Operation Manual

28
Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 2.5
verschijnt.
Na een korte tijd verschijnt de ingestelde aanvoertemperatuur op
het display.
Temperatuurregelaar draaien, tot op het display de gewenste
maximale aanvoertemperatuur tussen 35 en 88 verschijnt. Het
display en de toets knipperen.
Fig. 45
Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display
[
[[
[ ]
]]
]
verschijnt.
De maximale aanvoertemperatuur is vastgelegd.
Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde
temperaturen draaien.
Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.
Fig. 46
10.2.7 Inschakelen van het schakeldifferentieel van de ketelaquastaat (servicefunctie 2.6)
i
Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regelaar, is een instelling niet nodig. Het schakeldifferentieel wordt
door de regelaar overgenomen.
Het schakeldifferentieel is de toegestane afwijking van de gevraagde aanvoertemperatuur. Het schakeldifferentieel
kan met stappen van 1 K ingesteld worden. Het instelbereik ligt tussen 0 en 30 K (fabrieksinstelling = 0 K).
De minimale aanvoertemperatuur is 35°C.
Antipendelprogramma uitschakelen (instelling
0
, zie punt 10.2.5).
Toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display
--
verschijnt. Toets brandt.
Fig. 47
Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 2.6
verschijnt.
Na een korte tijd verschijnt het ingestelde schakeldifferentieel op
het display.
Temperatuurregelaar draaien, tot op het display het gewenste
schakeldifferentieel tussen 0 en 30 verschijnt. Het display en de
toets knipperen.
Fig. 48
Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display
[
[[
[ ]
]]
]
verschijnt.
Het schakeldifferentieel is vastgelegd.
Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde
temperaturen draaien.
Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.
Fig. 49