Instruction Manual
- 4
Instructie
De oplaadtijd bedraagt gemiddeld onge-
veer 10 uren.
De aanbevolen oplaadapparaten (die bij de
gebruikte accu's passen) zijn elektronisch
geregeld en beëindigen het laadproces au-
tomatisch.
Gevaar
Explosiegevaar. Het opladen van natte ac-
cu's is alleen toegelaten bij een geopende
accu-afdekking.
Î Sluitschroef van de batterijafdekking
uitdraaien.
Î Batterijafdekking naar achteren zwen-
ken.
Î Accustekker uittrekken en verbinden
met de oplaadkabel.
Î Oplaadapparaat verbinden met het
stroomnet en inschakelen.
Î Oplaadapparaat uitschakelen en van
het stroomnet scheiden.
Î Accukabel van de laadkabel trekken en
met het apparaat verbinden.
Î Batterijafdekking naar voren zwenken
en sluitschroef aandraaien.
Î Een uur voor het einde van het laadpro-
ces gedestilleerd water toevoegen, let-
ten op het juiste zuurpeil. Accu is
overeenkomstig gekenmerkt. Aan het
einde van het laadproces moeten alle
cellen gas ontwikkelen.
Gevaar
Gevaar van brandwonden!
– Navullen van water in de ontladen toe-
stand van de accu kan leiden tot het
vrijkomen van zuren.
– Bij de omgang met accuzuur een veilig-
heidsbril dragen en de voorschriften in
acht nemen om verwondingen en de
beschadiging van kledij te vermijden.
– Eventuele zuurspatten op huid of kledij
onmiddellijk met overvloedig water uit-
spoelen.
Voorzichtig
Beschadigingsgevaar!
– Voor het bijvullen van accu's alleen ge-
destilleerd of ontzilt water (EN 50272-
T3) gebruiken.
– Geen vreemde toevoegingsstoffen (zo-
genoemde verbeteringsmiddelen) ge-
bruiken, anders vervalt elke garantie.
Accu's en oplaadapparaten zijn verkrijg-
baar in de vakhandel.
Indien natte batterijen gebruikt worden,
moet het volgende in acht genomen wor-
den:
– De maximale accuafmetingen moeten
gerespecteerd worden.
– Bij het opladen van natte batterijen
moet de batterijafdekking geopend wor-
den.
– Bij het opladen van natte accu's moeten
de voorschriften van de accufabrikant
in acht genomen worden.
Î Sluitschroef van de batterijafdekking
uitdraaien.
Î Batterijafdekking naar achteren zwenken.
Î Vergrendeling van de batterijkast naar links
schuiven en naar beneden zwenken.
Î Batterijkast naar achteren trekken.
Î Kabel van de minpool van de batterij
losmaken.
Î Resterende kabels van de batterijen af-
halen.
Î Batterijen eruit nemen.
Î Verbruikte batterijen conform de gel-
dende bepaleingen verwijderen.
Staand wordt het apparaat door een elektri-
sche parkeerrem tegen wegrollen be-
schermd. Voor het verschuiven van het
apparaat moet de parkeerrem ontgrendeld
worden.
Î Voor het ontgrendelen van de parkeer-
rem de ontgrendelhefboom naar om-
laag duwen.
Gevaar
Ongevalgevaar door wegrollend apparaat.
Na het verschuiven moet de ontgrendelhef-
boom in elk geval weer naar omhoog gezet
worden om de parkeerrem opnieuw te acti-
veren.
Waarschuwing
Voor een onmiddellijke buitenwerkingstel-
ling van alle functies de voet van het gaspe-
daal nemen, noodstopknop indrukken en
sleutelschakelaar op „0“ drehen.
Î Schroeven losdraaien en houten kooi
wegnemen.
Î Kunststof pakband opensnijden en folie
verwijderen.
Î Bevestiging aan de wielen verwijderen.
Î Bijgevoegde houten plaat aan de ach-
terkant van het apparaat als platform op
het pallet leggen en met schroeven be-
vestigen.
Î Blokken achter beide achterste wielen
wegnemen.
Î Batterij-afdekking openen en stuurwiel
eruit nemen.
Î Stuurwiel aanbrengen en voorwiel recht
uitrichten.
Î Stuurwiel wegnemen, uitrichten en op-
nieuw aanbrengen.
Î Stuurwiel met bijgevoegde moer beves-
tigen.
Î Afdekking in het stuurwiel steken.
Î Bij apparaten zonder batterij: batterij inbou-
wen.
Î Batterijstekker met het apparaat verbinden.
Î Op de bedieningsplaats gaan staan en
het veiligheidspedaal met de linkervoet
ingedrukt houden.
Î Nood-stop-knop door draaien ontgren-
delen.
Î Sleutelschakelaar op „1“ stellen.
Î Rijrichting achteruit met de rijrichtings-
schakelaar op het bedieningspaneel in-
stellen.
Î Kleinste snelheidsbereik met schake-
laar Snelheid selecteren.
Î Ontgrendelingsknop indrukken.
Î Om te rijden het gaspedaal voorzichtig
indrukken en langzaam van het pallet
rijden.
Î Sleutelschakelaar op „0“ stellen.
Î Wieldoppen op de achterste wielen steken.
Waarschuwing
Voor een onmiddellijke buitenwerkingstel-
ling van alle functies de voet van het gaspe-
daal nemen, noodstopknop indrukken en
sleutelschakelaar op „0“ drehen.
Î Onderhoudswerkzaamheden „Dage-
lijks / voor het bedrijfsbegin“ uitvoeren
(zie hoofdstuk „Onderhoud en instand-
houding“).
Gevaar
Ongevalgevaar. Voor elke werking moet de
functionaliteit van de parkeerrem op een
vlakte gecontroleerd worden.
Î Sleutelschakelaar op „0“ stellen.
Î Noodstopknop indrukken.
Indien het apparaat met de hand kan ver-
schoven worden, is de parkeerrem niet
functioneel.
Î Ontgrendelhefboom van de parkeerrem
naar omhoog duwen.
Indien het apparaat nog steeds met de
hand verschoven kan worden, is de par-
keerrem defect. Apparaat stilleggen en de
klantendienst contacteren.
Na het laadproces
Extra bij onderhoudsarme accu's
(natte accu's):
Aanbevolen accu's
Accu Bestel-nr.
3 x 12V/105 A, onder-
houdsvrij (gel)
6.654-141.0
Aanbevolen oplaadapparaten
Oplaadapparaat Bestel-nr.
36V, voor onder-
houdsvrije batterijen
6.654-229.0
Maximale batterijafmetingen
Lengte Breedte Hoogte
406 mm 533 mm 432 mm
Batterijen demonteren
Apparaat verschuiven
Afladen
Gebruik
Parkeerrem controleren
39NL