Operation Manual

– 45 –
Nederlands
3
Druk op de rechterzijde (¢ ) of linkerzijde
(4
) van de bedieningsknop om de
titelinvoermodus te wijzigen.
Wanneer u aan de rechter draaischijf draait, verandert
de invoermodus in deze volgorde:
4
Druk op de toets SET om de invoermodus voor het
invoeren van een titel te kiezen.
5
Druk op de toets CHARACTER om de tekenset van
uw keuze te selecteren.
Elke keer wanneer u op de toets drukt, verandert de
geselecteerde tekenset en wel als volgt:
Disc
title
1st track
title
2nd track
title
3rd track
title
Last track
title
MD-
titel
Titel 1e
track
Titel 3e
track
Titel 2e
track
Titels aan een MD toekennen
Aan elke MD en aan elke track kan een titel worden
toegekend. Toegekende titels worden nadat ze zijn
ingevoerd ter controle op de display weergegeven.
Elke titel kan uit maximaal 64 tekens bestaan. Deze kunnen
in hoofdletters of kleine letters worden ingevoerd. Het is
ook mogelijk symbolen en cijfers in te voeren.
Op de eenheid:
In het onderstaande voorbeeld wordt de procedure in zijn
geheel uitgelegd, d.w.z. vanaf het punt waarop u een MD in
de MD-lade plaatst. Als u al een MD aan het afspelen of
opnemen bent, kunt u bij stap 2 beginnen.
Als u het venster voor het invoeren van titels wilt
afsluiten, kunt u op elke moment tijdens de procedure op
TITLE drukken.
1
Plaats de MD met de track die u wilt bewerken in
een van de lades van MD.
2
Druk op TITLE.
De bron wordt gewijzigd in “MD” en de MD-recorder
geeft een van de volgende vensters voor het invoeren
van titels weer.
Invoervenster voor de minidisctitel: verschijnt als u
op TITLE drukt als de MD-recorder stopt.
Invoervenster voor tracktitels: verschijnt als u op
TITLE drukt tijdens het afspelen of opnemen.
Alphabets
Numerals
& Symbols
Voorbeeld. Track 1 wordt afgespeeld.
Voorbeeld. Er wordt een minidisctitel ingevoerd.
Letters
cijfers en symbolen
Titel laatste
track
Letters
cijfers en symbolen
NL44-49.CA-MXS5RMD[EN]/F 99.8.9, 2:56 PM45