Operation Manual
Installatie
Supraeco A SAS – 6 720 805 043 (2013/03)
15
▶ Flens de leiding en sluit deze aan op de gasaansluiting van de binnen-
eenheid als bij de vloeistofleiding.
Afb. 20 Trek de moer met twee sleutels aan
▶ Controleer dat de afsluiters voor vloeistof en gas zijn gesloten op de
buiteneenheid van de warmtepomp ( [5], afb. 13). Maak de flens-
moeren los. Verwijder de afsluitkappen.
▶ Controleer, dat afsluiters dicht zijn. Geadviseerd wordt een elektroni-
sche lekdetectie te gebruiken.
▶ Flenzen en aansluiting van de vloeistofleiding en de gasleiding met de
buiteneenheid van de warmtepomp op dezelfde wijze als bij de bin-
neneenheid.
▶ Controleer of de leiding niet tegen de compressor aanligt. Wanneer de
leiding de compressor raakt, kunnen ongewone geluiden en trillingen
ontstaan.
6.7.4 Controleer de lekdichtheid van de koelmiddelleiding
▶ Controleer dat de afsluiters voor vloeistof en gas zijn gesloten op de
buiteneenheid van de warmtepomp ( [5], afb. 13). Niet openen.
▶ Sluit de manometer en de gastank (droge stikstof) aan op de service-
uitgang op de afsluiter voor vloeistof ([1], afb. 21).
▶ Verhoog langzaam de druk tot 4,15 MPa (41,5 bar). Wacht vijf minu-
ten en controleer de druk.
▶ De druk tot 1,0 MPa (10,0 bar) laten afnemen. Wacht een uur en con-
troleer de druk opnieuw.
▶ Voer een lekdetectie uit met een bellentest (lekdetectiemiddel).
6.7.5 Vacuümafzuiging
Zuig de leidingen met een vacuümpomp leeg, voordat het koelmiddel
doorstroomt.
▶ Sluit de vacuümpomp aan op de service-uitgang op de afsluiter van de
vloeistofleiding ( [1], afb. 21).
▶ Start de vacuümpomp en houdt het vacuüm minimaal een uur in
stand, nadat 1 mbar (/0,75 Torr /100 Pa) is bereikt. Afhankelijk van
de luchttemperatuur en de vochtigheid kan een langere droogtijd no-
dig zijn.
▶ Sluit de vacuümverbinding om de meeteenheid tegen overdruk te be-
schermen, resp. scheidt de vacuümverbinding via het snelsluitven-
tiel.
6.7.6 Afsluiters openen
Afb. 21 Afsluitventielen
[1] Service-uitgang, vloeistofleiding (aansluiting vacuümpomp)
[2] Afsluiter voor gas
* ODU 75: gat voor inbussleutel, 5 mm
* ODU 100 – 120: handgreep
[3] Flensmoer
[4] Afsluiter voor vloeistof, gat voor inbussleutel 4 mm
Gaszijde
▶ Afdekking verwijderen.
▶ Open de afsluiter, door de schroef ( [2], afb. 21) met een 5 mm in-
bussleutel (ODU 75) tot aan de aanslag te verdraaien, of draai aan de
handgreep (ODU 100–120).
▶ Afdekking weer aanbrengen.
Vloeistofzijde
▶ Afdekking verwijderen en afsluiter
( [3], afb. 21) linksom zover mogelijk met een 4 mm inbussleutel
opendraaien. Stop bij het bereiken van de aanslag.
▶ Afdekking weer opschroeven
Sluiten van de afsluiters in omgekeerde volgorde.
6.7.7 Bijvullen koelmiddel
▶ Bijvullen van het systeem is niet nodig, wanneer de leidinglengte niet
meer is dan 30 m.
▶ Wanneer de leidinglengte meer is dan 30 m, moet extra koelmiddel
conform tab. 3 worden bijgevuld.
▶ Wanneer de ODU draait, vult u koelmiddel in vloeibare toestand bij via
de service-uitgang aan de aanzuigzijde. Vul het vloeibaar koelmiddel
niet direct bij in de afsluiter.
▶ Wanneer u het koelmiddel in de ODU heeft gevuld, geef dan de bijge-
vulde hoeveelheid koelmiddel aan op het service-etiket (op de een-
heid).
Voer een dichtheidstest uit conform EN 378-2. Gebruik
droge stikstof voor de controle van de dichtheid van de
koelmiddelleiding.
6 720 644 816-71.1I
1
4
6 720 644 816-29.1I
3
2
model
Toegelaten leidingleng-
te
(enkel)
Toegelaten verschil in
de verticale leiding
(hoogteverschil binnen-
/buiteneenheid)
Bijvulhoeveelheid koelmiddel R410A
0 – 30 m
31–40m 41–50m 51–60m 61–70m
75 0–50m 0,6 kg 1,2 kg – –
100 – 120 0 – 70 m 0,6 kg 1,2 kg 1,8 kg 2,4 kg
Tabel 5 Bijvullen van het koelmiddel










