Operation Manual
23
10. INDIVIDUELE INSTELLING DOOR DE INSTALLATEUR
10.1 Manuele instellingen
10.1.1 Grootte van het expansievat testen
Het volgende diagram geeft aan of het ingebouwde expansievat voldoende is, of dat er een extern vat dient geplaatst
te worden (niet bij vloerverwarming).
Voor de getoonde kenlijnen wordt met volgende gegevens rekening houden:
• 1 % waterinhoud in het expansievat of 20 % van het kenvolume in het expansievat.
• Werkingsdrukverschil van het overdrukventiel van 0,5 bar, volgens DIN 3320.
• De voordruk van het expansievat komt overeen met de statische opvoerhoogte van de installatie.
• Maximale bedrijfsdruk: 3 bar.
I
II
III
IV
V
VI
VII
A
B
tV
VA
voordruk 0,2 bar
voordruk 0,5 bar
voordruk 0,75 bar
voordruk 1,0 bar
voordruk 1,2 bar
voordruk 1,3 bar
voordruk 1,5 bar
arbeidsbereik van het expansievat
extra expansievat nodig
aanvoertemperatuur
inhoud in liter
Fig. 31
Wanneer het snijpunt rechts naast de curve ligt, moet een bijkomend expansievat geïnstalleerd worden.
10.1.2 Instellen van de aanvoertemperatuur
De aanvoertemperatuur is tussen 35°C en 88°C instelbaar.
i
Bij vloerverwarming op de maximale toegelaten aanvoertemperatuur letten.
10.1.3 Begrenzing van de aanvoertemperatuur
De temperatuurregelaar is op stand
E
begrensd. Bij deze begrenzing is de maximale aanvoertemperatuur 75°C.
10.1.4 Wijzigen van de aanvoertemperatuurbegrenzing
Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoertemperatuur kan de begrenzing eruit genomen worden.
Gele knop van de temperatuurregelaar met een schroevendraaier losdraaien.
Zet de gele knop 180° gedraaid weer in (punt naar binnen gericht). De aanvoertemperatuur wordt niet meer
begrensd op 75°C.
stand aanvoertemperatuur
1 ongeveer 35°C
2 ongeveer 43°C
3 ongeveer 51°C
4 ongeveer 59°C
5 ongeveer 67°C
E ongeveer 75°C
max ongeveer 88°C
Fig. 32