Operation Manual
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
46
12.4.4 Stand intelligente circulatiepomp (servicefunctie 1.d)
Deze servicefunctie komt overeen met de tot dusver gebruikelijke functie ‘’Pompopvoerhoogteschakelaar’’.
De stand van de pomp is alleen actief wanneer bij de pompkarakteristiek (servicefunctie 1.C) 0 is gekozen.
De fabrieksinstelling is: 7.
Fig. 69 stand intelligentie circulatiepomp
TOP 14/400-3 ZBS
Fig. 70 stand intelligentie circulatiepomp
TOP 30/475-3 ZBS
1 - 7 karakteristieken
H restopvoerhoogte
V hoeveelheid circulatiewater
12.4.5 Sturing ingebouwde circulatiepomp (servicefunctie 1.E)
Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regeling, wordt automatisch op pompschakeling 4
overgeschakeld.
Verschillende pompschakelingen:
Schakelstand 00:
De BUS-regelaar stuurt de circulatiepomp.
Schakelstand 01 (Een dergelijke bediening is ten stelligste af te raden omwille van risico op oververhitting!):
Voor installaties zonder externe regelaar. De pomp wordt door de vertrektemperatuurregelaar geschakeld. Bij
warmtevraag start de pomp samen met de brander.
Schakelstand 02 (automatische werking, fabrieksinstelling):
Voor installaties met kamerthermostaat aangesloten aan de klemmen 1, 2 en 4 (24 V).
Schakelstand 03:
De circulatiepomp draait continu (uitzonderingen: zie handleiding van de regelaar).
Schakelstand 04:
Intelligente uitschakeling van de circulatiepomp bij installaties met weersafhankelijke regeling. De pomp wordt enkel
ingeschakeld wanneer het nodig is.
12.4.6 Servicefunctie 2.A: geen functie
12.4.7 Maximum vertrektemperatuur instellen (servicefunctie 2.b)
De maximale vertrektemperatuur kan tussen 35 en 88°C ingesteld worden.
De fabrieksinstelling is 88.