Operation Manual
8 716 833 195 (2013/06 BL-NL) (T30.33195.10)
22
10.5 Gasaansluiting
Gasleiding
De gasleiding moet binnenin volledig zuiver zijn. Indien nodig de leiding doorblazen.
AARDGAS: De aardgasleidingen dienen gelegd te worden volgens de regels der kunst en de doormeter berekend
volgens de norm NBN D 51-003. Bij installaties op aardgas moet men een BGV gekeurde gasafsluitkraan gebruiken.
VLOEIBAAR GAS: De installaties op vloeibaar gas dienen strikt te beantwoorden aan de norm NBN D 51-006.
De dichtheid van de gasaansluiting controleren met geopende gaskraan in overeenstemming met de norm
NBN D 51-003.
10.6 Elektrische aansluitingen
De voorschriften van de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij en van het algemeen reglement op de elektrische
installaties (A.R.E.I.), moeten strikt opgevolgd worden.
De ketel is IP 30 gekeurd.
Vooraleer werken uit te voeren moet de stroomtoevoer onderbroken worden.
De gasketels zijn volledig gekableerd en ontstoord.
Voedingsspanning: 230 V / 50 Hz.
Het stopcontact moet toegankelijk zijn.
Een aarding is verplicht.
De elektrische installatie moet voorzien zijn van een circuitonderbreker (bij voorkeur bipolair) met stroomonderbreker
of zekering (het maximaal opgenomen vermogen door de ketel bedraagt 0,5 A).
Leg de kabels van de voelers en van de regelapparatuur gescheiden van de kabels 230 V.
Onderbreek de stroomtoevoer vooraleer de voelers aan te sluiten.
10.6.1 Aansluiting aan het elektriciteitsnet bij ketels
EHLE 17, 23, 27, 34 en 39
Aansluiten met de kabel (met stekker) aan een stopcontact met
aarding.
Verwijder de deur van de ketel (fig. 21 nr. 29) om toegang tot de
klemmenblok te verkrijgen.
Schroef de blokkeervijs (fig. 20 nr. 30) van de deur los.
Trek de deur naar U toe en laat ze een beetje naar
beneden zakken.
Fig. 20
Fig. 21