselecteerde zender. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. Bedieningshandleiding 3.2.1.25 Kies nu nog de toestand, waarbij de voorwaarde vervuld moet zijn. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen Selectie van een trigger (zender) Hierna kan een trigger voor de regel worden gedefinieerd. De trigger is de zender die op uw ontvanger een actie activeert, wanneer de periode en eventueel de voorwaarde zijn vervuld. 3.2.1.27 Indien u in deze regel een trigger wilt gebruiken, bevestigt u met "Ja". Lees daarna verder onder 3.2.1.29. Anders kiest u "Nee" en leest u verder onder 3.2.1.30. 3.2.1.
3.2.1 Aanmaken van verbindingen 3.2.1.30 Selecteer hier de kamer, waarin de gewenste zender (trigger) zich bevindt (hier: werkkamer). Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. Bedieningshandleiding 3.2.1.31 In de volgende lijst verschijnen alleen de zendertypes, die ook in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn. Selecteer hier eerst een zendertype (hier: handzender). 3.2.1.32 Er volgt een lijst met de zenders die in de geselecteerde kamer beschikbaar zijn (hier: handzender).
3.2.1 Aanmaken van verbindingen Selectie van een actie Indien als trigger (zender) een aanwezigheidsmelder of observer is geselecteerd, kan u ook de uit te voeren actie afhankelijk van de ontvanger vrij kiezen. Anders zijn er de volgende vaste toewijzingen: - Indien een bepaalde ontvanger werd geselecteerd en als trigger een kanaal- of lichtscènetoets, dan vervalt de actiekeuze, aangezien de desbetreffende functie (bv. in-/ uitschakelen, lichtscène 3) direct wordt uitgevoerd. 3.2.1.
3.2.2 Activeren en uitschakelen van verbindingen 3.2.2 Activeren en uitschakelen van verbindingen Overeenkomstig uw behoeften kan u de in de HOME-CONTROLLER opgeslagen verbindingen activeren of uitschakelen. Ga daarvoor als volgt te werk: Bedieningshandleiding 3.2.2.1 Selecteer in het hoofdmenu "Automatische modus". 3.2.2.2 Selecteer in het menu Automatische modus het menupunt "Verbindingen". 3.2.2.3 U gaat naar de lijst van de opgeslagen verbindingen.
3.2.3 Wijzigen van verbindingen 3.2.
3.2.3 Wijzigen van verbindingen Een verbindingsnaam wijzigen 3.2.3.1 Selecteer in het menu "Configuratie Verbinding". U gaat naar de verbindingenlijst met alle opgeslagen verbindingen. Selecteer hier de verbinding, waarvan u de naam wilt wijzigen (hier: VB werkkamer). Bedieningshandleiding 3.2.3.2 Selecteer in dit menu "Naam wijzigen". 3.2.3.3 In dit beeldscherm kan u de verbindingsnaam bewerken. Gebruik voor de tekstinvoer het toetsenveld met 12 toetsen (cf. uitklappagina (3)).
3.2.3 Wijzigen van verbindingen Een nieuwe regel toevoegen 3.2.3.4 Selecteer in het menu "Configuratie Verbindingen". U gaat naar de verbindingenlijst met alle opgeslagen verbindingen. Selecteer hier de verbinding, waaraan u een andere regel wilt toevoegen (hier: VB werkkamer). 3.2.3.6 U krijgt een lijst van de beschikbare regels. Selecteer hier om aan de verbinding een andere regel toe te voegen. Voor de invoer van een nieuwe regel volgen nu de beeldschermen 3.2.1.9 tot 3.2.1.34.
3.2.3 Wijzigen van verbindingen Een bestaande regel wissen 3.2.3.7 Selecteer in het menu "Configuratie Verbindingen". U gaat naar de verbindingenlijst met alle opgeslagen verbindingen. Selecteer hier de verbinding, waarbij u een regel wilt wissen (hier: VB werkkamer). Bedieningshandleiding 3.2.3.8 Selecteer in dit menu "Details". 3.2.3.9 U krijgt een lijst van de beschikbare regels. Selecteer hier de regel, die u wilt wissen (hier: regel 2). 3.2.3.
3.2.3 Wijzigen van verbindingen De ontvanger van de verbinding wijzigen U kan bij een bestaande verbinding de toegewezen ontvanger wijzigen. De nieuwe ontvanger kan zich in dezelfde kamer of in een andere kamer bevinden. 3.2.3.11 Selecteer in het menu "Configuratie Verbindingen". U gaat naar de verbindingenlijst met alle opgeslagen verbindingen. Selecteer hier de verbinding, waarbij u de ontvanger wilt wijzigen (hier: VB werkkamer). 3.2.3.
3.2.3 Wijzigen van verbindingen Wijzigen van tijd, voorwaarde (zendertoestand), trigger (zender) of uit te voeren actie U kan bij een bestaande verbinding zowel de tijd, de voorwaarde (zendertoestand), de trigger (zender) als de uit te voeren actie wijzigen. Bedieningshandleiding 3.2.3.13 Selecteer in het menu "Configuratie Verbindingen". U gaat naar de verbindingenlijst met alle opgeslagen verbindingen. Selecteer hier de verbinding, waarbij u de wijziging wilt uitvoeren (hier: VB werkkamer). 3.2.3.
3.2.3 Wijzigen van verbindingen • Wijzigen van de weekdagen Om de weekdagen te wijzigen, selecteert u deze (hier: Ma tot Vr) en volgt u het dialoogvenster (cf. ook 3.2.1.10 en 3.2.1.11). • Wijzigen van de start- of eindtijd Om de start- of eindtijd te wijzigen, selecteert u deze en volgt u het dialoogvenster (cf. ook 3.2.1.13 en. 3.2.1.14). 3.2.3.17 Selecteer in het beeldscherm 3.2.3.16 "Voorwaarde" . U krijgt een overzicht met kamer, zendernaam, bedieningselement en toestand van de actuele voorwaarde.
3.2.3 Wijzigen van verbindingen U kan ook de volledige voorwaarde wissen. Dan is de regel alleen door de eerder geselecteerde dag en de tijd bepaald. Selecteer voor het wissen van de voorwaarde aan het einde van het beeldscherm 3.2.3.17 het menupunt "Wissen". Bevestig dan de volgende controlevraag met "Ja". In het beeldscherm 3.2.3.16 wordt achter het begrip "Voorwaarde" door de volgende tekens de toestand aangeduid: --- geen voorwaarde beschikbaar . . .
3.2.3 Wijzigen van verbindingen • Wijzigen van de uit te voeren actie 3.2.3.20 Is als trigger een andere zender geselecteerd, dan valt de actiekeuze weg, aangezien de respectievelijk geactiveerde functie wordt uitgevoerd (bv. kort indrukken van de toets Ö schakelen). In het detailoverzicht is dit kenbaar gemaakt door "". - 163 - Bedieningshandleiding 3.2.3.19 Is als trigger een aanwezigheidsmelder of observer geselecteerd, dan kan u de uit te voeren actie wijzigen.
3.2.4 Wissen van verbindingen 3.2.4 Wissen van verbindingen U kan een complete verbinding wissen. Ga daarvoor als volgt te werk: 3.2.4.1 Selecteer in het menu "Configuratie Verbindingen". U gaat naar de lijst met alle opgeslagen verbindingen. Selecteer hier de verbinding, die u wilt wissen (hier: VB werkkamer). Bedieningshandleiding 3.2.4.2 Selecteer aan het einde van het menu "Wissen". 3.2.4.3 Bevestig de controlevraag met "Ja" om de verbinding te wissen.
3.3 Werken met lichtscènes 3.3 Werken met lichtscènes Alle in de HOME-CONTROLLER opgeslagen draadloze ontvangers kunnen in 5 lichtscènes worden opgenomen. Aan lichtactoren (dim- en schakelactoren) kan een bepaald helderheidsniveau (bv. 70 %) of een schakeltoestand (bv. aan) voor een lichtscène worden toegewezen. De lichtscènes kunnen zowel voor alle kamers als per kamer apart worden opgeslagen en opgeroepen.
3.3 Arbeiten mit Lichtszenen Daarnaast staan per kamer nog de lichtscènes "Alles-Aan" en "Alles- Uit" ter beschikking. Deze scènes zijn voor uw verlichting zodanig vooraf ingesteld, dat bij het oproepen alle lichtactoren (schakel- en dimactoren) van een kamer worden in- of uitgeschakeld. Ze kunnen indien nodig worden gewijzigd.
3.3.1 Opslaan en wijzigen van lichtscènes 3.3.1 Opslaan en wijzigen van lichtscènes Aanwijzing jaloezie Bij jaloezieactoren kunnen alleen de eindposities van de jaloezie (helemaal boven, helemaal beneden) in lichtscènes worden opgeslagen. Wanneer de jaloezie zich tijdens het opslaan van een lichtscène niet in een eindpositie of op weg er naar toe bevindt, wordt deze jaloezie niet in de lichtscène opgeslagen.
3.3.1 Opslaan en wijzigen van lichtscènes Werkwijze Stel eerst in het gewenste gebied (kamer of alle kamers) uw lichtscène voor lichtactoren en/of jaloezieactoren overeenkomstig uw behoeften in. Bedieningshandleiding 3.3.1.1 Selecteer in het menu "Configuratie Lichtscène opslaan". 3.3.1.2 Er volgt een lijst met de beschikbare kamers. Selecteer hier de kamer, waarin u een lichtscène wilt wijzigen en opslaan. Bij de selectie "Centrale functie" kan u een kameroverschrijdende lichtscène wijzigen en opslaan.
3.3.1 Opslaan en wijzigen van lichtscènes 3.3.1.5 Voordat de lichtscène wordt opgeslagen, moet u zich er nogmaals van verzekeren, dat de desbetreffende actoren naar wens zijn ingesteld. Bevestig dan met "Ok". Anders keert u door kort op "Terug" te drukken terug naar het vorige beeldscherm of naar het hoger liggende menuniveau. Door lang op "Terug" te drukken, bereikt u het standaarddisplay opnieuw.
3.3.1 Opslaan en wijzigen van lichtscènes 3.3.2 Oproepen van lichtscènes U kan alle opgeslagen lichtscènes (inclusief Alles-Aan en Alles-Uit) per kamer gescheiden volgens licht en jaloezie direct via het menu of via snelkeuze met de cijfertoetsen van het toetsenveld oproepen. Oproepen van lichtscènes via het menu Bedieningshandleiding Om lichtscènes via het menu op te roepen, selecteert u eerst in het menu "Automatische modus - Lichtscènes". 3.3.2.1 Er volgt een lijst met de beschikbare kamers.
3.3.1 Opslaan en wijzigen van lichtscènes De lichtscène wordt opgeroepen en u keert weer terug naar het beeldscherm 3.3.2.2 om andere lichtscènes in het gekozen gebied te kunnen oproepen. Anders keert u door kort op "Terug" te drukken terug naar het vorige beeldscherm of naar het hoger liggende menuniveau. Door lang op "Terug" te drukken, bereikt u het standaarddisplay opnieuw. Oproepen van lichtscènes via snelkeuze 3.3.2.
4.0 Manuele modus 4.0 Manuele modus U kan een ingeteachte draadloze ontvanger onafhankelijk van lopende programma’s via het menu of direct via snelkeuze met de cijfertoetsen van het toetsenveld aansturen. Hierbij kan u aan de ontvanger een actie toewijzen. Aansturen van ontvangers via het menu Bedieningshandleiding Voor het aansturen van een ingeteachte draadloze ontvanger via het menu selecteert u eerst in het menu "Acties". 4.0.
4.0 Manuele modus 4.0.4 Afhankelijk van het eerder gekozen ontvangertype (hier: dimactor) verschijnen de mogelijke acties. Selecteer hier de gewenste actie. Hierna zijn de betekenissen van alle mogelijke acties en hun toewijzing aan de ontvangertypes opgesomd. Aanwijzing: Indien u voor een ontvanger een speciale functie voorziet, kan er na de uitvoering van de hier beschreven actie nog een speciale functie worden uitgevoerd. Lees hiervoor ook het hoofdstuk 5.4 "Speciale functies".
4.0 Manuele modus Dimmen (alleen bij: dimactoren) Bedieningshandleiding Dimniveau De dimactor kan op een bepaald dimniveau worden gedimd. Stel hier het dimniveau direct in met de cijfertoetsen of met "=" en ">". Wanneer u een eerste keer op "Ok" drukt, wordt het dimniveau ter visualisering op de toegewezen ontvanger ingesteld. Wanneer u een tweede keer op "Ok" drukt, wordt het dimniveau toegepast en het beeldscherm wordt verlaten. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm.
4.0 Manuele modus Aanwezigheid (alleen bij: alle) Komen Afhankelijk van de gedefinieerde speciale functies (vertraging, actie) van de draadloze ontvanger zijn 3 verschillende reacties mogelijk: - Vertraging: 0 min; actie: De voor het Gaan opgeslagen waarde wordt bij het Komen opnieuw hersteld. Neem hiervoor ook de aanwijzing in het hoofdstuk 5.4 in acht. - Vertraging: 0 min; actie: gedefinieerd Bij het Komen wordt de gedefinieerde actie uitgevoerd.
4.0 Manuele modus Aansturen van ontvangers via snelkeuze Vaak benodigde acties kan u vrij toewijzen aan één van de cijfertoetsen 0-9 van het toetsenveld (3) om ze dan via snelkeuze direct op te roepen. De twee volgende acties kunnen niet via snelkeuze worden geactiveerd, aangezien ze respectievelijk een procentuele waarde nodig hebben: - dimmen - dimniveau - jaloezie - bewegen - positie Bedieningshandleiding Om een actie aan een cijfertoets toe te wijzen, selecteert u de actie volgens de beeldschermen 4.
5.0 Comfortfuncties 5.0 Comfortfuncties Naast de automatische en manuele modus bevat de HOME-CONTROLLER nog andere functies en bijzonderheden, die het dagelijks werk voor u vergemakkelijken. Hiertoe behoren: 5.1 Werken met korte berichten 5.2 De functie Komen / Gaan 5.3 De mastertoets 5.1 Werken met korte berichten De HOME-CONTROLLER biedt u de mogelijkheid om een kort bericht aan te maken. Het korte bericht kan ca. 250 karakters omvatten.
5.1 Werken met korte berichten Aanmaken van een kort bericht Om ervoor te zorgen dat u een nieuw kort bericht kan aanmaken, moet het berichtengeheugen van de HOME-CONTROLLER leeg zijn. Indien er dus nog een oud kort bericht aanwezig is, moet u dit eerst wissen (zie: Wissen van een kort bericht). Bedieningshandleiding 5.1.1 Selecteer in het hoofdmenu "Kort bericht". Met "Terug" keert u terug naar het standaarddisplay. 5.1.2 Indien het berichtengeheugen leeg is, kan u nu "nieuw bericht" selecteren.
5.1 Werken met korte berichten Wijzigen of wissen van een kort bericht Om een bestaand kort bericht te wissen of te wijzigen, selecteert u in het hoofdmenu "Kort bericht". 5.1.6 Selecteer "Wijzigen" om het bericht te bewerken. Kies "Wissen" en bevestig de volgende controlevraag met "Ja" om het bericht te wissen. Met "Terug" keert u terug naar het menu. Aanwijzing: Aan de mastertoets (9) kan naar keuze het menu Kort bericht of de functie Komen / Gaan worden toegewezen.
5.2 De functie Komen / Gaan 5.2 De functie Komen / Gaan Door activering van de functie Gaan worden de laatste helderheidswaarden van de verlichting en de eindposities van de jaloezie opgeslagen. Daarna zendt de HOME-CONTROLLER Alles-Uit. De functie Komen leidt afhankelijk van de respectievelijk voorgedefinieerde speciale functie (zie hoofdstuk 5.4) tot de volgende reacties: c Vertraging: 0 min; actie: De voor het Gaan opgeslagen waarde wordt bij het Komen opnieuw hersteld.
5.2 De functie Komen / Gaan De actuele status van de HOME-CONTROLLER wordt op het display weergegeven door symbool (16): Aanwezig Afwezig Wanneer u een programma als aanwezigheidssimulatie hebt gekozen (vgl. hoofdstuk 3.1.5), dan wordt dit programma bij het "Gaan" geactiveerd. De schakeltijden worden dan bij toeval om de ± 15 minuten gevarieerd. 5.2.1 Selecteer in het hoofdmenu "Gaan", wanneer u uw huis verlaat.
5.3 De mastertoets 5.3 De mastertoets Aan de mastertoets (9) kunnen naar keuze één van de volgende functies vrij worden toegewezen: - Geen functie De mastertoets heeft geen functie. Bedieningshandleiding - Kort bericht Via de mastertoets kan een kort bericht worden opgeroepen, aangemaakt, gewijzigd of gewist. Lees daarvoor ook het hoofdstuk 5.1 "Werken met korte berichten". - Functie Komen / Gaan Via de mastertoets kan afwisselend de functie Komen of de functie Gaan worden geactiveerd.
5.4 Speciale functies (vertraging, actie) 5.4 Speciale functies (vertraging, actie) Voor iedere individuele draadloze ontvanger kan u indien nodig de speciale functies vertragingstijd en actie instellen. Er zijn drie verschillende instelmogelijkheden: c Vertraging: 0 min; actie: Dit is de voorinstelling voor iedere ontvanger, d.w.z. de bijbehorende ontvanger voert geen speciale functies uit. Bij het oproepen van de functie Komen wordt de voor het Gaan opgeslagen waarde weer hersteld.
5.4 Speciale functies (vertraging, actie) Technische aanwijzing draadloze verzonken schakelactor 1-kanaals Indien in uw draadloos systeem een draadloze verzonken schakelactor 1-kanaals wordt gebruikt, die niet met minstens R2 is gekenmerkt (zie opdruk), neem dan de volgende bijzonderheden in acht: Bedieningshandleiding Deze schakelactor slaat bij het oproepen van de functie Gaan of bij het opslaan van een lichtscène via de draadloze controller altijd de toestand "Uit" op.
5.4 Speciale functies (vertraging, actie) Instelling van vertragingstijd en actie voor een ontvanger Om voor een bepaalde ontvanger de vertragingstijd en de actie in te stellen, selecteert u in het menu "Configuratie - Componenten - Overzicht". 5.4.2 Selecteer in het menu "Ontvanger". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 5.4.3 U krijgt een lijst met ontvangertypes. Boven de lijn "---" bevinden zich de ontvangertypes die in de geselecteerde kamer daadwerkelijk beschikbaar zijn.
5.4 Sonderfunktionen (Verzögerung, Aktion) Bedieningshandleiding 5.4.5 Selecteer hier "Speciale functies". Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 5.4.6 Selecteer "Vertraging" om een vertragingstijd tussen 0 en 240 min (stappengrootte 1 min) in te stellen. Selecteer "Actie" om aan de geselecteerde ontvanger een actie toe te wijzen. Met "Terug" worden de ingestelde waarden toegepast.
6.0 Projectopslag 6.0 Projectopslag Bij het handboek van de draadloze controller is een FMC Mastercard gevoegd voor het opslaan van projecten. Op de kaart kunnen alle klantrelevante projectgegevens van een project worden opgeslagen en van daar indien nodig ook weer worden geladen. Bedieningshandleiding De FMC Mastercard wordt door de HOME-CONTROLLER automatisch herkend wanneer hij het standaarddisplay weergeeft. De kaart wordt met de chip eerst overeenkomstig afb. 6.a in de chipkaartlezer (4) gestoken.
6.1 Project opslaan 6.1 Project opslaan Om de actuele projectgegevens op te slaan steekt u de FMC Mastercard overeenkomstig hoofdstuk 6.0 in de chipkaartlezer. Bedieningshandleiding 6.1.1 Na het herkennen van de kaart schakelt de HOME-CONTROLLER automatisch over naar het Mastercard-menu. Selecteer hier "Project opslaan". Met "Terug" keert u terug naar het standaardbeeldscherm. 6.1.2 Indien u de actuele projectgegevens wilt opslaan, bevestigt u met "Ja".
6.2 Project laden 6.2 Project laden Om de actuele projectgegevens van een FMC Mastercard weer te laden, steekt u de kaart overeenkomstig hoofdstuk 6.0 in de chipkaartlezer. 6.2.2 Indien u de projectgegevens van de ingestoken kaart wilt laden, bevestigt u met "Ja". Aanwijzing: Eventueel aanwezige projectgegevens in de HOME-CONTROLLER worden overschreven. Na het succesvol opslaan van de projectgegevens keert de HOMECONTROLLER terug naar het menu en u kan de FMC Mastercard weer verwijderen.
7.0 Zenderdiagnose 7.0 Zenderdiagnose Uw HOME-CONTROLLER biedt de mogelijkheid om de kamer, naam en batterijtoestand van de ingeteachte zenders voor diagnose te visualiseren. Bedieningshandleiding 7.0.1 Selecteer in het menu "Configuratie Componenten - Zendertest". Met "Terug" keert u terug naar het respectievelijk hoger liggende menuniveau. 7.0.2 Activeer nu een draadloze telegram van een ingeteachte draadloze zender. Met "Terug" keert u terug naar het vorige beeldscherm. 7.0.
Funk-Management HOME-CONTROLLER Bijlage - 191 -
Bijlage A – Storingsoplossing en hulp bij storingen A) Storingsoplossing en hulp bij problemen Overzicht a) Stekkersymbool (20) knippert b) Batterijsymbool (21) knippert of is aan c) Toetsenbord kan niet worden bediend d) PIN voor de toegangsblokkering van het configuratiemenu vergeten e) Een aangemaakt programma functioneert niet f) Bij het oproepen van lichtscènes of van de functie Komen blijft een draadloze verzonken schakelactor 1-kanaals altijd uitgeschakeld, hoewel er een andere helderheidswaarde opg
Bijlage A – Storingsoplossing en hulp bij storingen a) Stekkersymbool (20) knippert De 230 V-voeding is gestoord of onderbroken. Controleer of de voedingsleiding correct is aangesloten en of de bijbehorende zekering in orde is. b) Batterijsymbool (21) knippert of is aan De gebruikte batterijen zijn zwak (symbool aan) en moeten binnenkort worden vervangen. Bij knipperend symbool is een foutloze werking in geval van een stroomuitval niet meer gewaarborgd. De batterijen moeten onmiddellijk worden vervangen.
Bijlage A – Storingsoplossing en hulp bij storingen f) Bij het oproepen van lichtscènes of de functie Komen blijft een draadloze verzonken schakelactor 1-kanaals altijd uitgeschakeld, hoewel een andere helderheidswaarde opgeslagen moet zijn. Lichtscène: Neem de aanwijzing bij de draadloze verzonken schakelactor 1-kanaals in het hoofdstuk 3.3.1 "Opslaan en wijzigen van lichtscènes" in de bedieningshandleiding in acht.
Bijlage A – Storingsoplossing en hulp bij storingen j) Er treden tijdsvertragingen op tussen de activering van de zender en het daadwerkelijk uitvoeren van de actie in de actor (ontvanger). Indien voor een verbetering van de reikwijdte in uw draadloze installatie een externe repeater is gebruikt, moet deze in de draadloze controller ook aangemeld zijn. Daardoor kunnen er tijdsvertragingen ontstaan. Is er geen externe repeater gebruikt, dan mag ook geen externe repeater in de HOME-CONTROLLER aangemeld zijn.
Bijlage B - Serie- en versienummers B) Serie- en versienummers In het menu vindt u onder „Configuratie - Systeem - Informatie“ de serie- en versienummers van uw draadloze controller. Noteer de nummers hier, zodat u deze ter beschikking heeft voor servicedoeleinden: 1: * _ _ _ _ _ _ _ _ * 2: * _ _ _ _ _ _ _ _ * 3: * _ _ _ _ * 4: 5: 6: 7: *____ *____ *____ *____ ____* ____* ____* ____* Aanwijzing In het grijs gemarkeerde _ gedeelte bevindt zich het softwareversienummer.
Bijlage B - Technische gegevens C) Technische gegevens Nominale spanning: AC 230 V ~, 50/60 Hz Batterijen: 5 x Micro, AAA 1,5 V, LR 03 Omgevingstemperatuur: Opslag-/ transporttemperatuur: 0 tot + 40 °C -12 tot + 65 °C Zendfrequentie: Zenderreikwijde: 433,42 MHz, ASK max.
Bijlage D - Garantie D) Garantie Wij bieden garantie in het kader van de wettelijke bepalingen. U gelieve het apparaat franco met een beschrijving van de fout/storing aan onze centrale service-afdeling te zenden. ALBRECHT JUNG GMBH & CO. KG Service Center Kupferstr. 17-19 D-44532 Lünen Service-Line: +49 (0) 23 55 . 80 65 53 Telefax: +49 (0) 23 55 . 80 61 65 E-Mail: mail.vka@jung.de Technische dienst (algemeen) Service-Line: +49 (0) 23 55 . 80 65 55 Telefax: +49 (0) 23 55 . 80 62 55 E-Mail: mail.vkm@jung.
. . . De getallen voor de menupunten stemmen overeen met de cijfers van het toetsenveld voor de menu-snelkeuze. Om bv. naar de zendertest te gaan, drukt u achtereenvolgens op f, d en f. Overzicht hoofdmenu .
ALBRECHT JUNG GMBH & CO. KG Volmestraße 1 58579 Schalksmühle http://www.jung.