Operation Manual
– 48 –
Nederlands
8
Druk op de toets ENTER om het invoeren van
tekens te voltooien.
De vermelding “EDITING” verschijnt korte tijd en de
eenheid keert weer terug in de modus voor het invoeren
van titels.
• U kunt een volgende titel toekennen door stap 3 t/m 8
te herhalen.
9
Druk op MD TITLE (of opnieuw op ENTER) om
het invoeren van titels te voltooien.
10
Druk op 0 voor de MD-recorder om de MD-lade
te openen.
De tekst “WRITING” wordt weergegeven en de
bewerkingen die u hebt uitgevoerd, worden
vastgelegd op de MD.
U kunt titels toekennen tijdens het afspelen of
opnemen
• Tijdens het afspelen:
Een tracktitel invoeren
De huidige track wordt herhaald totdat u op ENTER drukt in
stap 8 die hierboven wordt beschreven. Als u op ENTER drukt,
wordt de volgende track afgespeeld.
Een minidisctitel invoeren
Alle tracks van de MD worden herhaald totdat u op ENTER
drukt in stap 8 die hierboven wordt genoemd. Als u op ENTER
drukt, wordt de titelinvoermodus ingeschakeld.
• Tijdens het opnemen:
Een tracktitel invoeren
De MD-recorder gaat verder met opnemen, zelfs als u op
ENTER drukt in stap 8 die hierboven wordt beschreven. Als u
op ENTER drukt, wordt een titel toegekend aan de track waar u
met de titelinvoer bent begonnen.
• Tijdens Synchronized Recording en First Track Recording
van een CD:
U kunt achtereenvolgens een minidisctitel en 15 tracktitels
toekennen terwijl de opname doorgaat. De ingevoerde tracktitels
worden automatisch in volgorde van opname toegekend aan de
achtereenvolgende tracks die worden opgenomen op de MD.
Alle tracktitels die u na de 16e tracktitel invoert, worden
genegeerd.
Als “NO OPERATION!” wordt weergegeven
U hebt de toetsen op de eenheid gebruikt terwijl u een titel invoert
met de afstandsbediening. Gebruik alleen de afstandsbediening.
4
Druk op de toets SET om de invoermodus voor het
invoeren van een titel te kiezen.
5
Druk op de toets CHARACTER om de tekenset van
uw keuze te selecteren.
• Elke keer wanneer u op deze toets drukt, verandert de
geselecteerde tekenset, en wel in deze volgorde:
6
Voer een teken in.
1) Druk op een van de toetsen voor het invoeren
van tekens om het door u gewenste teken te
selecteren.
Enkele voorbeelden:
• Druk eenmaal op de toets ABC om een “A” of
“a” in te voeren.
Druk tweemaal op de toets ABC om een “B” of
“b” in te voeren.
Druk driemaal op de toets ABC om een “C” of
“c” in te voeren.
• Druk als u een symbool wilt invoeren net zo vaak
op de toets MARK tot het door u gewenste
symbool verschijnt.
• Druk op 0 – 9 om een cijfer in te voeren.
• Druk terwijl u een titel aan het invoeren bent op
de toets ø (10) of Ø (+10) als u de
tekeninvoegpositie wilt verplaatsen.
• Druk als u een verkeerd teken hebt ingevoerd op
de toets CANCEL om het teken dat u als laatste
hebt ingevoerd te verwijderen.
2) Druk op de toets van het volgende teken dat u
wilt invoeren.
• Als het volgende teken dat u wilt invoeren onder
dezelfde toets valt als het vorige teken dat u in
stap 6
-1) hebt ingevoerd, moet u eerst op de toets
Ø (+10) drukken om de tekeninvoegpositie een
plaats naar rechts te verplaatsen.
7
Herhaal stap 5 en 6 om de overige tekens in te
voeren.
• In het hoofdvenster van de display kunnen maximaal
8 tekens tegelijk worden getoond. Zodra u een
negende teken invoert, verdwijnt het eerste teken uit
beeld.
Beschikbare symbolen:
(Blank)
(blanco)
Capital letters Small letters
Numerals
Hoofdletters Kleine letters
Cijfers
Tekeninvoegpositie
vervolg
NL44-49.CA-MXS5RMD[EN]/F 99.8.9, 2:56 PM48










