Operating instructions

Table Of Contents
– 7
GEVAAR
Verwondingsgevaar door onverwacht startend appa-
raat en elektrische schok. Voor alle werkzaamheden
aan het apparaat moet het apparaat uitgeschakeld en
de netstekker uitgetrokken worden.
Afbeelding 14
Polen op de apparaatstekker wisselen.
Geen netspanning, zie "Apparaat loopt niet".
–Watertekort
Wateraansluiting controleren, toevoerleidingen
controleren.
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
Fout in de spanningsverzorging of stroomopname
van de motor te groot.
Netaansluiting en netzekeringen controleren.
Klantendienst contacteren.
motor overbelast/oververhit
Apparaatschakelaar op „0/OFF“ stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
Temperatuurbegrenzer rookgas is in werking ge-
zet.
Apparaatschakelaar op „0/OFF“ stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
Bladveerschakelaar van de beveiliging tegen wa-
tertekort verkleefd of de magneetzuiger klemt.
Klantendienst contacteren.
Vlamsensor heeft de brander uitgeschakeld.
Klantendienst contacteren.
Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
Fles systeemonderhoud is leeg.
Fles systeemonderhoud vervangen.
Reinigingsmiddeltank is leeg.
Reinigingsmiddel vullen.
Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding controleren.
Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op „0“ stellen.
Bij geopende handspuitpistool het apparaat met de
apparaatschakelaar meermaals in- en uitschake-
len.
Druk-/volumeregeling van de pompeenheid bij een
geopend handspuitpistool open- en dichtdraaien.
Instructie: Door het demonteren van de hogedrukslang
van de hogedrukaansluiting wordt het ontluchten ver-
sneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
Druk is ingesteld op „MIN“
Druk op „MAX“ stellen.
Zeef in de wateraansluiting vervuild.
Zeef reinigen.
Fijn filter reinigen, zo nodig vernieuwen.
Watertoevoerhoeveelheid te laag
Watertoevoerhoeveelheid controleren (zie Techni-
sche gegevens).
Pomp ondicht
Instructie: Toegelaten zijn 3 druppels/minuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat door de klan-
tendienst laten controleren.
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
Apparaat bij een geopend reinigingsmiddel-do-
seerapparaat en een gesloten watertoevoer laten
draaien tot het vlotterreservoir leeggezogen en de
druk tot „0“ gedaald is.
Watertoevoer opnieuw openen.
Indien de pomp nog steeds geen reinigingsmiddel aan-
zuigt, kan dat de volgende oorzaken hebben:
Filter in de reinigingsmiddel-zuigslang verontrei-
nigd
Filter reinigen.
Terugslagklep vastgekleefd
Reinigingsmiddelslang verwijderen en terugslag-
klep met een stomp voorwerp lossen.
Hulp bij storingen
Controlelampje draairichting knippert (alleen
3-fasen apparaten)
Controlelampje bedrijfsklaarheid gaat uit
Controlelampje Service
1x knipperen
2x knipperen
3x knipperen
4x knipperen
5x knipperen
6x knipperen
Controlelampje brandstof licht op
Controlelampje systeemonderhoud brandt
Controlelampje reinigingsmiddel brandt
Apparaat draait niet
Apparaat bouwt geen druk meer op
Apparaat lekt, water drupt onderaan uit het
apparaat
Apparaat schakelt constant in en uit bij een
gesloten handspuitpistool
Apparaat zuigt geen reinigingsmiddel aan
54 NL