Operation Manual

8 716 833 195 (2013/06 BL-NL) (T30.33195.10)
33
15.2.3 Reinigen van de brander en controle van de elektrodes
Verwijder de 2 bevestigingsvijzen (B) van de
ontstekingselektrode (7) en de ionisatie-elektrode (8).
Controleer beide elektrodes.
Verwijder de 4 schroeven (A) van het branderdeksel (11).
Indien nodig, de isolatie van dit deksel vervangen om een
perfecte afdichting te verzekeren.
Reinig - met een stofzuiger - het oppervlak van de brander
(33), de branderhouder (43) en de sokkel van de gasketel.
15.2.4 Opnieuw monteren
Hermonteer de elektrodes (7) en (9) en het branderdeksel
(11).
Hermonteer de remplaten, de afdekplaat, de isolatie en
deksel van de ketel.
Hermonteer de brander (32).
Controleer de dichtheid van gasblok en brander d.m.v.
afzepen.
Fig. 38
GEVAAR: Na controle of na het schoonmaken van het toestel, moet het inspectieluik weer afgesloten
worden en dient het op lekkage te worden gecontroleerd.
15.3 Controle van de toebehoren
Controleer bij de tweejaarlijkse onderhoudsbeurt van de gasketel eveneens alle veiligheids- en stuurorganen (bvb.
overdrukklep, ontluchter, veiligheidsgroep, enz.).
Controleer tevens of de gasketel en installatie geen lekken vertonen.
Indien er geen lekken zijn en U toch regelmatig water moet bijvullen, dient het expansievat (optie) gecontroleerd te
worden (zie paragraaf 15.4).
Om elk risico op vastzitten van de circulatiepomp te vermijden, raden wij U aan deze pomp gedurende enkele
seconden te laten draaien in het midden van de zomerperiode (zet daarvoor de ketel gedurende 1 tot 2 minuten in
werking).
15.4 Controle van de voordruk van het expansievat (niet bijgeleverd)
Laat de druk in de installatie zakken door de leegloopkraan
of de veiligheidsklep te openen tot de manometer minder
dan 0,5 bar aanduidt.
Controleer de druk van het expansievat. Indien nodig terug
op druk brengen of vervangen indien het membraan
doorboord is (aanwezigheid van water aan het ventiel).
Om de doeltreffendheid van het expansievat te
optimaliseren, dient men:
De voordruk van het expansievat aan te passen
naargelang de CV-installatie. Deze moet overeenkomen
met de statische hoogte van de installatie (H) uitgedrukt
in bar (hoogte tussen het hoogste punt van de installatie
en het expansievat, waarbij 10 meter = 1 bar).
De vuldruk van de installatie bij te regelen tot een
waarde 0,2 bar hoger dan deze van de voordruk van het
expansievat (nadat de volledige CV-installatie ontlucht
werd).
Fig. 39