Technische en praktische voorschriften N CSW 30-3 CSW 30-3/400 CerapurSolar condensatieketels met gestuwde afvoer Een onberispelijke werking kan slechts dan gewaarborgd worden, wanneer de technische voorschriften strikt opgevolgd worden. Wijzigingen voorbehouden. Wij verzoeken U deze voorschriften aandachtig te lezen en ze aan de gebruiker te overhandigen. Deze laatste dient ze zorgvuldig te bewaren.
INHOUD VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN VERKLARING VAN DE SYMBOLEN BESCHRIJVING VAN DE KETEL AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING TECHNISCHE GEGEVENS OPBOUW & ELEKTRISCH SCHEMA INSTALLATIE - algemeen - belangrijk - installatie in een kast - montageplaat - geluiddempende mat monteren - bevestiging van de ketel - aansluiting van de rookgasafvoer - hydraulische aansluiting - gasaansluiting ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN - algemeen - toebehoren aansluiten - Heatronic openen - verwarmingsregelingen o
INHOUD HEATRONIC INSTELLINGEN - bediening van Heatronic - overzicht van de servicefuncties - serviceniveau 1 - serviceniveau 2 - tips voor energiebesparing GASREGELING ONDERRICHTINGEN - nota voor de installateur - nota voor de gebruiker - controle van de ketel - reinigen van de mantel CONTROLE EN ONDERHOUD - belangrijke opmerkingen - wisselstukken en smeermiddelen - na controle en onderhoud - checklist voor het onderhoud - schoorsteenvegertoets - verseluchttoevoer / rookgasafvoermetingen met een ingesteld v
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN VERKLARING VAN DE SYMBOLEN 1.1 Veiligheidsvoorschriften Bij gasgeur f Gaskraan dichtdraaien. f Vensters en deuren openen. f Geen elektrische schakelaars bedienen. f Alle open vuur doven. f Van op een andere plaats naar de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS telefoneren. Bij geur van verbrande gassen f Doof de gasketel. f Vensters en deuren openen. f Verwittig uw installateur of JUNKERS.
2. BESCHRIJVING VAN DE KETEL Condensatie-gaswandketel met elektronische ontsteking, ionisatiebeveiliging, gestuwde afvoer, en modulerende werking. Uitgerust met oververhittingbeveiliging. De ketel CSW 30-3 kan aangesloten worden op het buffervat SP 400 SHU en vormt zo het type CSW 30-3/400.
3. AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN 3.1 Ketel CSW 30-3 Fig.
3.2 Montageplaat aardgas Î propaan Î Fig.
3.3 Combinatie CSW 30-3/400: ketel met buffervat Fig. 4 Montagevoorbeeld met het buffervat rechts van de ketel 1 2 3 4 montageplaat aansluitset ketel/buffervat (toebehoren Nr. 1463) buffervat SP 400 SHU expansievat (toebehoren Nr.
4. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING met het K.B.
5.
6 720 643 626 (2010/05 BL-NL) 11
6. OPBOUW & ELEKTRISCH SCHEMA Fig.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 ** bedieningspaneel Heatronic 3 hoofdschakelaar controlelampje werking brander service-toets schoorsteenvegertoets temperatuurregelaar CV lampje ‘’in werking’’ ruimte voor inbouw van een weersafhankelijke regelaar of van een schakelklok temperatuurregelaar warm water vergrendeling toetsenbord ECO-toets reset-toets display sifon voor condensatiewater rookgastemperatuurbegren
ELEKTRISCH SCHEMA Fig. 6 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 ontstekingstransformator temperatuurregelaar CV klemmenblok 230 V/AC zekering T 2,5 A - 230 V/AC temperatuurregelaar warm water aansluiting temperatuurbegrenzer TB 1 (24 V/DC) aansluiting omlooppomp sanitair of aansluiting voor externe circulatiepomp (secundaire kring, na evenwichtsfles) : NP-LP (servicecode 5.
7. INSTALLATIE Gevaar: Voor explosies! f De gaskraan sluiten vooraleer werken aan gasvoerende delen uit te voeren. f Doe een dichtheidscontrole na werken aan gasvoerende delen. Algemeen Deze ketel dient door een bevoegde installateur te worden geplaatst. Hij dient zich te houden aan de geldende nationale en plaatselijke voorschriften. In geval van twijfel dient hij zich te informeren bij de officiële instanties of bij SERVICO nv. 7.1 Belangrijk De ketel waterpas hangen.
7.3 Montageplaat Bij de gasketel hoort deze afzonderlijk verpakte en eventueel vooraf leverbare montageplaat waarmee de leidingen reeds kunnen gemonteerd worden zonder de ketel. De verbinding tussen gasketel en montageplaat gebeurt met vijf dichtingen. Deze zijn opgehangen aan de onderkant van de gasketel. De afsluitkranen vergemakkelijken in belangrijke mate de eventuele demontage van de ketel. U dient de volledige set te gebruiken.
7.4 Ophangrail en montageplaat (met toebehoren nr. 1467) f f f Monteer de ophangrail met het bijgeleverde bevestigingsmateriaal. Zet de beugels A en B (optie, toebehoren nr. 1467 – bestelnr. 7 719 003 854) (met afsluitkranen voor het buffervat) links en rechts op de montageplaat. Monteer het geheel tegen de muur. C = aansluitpunt voor expansievat buffervat (optie) + warm CV-water uit buffervat D = aansluitpunt voor overdrukventiel buffervat 3 bar (optie) + retour koud CV-water naar buffervat Fig. 10 7.
Bevestiging voorbereiden f Pluggen monteren. f Dichtingen op de nippels van de montageplaat leggen. Ketel bevestigen f Ketel op de voorbereide aansluitingen zetten en met de bijverpakte ringen en schroeven op de wand monteren. f Moeren op de aansluitingen vastdraaien. Slang van het overdrukventiel monteren (fig. 12) f De slang steeds afhellend monteren. Fig. 12 Condensafvoer monteren (toebehoren Nr. 432 - fig.
Rookgasbuis aansluiten Fig. 14 Fig. 15 Fig. 16 Raadpleeg de montagevoorschriften van de rookgasafvoer voor nadere inlichtingen. f Monteer de adapter (met meetstutten) op de ketel. f Monteer de rookgasbuis in de adapter. 7.6 Aansluiting van de rookgasafvoer Bij de gesloten toestellen mogen enkel de afvoersystemen - aangeboden en geleverd door de fabrikant van de toestellen - gebruikt worden. Zij vormen één geheel bij de keuring van de toestellen.
7.7.2 Beveiliging hydraulische aansluiting Opgelet: Voor een veilige werking van de installatie, dient de installateur de nodige beveiligingen te voorzien. Zie fig. 17. Fig. 17 1 2 3 4 expansievat CV (optie) expansievat buffervat 50 liter (optie) overdrukklep buffervat 3 bar (optie) afsluitkranen uit toebehoren nr. 1467 5 6 7 8 veiligheidsgroep sanitair 8 bar (optie) overdrukklep CV 3 bar (ingebouwd in de ketel) overdrukklep solar expansievat solar SAG 25 (toebehoren) 7.7.
7.7.6 Expansievat De voordruk van het expansievat moet overeenkomen met de statische hoogte van de installatie. Door de druk in het expansievat, met behulp van het ventiel tot 0,5 bar te beperken, kan in bijzondere gevallen capaciteitsuitbreiding verkregen worden. Indien nodig moet een bijkomend vat geïnstalleerd worden op de retourleiding van de ketel. Steeds aan te raden bij vloerverwarming. 7.8 Gasaansluiting Gasleiding De gasleiding moet binnenin volledig zuiver zijn.
8. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN Gevaar: Door elektrocutie. f Vooraleer werken uit te voeren moet de stroomtoevoer onderbroken worden. 8.1 Algemeen De voorschriften van de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij en van het algemene reglement op de elektrische installaties (A.R.E.I.), moeten strikt opgevolgd worden. De ketel is IPX 4 D-gekeurd. De gasketels zijn volledig gekableerd en ontstoord. Andere verbruikers mogen niet aftakken. De ketel via de stekker aan een stopcontact met aarding aansluiten.
f De kabeldoorvoer afsnijden volgens de kabeldikte. De opening nooit groter maken dan de kabeldikte, zoniet is de ketel niet meer spatwaterbeveiligd. Fig. 22 8.2.2 Verwarmingsregelingen of afstandsbedieningen aansluiten Sluit enkel de modulerende regelapparatuur van JUNKERS aan! Dan alleen verkrijgt U een optimaal rendement, een minimaal verbruik en de langste levensduur! Raadpleeg de montagevoorschriften van de regelaar voor de inbouw en voor de elektrische aansluiting.
De solarmodule ISM 1 aansluiten. f Twee-aderige BUS-kabel aansluiten. f Drie-aderige netkabel aansluiten. Fig. 25 8.2.4 Aansluiten van een temperatuurbegrenzer TB 1 in een vloerverwarmingsinstallatie Bij verwarmingsinstallaties met enkel vloerverwarming en directe hydraulische aansluiting aan de gasketel, tot 15 kW kan men een TB rechtstreeks op de ketel aansluiten. Brug 8 – 9 verwijderen en de TB op deze plaats aansluiten.
8.3 Externe toebehoren aansluiten 8.3.1 Aansluiten van een extern buffervat Hiervoor hebt u het temperatuurvoeler SF 4 nodig. f Doorvoer uitbreken. f Kabel doorvoeren. f Stekker rechtstreeks op de printplaat steken. f Monteer de temperatuurvoeler SF 4 in het bovenste derde gedeelte van het buffervat. Fig. 28 8.3.2 Externe circulatiepomp (secundaire kring – 230 V/AC, max. 100 W) aansluiten Met de servicefunctie 5.E de aansluiting NP – LP op 2 (externe circulatiepomp in ongemengde kring) instellen.
9. INBEDRIJFNAME Fig.
9.1 Voor de inbedrijfname Waarschuwing: Inbedrijfname zonder water leidt tot ernstige beschadiging van de gasketel. f Gasketel eerst vullen, vooraleer hem in bedrijf te nemen. f Voordruk van het expansievat controleren (druk instellen in overeenstemming met de statische hoogte van de installatie). f Open de vertrekkraan en de retourkraan van het buffervat (fig. 31 – 20 en 21). f Radiatorkranen opendraaien.
9.4 In-/Uitschakelen Inschakelen f Hoofdschakelaar inschakelen. Het controlelampje brandt blauw en in het display verschijnt de vertrektemperatuur. De ketel wordt eenmalig ontlucht wanneer hij voor het eerst ingeschakeld wordt. De verwarmingspomp wordt in intervallen in- en uitgeschakeld zonder dat de ketel opspringt. Dit duurt ongeveer 4 minuten. In het display afwisselend met de vertrektemperatuur wordt weergegeven. f Open de automatische ontluchter (23) sluit deze weer na het ontluchten. Fig.
9.7 Na de inbedrijfname f Controleer de gasaansluitdruk. f Controleer of er condensatiewater in de sifon loopt. Indien niet; de ketel uitschakelen en daar na opnieuw inschakelen. Hierdoor wordt het sifonvulprogramma opnieuw geactiveerd. Herhaal deze handeling tot er condensatiewater in de sifon loopt. 9.8 Warmwatertemperatuur instellen f Warmwatertemperatuur met temperatuurinstelknop van de ketel instellen. De ingestelde temperatuur knippert gedurende 30 seconden in het display.
9.10 Zomerbedrijf (alleen warm water) f Noteer de stand van de vertrektemperatuurregelaar . Draai de vertrektemperatuurregelaar volledig naar links in de stand . De verwarming is buiten werking. De warmwatervoorziening en de verzorging van de spanning voor de thermostaat blijven gehandhaafd. Fig. 38 Opgelet: Bevriezingsgevaar voor de verwarmingsinstallatie. 9.11 Vorstbeveiliging van de verwarmingsinstallatie en van het buffervat f Verwarming in bedrijf laten met de temperatuurregelaar minstens in stand 1.
9.14 Pompblokkeringsbeveiliging Deze regeling verhindert het vastzitten van de pomp na een lange stilstandperiode. Iedere uitschakeling van de circulatiepomp wordt gevolgd door een tijdmeting, om na 24 uur de pomp kortstondig te laten draaien. Let op: de ketel moet elektrisch ingeschakeld blijven.
10. HEATRONIC INSTELLINGEN 10.1 Bediening van Heatronic De Heatronic-module maakt een comfortabele instelling mogelijk, tevens kunnen de installateur en/of de dienst na verkoop van JUNKERS veel toestelfuncties controleren. De beschrijving beperkt zich tot de noodzakelijke functies bij de inbedrijfname. Overzicht van het bedieningspaneel schoorsteenvegertoets servicetoets display eco-toets, servicefuncties ‘’naar boven’’ vergrendelingstoets, servicefuncties ‘’naar beneden’’ 1 2 3 4 5 Fig.
10.2 Overzicht van de servicefuncties servicefuncties van niveau 1 (servicetoets indrukken en ingedrukt houden, tot hij oplicht) servicefunctie omschrijving in display 1.A verwarmingsvermogen instellen 1.b vermogen warmwaterbereiding 1.C pompkarakteristiek 1.d stand intelligente circulatiepomp 2.b maximum vertrektemperatuur 2.C ontluchtingsfunctie 2.d thermische desinfectie 2.F bedrijfsstand 3.A automatisch antipendelprogramma 3.b instellen antipendelblokkering 3.C schakeldifferentieel 3.
servicefuncties van niveau 2 (eco-toets en vergrendelingstoets servicefunctie omschrijving in display 8.A versie van de software 8.b nummer codeerstekker 8.C versie GFA (microprocessor) 8.d storing GFA (microprocessor) 8.E Heatronic 3 resetten naar de basisinstelling 8.F continu ontsteking 9.A continu bedrijfsstand 9.b actueel toerental extractor 9.C actueel verwarmingsvermogen 9.d starttoerental 1 instellen 9.E vertraging signaal turbine 9.F nalooptijd circulatiepomp C.d actuele warmtevraag d.
10.3.3 Pompkarakteristiek (servicefunctie 1.C) De pompkarakteristiek geeft aan hoe de pomp in de verwarmingsfunctie geregeld wordt. De pomp schakelt daarbij zo tussen de verschillende pompstanden dat de gekozen curve wordt aangehouden. Een verandering van de karakteristiek is zinvol wanneer een kleinere restopvoerhoogte voldoende is voor het verzekeren van de vereiste hoeveelheid circulatiewater. Kies een lage curve wanneer u zo veel mogelijk energie wil besparen en eventuele stromingsgeluiden wil beperken.
10.3.4 Stand intelligente circulatiepomp (servicefunctie 1.d) Deze servicefunctie komt overeen met de tot dusver gebruikelijke functie ‘’Pompopvoerhoogteschakelaar’’. De stand van de pomp is alleen actief wanneer bij de pompkarakteristiek (servicefunctie 1.C) 0 is gekozen. Fabrieksinstelling is: 7. Fig. 46 stand intelligentie circulatiepomp gasketel met buffervat SP 400 SHU en aansluitset Nr. 1463 1-8 karakteristieken Fig.
10.3.8 Bedrijfsstand (servicefunctie 2.F) Met deze functie kunt u de werking van de ketel tijdelijk veranderen. Mogelijke instellingen: • 00 normale werking: de ketel werkt volgens de verwarmingsregelaar. • 01 de ketel werkt gedurende 15 minuten met minimaal vermogen. • 02 de ketel werkt gedurende 15 minuten met maximaal vermogen. Bij het verlaten van deze servicefunctie wordt de waarde 00 automatisch opgeslagen. 10.3.9 Automatisch antipendelprogramma (servicefunctie 3.
10.3.16 Waarschuwingssignaal (servicefunctie 4.d) Bij een storing weerklinkt een waarschuwingssignaal. Met de servicefunctie 4.d kan dit signaal uitgeschakeld worden. De fabrieksinstelling is 01 (ingeschakeld). 10.3.17 Sifonvulprogramma (servicefunctie 4.F) Het sifonvulprogramma waarborgt, dat de condenswatersifon na het installeren of een langere stilstandperiode gevuld wordt.
10.3.26 Actueel debiet turbine (servicefunctie 6.d) Het actueel debiet van de turbine wordt getoond. Mogelijke aanduidingen zijn: • 0.0. - 99.9.: 0,0 tot 99 l/min in stappen van 0,1 l/min 10.3.27 Status schakelklok (servicefunctie 6.E) Het linker cijfer toont de actuele status van de verwarming. De verwarmingsmodus wordt conform de instellingen op de schakelklok geactiveerd. Het rechter cijfer toont de actuele status warm water. Deze modus wordt conform de instellingen op de schakelklok geactiveerd.
10.3.34 Manuele bediening van de mengkraan (servicefunctie 0.C) Mogelijke instellingen zijn: • 00 normale werking • 01 buffervat open • 02 middenpositie • 03 buffervat gesloten Bij het verlaten van deze instelling wordt automatisch weer de waarde 00 opgeslagen. 10.4 Serviceniveau 2 10.4.1 Versie van de software (servicefunctie 8.A) De actuele softwareversie wordt getoond. 10.4.2 Nummer codeerstekker (servicefunctie 8.b) De laatste vier posities van de codeerstekker worden getoond.
10.4.11 Vertraging signaal turbine (servicefunctie 9.E) Met deze servicefunctie kan een vertragingstijd worden ingesteld, om bij kortstondige drukpieken in het waterleidingnet ongewenst starten van het toestel te voorkomen. Door spontane drukverandering in de watertoevoer kan de turbine een warmwaterafname signaleren. Daardoor gaat de brander kortstondig in bedrijf, ondanks dat er geen water wordt afgenomen.
12. ONDERRICHTINGEN 12.1 Nota voor de installateur Na de ingebruikname: f de gebruiker op de hoogte brengen van de bediening en de werking van de gasketel, f zijn aandacht vestigen op het feit dat in geen geval de buis voor de aanvoer van verse lucht en de buis voor de afvoer van verbrande gassen belemmerd mogen worden, f zijn aandacht vestigen op de controle van de waterdruk d.m.v. de manometer (zie paragraaf 9.3), f dit document overhandigen. 12.
13. CONTROLE EN ONDERHOUD Zelfs een JUNKERS heeft een regelmatige controle- en onderhoudsbeurt nodig. Een preventief onderhoud vermijdt vroegtijdige slijtage en/of een abnormaal hoog verbruik. Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door de installateur, een bevoegde vakman of door de dienst na verkoop van JUNKERS. EEN JAARLIJKSE ONDERHOUDSBEURT IS AANBEVOLEN. (afhankelijk van de regionale reglementering ter zake) Doe hiervoor beroep op een erkende vakman of op de dienst na verkoop van JUNKERS.
13.4 Checklist voor het onderhoud (door de installateur of door de dienst na verkoop van JUNKERS) Volgorde 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Te doen Laatste foutmelding oproepen, servicefunctie 6.A. Controleer de filter in de koudwatertoevoer. Verseluchttoevoer en luchtaanvoer optisch controleren. Controleer de gasvoordruk. Controleer de CO2 -instelling van MIN/MAX (gas/luchtverhouding) Controleer de dichtheid ten aanzien van gas, rookgas en water. Controleer de warmtewisselaar. Brander testen.
13.6.1 O2- of CO2- metingen in de verseluchttoevoer Met een O2- of CO2-meting in de verseluchttoevoer kan bij een rookgasafvoersysteem volgens C13, C33, C33S en C43 de dichtheid van de rookgasafvoer gecontroleerd worden. De O2-waarde mag niet onder de 20,6 % zijn. De CO2-waarde mag de 0,2 % niet overschrijden. f Gebruik een geijkt elektronisch analysetoestel voor de meting. f f f f f Kies met de schoorsteenvegertoets = maximum ingesteld nominaal vermogen.
13.9 Platenwarmtewisselaar Bij onvoldoend uitstroomdebiet: f Koudwaterkraan sluiten. Koudwatertoevoerleiding losmaken en filter op vervuiling controleren. Vervangen indien nodig. f Demonteer de platenwarmtewisselaar en vervang hem. - of f Ontkalk met een ontkalkingmiddel dat geschikt is voor roestvrij staal. (af te raden omwille van tijdverlies en efficiëntie) Demontage van de platenwarmtewisselaar f Demonteer de driewegkraan. Fig. 53 f Schroef de platenwarmtewisselaar los. Fig.
f Neem de platenwarmtewisselaar naar boven toe weg. f Monteer een nieuwe platenwarmtewisselaar en gebruik daarbij nieuwe dichtingen. Monteer het hydraulische gedeelte in omgekeerde volgorde. f Controleer de dichtheid van de aansluitingen. Fig. 55 13.10 Warmtewisselaar, brander en elektroden Voor de reiniging van de warmtewisselaar is een speciale borstel leverbaar. (toebehoren N° 1156, bestelnummer 7 719 003 006). f Controleer de onderdruk bij max. nominaal warmtevermogen aan de mengkamer. Fig.
f Bevestigingsmoer van de extractorplaat afschroeven en extractor verwijderen. Fig. 58 f Elektrodenset met dichting afnemen. Controleer of de elektroden niet vervuild zijn. Eventueel reinigen of vervangen. f Brander uitnemen. Fig. 59 Waarschuwing: Verbrandingsgevaar. De warmteverspreiders kunnen ook na langere stilstandperiodes nog zeer heet zijn. f Warmteverspreiders met vochtige doeken afkoelen. f Bovenste warmteverspreider uitnemen. f Neem de onderste warmteverspreider weg.
Met een zaklamp kan U nu - via een spiegel - in de warmtewisselaar kijken. Fig. 61 f Reinig de warmtewisselaar met de borstel (toebehoren N° 1015): • draai de borstel zowel naar links als naar rechts, • van boven naar onder tot de aanslag. f De schroeven van het deksel van de reinigingsopening losdraaien en het deksel wegnemen. f Alle vervuiling verwijderen en reinigingsopening opnieuw afsluiten. f Nu moeten de warmteverspreiders opnieuw ingebouwd worden.
13.11 Condenswatersifon reinigen f Demonteer de condenswatersifon en controleer de opening naar de warmtewisselaar op doorgang. f Verwijder het deksel van de condenswatersifon en reinig het. f Controleer de slang voor het condensatiewater. Indien nodig deze slang reinigen. f Vul de condenswatersifon met ongeveer 1/4 liter water en monteer hem weer. Fig. 64 13.12 Membraan in de mengkamer f Mengkamer (1) losdraaien. f Membraan (2) op vervuiling en scheurtjes controleren. f Mengkamer terug monteren. Fig.
13.14 Verwarmingswaterdruk controleren Voor het bijvullen eerst de vulset met water vullen. Dit voorkomt dat er lucht in de installatie komt. Opgelet: De ketel kan beschadigd worden. f Vul enkel water bij wanneer de ketel koud is. f De wijzer op de manometer (10) moet tussen de 1 en 1,5 bar staan. f Staat de wijzer onder de 1 bar (in koude toestand) dan moet u bijvullen totdat de wijzer weer tussen de 1 en 1,5 bar staat.
14. AANDUIDINGEN IN HET DISPLAY VAN DE KETEL Aangeduide waarde Cijfer of letter, punt gevolgd door letter Letter gevolgd door cijfer of letter Twee cijfers Omschrijving Bereik Servicefunctie Storingscode knippert Decimale waarde (bv. vertrektemperatuur) 00 .. 99 Decimale waarde; U gevolgd door 0 9 0 .. 109 100 … 109 wordt aangeduid als U0 .. U9 Een cijfer (langdurig aangeduid) gevolgd Decimale waarde (drie cijfers); eerste cijfer wordt aangeduid afwisselend met de twee 0 ..
15. STORINGEN 15.1 Storingen oplossen Gevaar: Voor explosies! f De gaskraan sluiten vooraleer werken aan gasvoerende delen uit te voeren. f Doe een dichtheidscontrole na werken aan gasvoerende delen. Gevaar: Voor CO-vergiftiging! f Controleer de dichtheid na werken aan de rookgasafvoer. Gevaar: Voor stroomschok! f Voor het werken aan de elektrische delen altijd ketel spanningsvrij maken (zekeringen, hoofdschakelaar, enz.). Gevaar: Voor verbranding! f Heet water kan brandwonden veroorzaken.
15.2 Storingen die in het display getoond worden Display A1 Korte omschrijving Circulatiepomp loopt droog. A7 Warmwater-NTC defect. A8 CAN-communicatie onderbroken. Ad Temperatuurvoeler TS3 van het buffervat wordt niet herkend. Codeerstekker wordt niet herkend. b1 b2/b3 Interne gegevensfout. C6 Extractor draait niet. CC Buitentemperatuurvoeler niet herkend. d1 Retourtemperatuurvoeler defect. d3 Temperatuurbegrenzer TB 1 defect. d5 Externe temperatuurbegrenzer heeft uitgeschakeld.
Display EA Korte omschrijving Vlam wordt niet herkend (geen ionisatie). F0 Interne fout. F1 F7 FA Fd H1 Wat te doen f Controleer de aarding. f Is de gaskraan open? f Controleer de gasaansluitdruk. f Controleer de netaansluiting. f Controleer de elektrodes en kabels. Indien nodig, vervangen. f Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of verbeteren. f Controleer de verhouding gas/lucht (CO2). Eventueel verbeteren.
15.3 Storingen die niet in het display getoond worden Storing Te veel verbrandingsgeluid. De ketel bromt. Wat te doen f Codeerstekker goed vaststeken. Indien nodig, vervangen. f Controleer de gassoort. f Controleer de gasaansluitdruk. f Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of verbeteren. f Controleer de verhouding gas/lucht (CO2) in de verbrandingslucht en in de rookgassen. Indien nodig de gasblok vervangen. Stromingsgeluiden.
15.4 Meetwaarden van de voelers 15.4.1 Buitentemperatuurvoeler (bij weersafhankelijke regelaars – toebehoren) buitentemperatuur (°C) meettolerantie +/- 10% - 20 - 16 - 12 -8 -4 0 4 8 10 15 20 25 weerstand (Ω) 2 392 2 088 1 811 1 562 1 342 1 149 984 842 781 642 528 436 15.4.
16.
17. BELANGRIJKE NOTA’S De typeaanduiding en het serienummer vindt U terug op het kenplaatje van de ketel. Gelieve deze gegevens te vermelden op de garantiekaart en bij elk contact met Uw installateur of met onze dienst na verkoop. VOORBEELD VAN EEN KENPLAAT INSTALLATEUR Condensatieketel/Chaudière à Condensation. type-aanduiding CSW 30-3 A 23 S3600 Best.-Nr./Num.de Com.
DIENST NA VERKOOP (met techniekers uit Uw regio) SERVICO nv heeft een dienst na verkoop ter beschikking van de installateur en de gebruiker. In geval van moeilijkheden, wendt U tot SERVICO nv (officiële dienst na verkoop van de fabrikant).