Operation Manual

6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
35
10.2.3 Na het vullen
Draai beide flow valven terug in de werkingspositie (positie a).
Controleer de bedrijfsdruk. Eventueel warmtewisselaarvloeistof bijvullen.
De solar-installatie in bedrijf nemen via de regelaar (FR 110, FW 100, FW 200 of FW 500).
De solarpomp laten draaien door de manuele instelling vanuit de regelaar.
Controleer het debiet aan de debietmeter.
Nogmaals ontluchten en de bedrijfsdruk op 2,5 bar instellen. Zie paragraaf 10.1 voor installaties met een
hoogteverschil van meer dan 12 meter.
Het debiet op de debietmeter aflezen en vergelijken met het benodigde debiet uit onderstaande tabel.
aantal collectoren debiet in liter/minuut
2
2 … 5
3
3 … 6
Fig. 50
Wanneer het benodigde debiet niet bereikt wordt:
Debiet instellen via de overeenstemmende schakelstand van de solar-circulatiepomp.
De solarpomp terug op automatisch programmeren vanuit de regelaar.
Na vier weken:
De installatie nogmaals ontluchten met de te voorziene ontluchters van de installatie.