Operation Manual

Inbedrijfstelling en buiten bedrijf stellen
7 746 800 090 (2007/05)
60
4 Inbedrijfstelling en buiten bedrijf stellen
4.1 Configuratie
Bij de configuratie wordt het regelgedrag van de ICM-
module (ICM-master) aan de specifieke cv-installatie
aangepast.
De configuratie van de ICM-module start automatisch:
bij de eerste inbedrijfstelling van een ICM-module,
bij het opnieuw in bedrijf stellen na een reset van de
configuratie (Æ hoofdstuk 4.3).
De configuratie duurt ten minste 5 minuten. Tijdens de
configuratie knipperen de bij de aangesloten cv-toestel-
len behorende LED’s en evt. de LED voor de weer-
gave van een BUS-communicatie (Æ tabel 9).
Knipperen er geen LED’s meer, dan is de configuratie
beëindigd en in de ICM-module opgeslagen.
Een eenmaal opgeslagen configuratie blijft ook bij een
onderbreking van de stroomvoorziening behouden.
Als na de configuratie tijdens de werking een cv-toestel
(of een ICM-module) tijdelijk wordt uitgeschakeld (bijv.
i.v.m. onderhoud), dan begint de bij dit cv-toestel beho-
rende LED of de LED voor de weergave van de BUS-
communicatie te knipperen. Na het opnieuw inscha-
kelen wordt het cv-toestel (of de ICM-module) weer her-
kend en de bijbehorende LED knippert niet meer.
4.2 Inbedrijfstelling
B Controleer de correcte aansluiting van alle compo-
nenten van de cv-installatie.
B Schakel de voeding (230 V AC) voor alle componenten
van de cv-installatie, behalve voor de ICM-module, in.
B Stel alle cv-toestellen in bedrijf (inschakelen)
B Schakel de voedingspanning via de netstekker van de
(eerste) ICM-module in.
Soms begint dan de configuratie. Dit duurt ten minste
5 minuten.
B Voer bij de afzonderlijke BUS-gebruikers de noodza-
kelijke instellingen overeenkomstig de desbetref-
fende installatiehandleidingen uit.
4.3 Reset van de configuratie
Bij een reset van de configuratie wordt een in de ICM-
module opgeslagen installatieconfiguratie gewist. Bij de
volgende inbedrijfstelling wordt dan de actuele installa-
tieconfiguratie opgeslagen in de ICM-module.
B Onderbreek de stroomvoorziening naar alle ICM-
modules.
B Open de behuizing van de ICM-module (ICM-master)
(Æ afbeelding 3).
B Verwijder de jumper (Æ afbeelding 12).
B Zorg voor een correcte aansluiting van alle componen-
ten van de cv-installatie.
B Schakel de voeding (230 V AC) voor alle componen-
ten van de cv-installatie, behalve voor de ICM-
module, in.
B Stel alle cv-toestellen in bedrijf (inschakelen)
B Schakel de stroomvoorziening via de netstekker van
de (eerste) ICM-module in.
Stemt de opgeslagen configuratie niet over-
een met de daadwerkelijke configuratie van
de cv-installatie, wordt het opsporen van
een storing bemoeilijkt.
B Voer na iedere geplande/blijvende veran-
dering van de configuratie een reset van
de configuratie uit (Æ hoofdstuk 4.3), zo-
dat de nieuwe configuratie van het toe-
stel in de ICM-module (ICM-master) kan
worden opgeslagen.
Bij de eerste inbedrijfstelling of na een reset
wordt de configuratie van de cascade inge-
steld (Æ hoofdstuk 4.1).
B Tijdens de configuratie de LED’s in de ga-
ten houden om kabelbreuk of bedradings-
fouten te kunnen constateren.
De configuratie van de cv-installatie is opge-
slagen in de ICM-master. Door een reset van
de ICM-master wordt de complete configu-
ratie (ook van de andere ICM-modules) ge-
wist.