KeContact P20 Installatiehandboek (voor de installateur)
Opmerkingen over dit handboek In dit handboek vindt u op verschillende plaatsen aanwijzingen en waarschuwingen voor mogelijke gevaren. De gebruikte pictogrammen hebben de volgende betekenis: WAARSCHUWING! Betekent dat dood of ernstig letsel kunnen intreden als de beschreven voorzorgsmaatrege len niet worden getroffen. VOORZICHTIG! Betekent dat materiële schade of licht letsel kunnen intreden als de beschreven voorzorgs maatregelen niet worden getroffen.
Het apparaat is voorzien van de CEmarkering. De betreffende verklaringen van overeenstemming worden bij KEBA AG bewaard. Het apparaat voldoet aan de RoHSrichtlijn (RL 2011/65/EG). Het betreffende conformiteitsbewijs wordt bij KEBA AG bewaard. Opmerking over de verwijdering Het pictogram met de doorgestreepte vuilnisbak betekent dat elektrische en elektronische ap paratuur inclusief accessoires gescheiden van het algemene, huishoudelijk afval moet worden verwijderd.
Inhoud Inhoud 1 2 Belangrijke informatie............................................................................................................. 6 1.1 Veiligheidsinstructies ..................................................................................................... 6 1.2 Beoogd gebruik.............................................................................................................. 8 1.3 Over dit handboek......................................................................
Inhoud 5.2 Configuratie van communicatie met elektrische wagen PLC>ethernet (optioneel) .... 41 5.3 Zekering vervangen ..................................................................................................... 41 5.4 Afmetingen................................................................................................................... 42 5.5 Technische gegevens .................................................................................................. 43 5.
Belangrijke informatie 1 Belangrijke informatie 1.
Belangrijke informatie LET OP Gevaar voor beschadiging! ● Let erop dat het stroomlaadstation niet door een onjuiste hantering beschadigd (veran kering, behuizingsafdekking, contactdoos, inwendige componenten etc.). ● De aansluitpaneelafdekking niet openen als het regent! ● Gevaar voor breken van de kunststofbehuizing! Voor de bevestiging mogen geen schroeven met een verzonken kop worden gebruikt! De meegeleverde sluitringen moeten worden gebruikt.
Belangrijke informatie 1.2 Beoogd gebruik Het apparaat is een “stroomlaadstation” voor gebruik binnen en buiten waarop elektrisch aangedreven voer tuigen kunnen worden opgeladen (bijvoorbeeld elektrische auto's). Het stroomlaadstation is bedoeld voor montage op een wand of een standzuil. Bij de montage en aansluiting van het stroomlaadstation moeten de geldende nationale voorschriften in acht worden genomen.
Belangrijke informatie 1.4 Productaanduiding Voorbeeld KCP20ES240030000xxxx Productaanduiding Typeplaatje Zie boven op apparaat Productgroep KC KeContact Product type P Charge Point Type / versie 20 Type Uitvoeringsvariant Basisvariant E E…Europa Kabel / bus S S…Socket C…Cable 2 1…Type 1 2…Type 2 S…Shutter 4 1…13A 2…16A 3…20A 4…32A 00 00…geen kabel 01…4m recht 04…6m recht 99…4m spiraalvormig Elektronica 3 0...eserie 1...bserie 2...cserie 3...
Variantenoverzicht 2 Variantenoverzicht Basismodel met contactdoos (type 2)... [A]...Statusled [B]...Normbus (varianten mogelijk) [C]...Behuizingsafdekking Basismodel met laadkabel (type 1, type 2)... [A]...Statusled [B]...Parkeerhouder voor laadstekker [C]...Behuizingsafdekking [D]...Houder voor laadkabel Laadstekker/laadkabel opbergen... Als er geen laadcyclus wordt uitgevoerd kan de laad stekker veilig worden opgeborgen door deze in de hou der [B] te steken.
Variantenoverzicht Sleutelschakelaar De sleutelschakelaar [S] wordt gebruikt voor de autori satie van een gebruiker. Verdere optionele uitrusting ● Netwerkaansluiting ● Schakelcontact (voor het besturen van extra externe installaties) ● Vrijgaveingang voor bijvoorbeeld toonfrequentontvangers, tijdklokken,... (daarmee kan een tijdgestuurde oplading van het voertuig worden gerealiseerd.
Installatierichtlijnen 3 Installatierichtlijnen 3.1 Algemene criteria voor de keuze van de opstelplaats Het stroomlaadstation is gemaakt voor zowel binnen als buiten. Daarom is het nodig om ervoor te zorgen dat de opstelvoorwaarden en de bescherming van het apparaat op de opstelplaats gerealiseerd zijn. ● Houd rekening met de ter plaatse geldende voorschriften voor elektrische installaties, brandpreventie en ongevallenpreventie en zorg voor de benodigde vluchtroutes op de opstelplaats.
Installatierichtlijnen 3.2 Criteria voor de elektrische aansluiting 3.2.1 Algemeen Het stroomlaadstation is in de leveringstoestand ingesteld op 10 ampère. Stel de maximale stroom met de DIPswitches zo in dat deze past bij de geïnstalleerde installatieautomaat (zie hoofdstuk “4.6 DIPswitchin stellingen”). De voedingskabel moet vast worden bedraad in de bestaande gebouwinstallatie en voldoen aan de natio naal geldende wettelijke bepalingen.
Installatierichtlijnen 3.2.2 Afwijkende eisen om te voldoen aan “Z.E.Ready®” (Renault) ● In het geval dat een intern schakelelement (relais) niet meer kan openen, moet een extra uitschakelmo gelijkheid worden gerealiseerd. Dit kan worden gerealiseerd met het schakelcontact uitgang X2 (voor details zie het hoofdstuk “4.5.4 Schakelcontact uitgang [X2] (behalve eseries)”). ● Er mogen geen 13Alaadkabels worden gebruikt.
Installatierichtlijnen 3.3 Benodigde plaats Benodigde plaats... Bij apparaatvarianten met optionele kabelhouder moet naar onderen toe voldoende extra vrije ruimte (y) voor de gebruikte laadkabel worden ingepland. Als meerdere stroomlaadstations naast elkaar worden gemonteerd, moet tussen de stroomlaadstations een afstand van minimaal 200mm worden aangehouden.
Installatie 4 Installatie Leveringsomvang eseries andere Stroomlaadstation 1 ST 1 ST Kabelhouder (bij variant met laadkabel) 1 ST 1 ST Installatiehandboek (voor de installateur) 1 ST 1 ST Gebruikershandboek (voor de eindklant) 1 ST 1 ST Boorsjabloon 1 ST 1 ST Sleutel voor cilinderslot (optioneel) 3 ST RFID kaart (optioneel) 1 ST [1] Kabelwartel M32x1,5 zwart (klembereik 10–21mm) 1 ST 1 ST [2] Contramoer M32x1,5 zwart 1 ST 1 ST [3] Kabelwartel M16x1,5 zwart (klembereik
Installatie 4.1 Voorwaarden voor de installatie ● Voor begin van de installatie moeten eerst de installatierichtlijnen worden gelezen. ● Contactpersoon ter plaatse (voor de toegang tot de stroomonderbreker in de verdeelkast). ● De elektrische aansluiting (voedingskabel) moet zijn voorbereid. ● Acclimatisering: Bij een temperatuurverschil van meer dan 15°C tussen transport en installatieplaats moet het stroom laadstation minimaal twee uur ongeopend worden geacclimatiseerd.
Installatie 4.2 4.2.1 Behuizing voorbereiden Behuizingsafdekking verwijderen Dekselschroeven... Schroef aan de onderkant van de behuizingsafdek king de twee dekselschroeven [S] los. Behuizingsafdekking verwijderen... (1) Trek de behuizingsafdekking onderaan een stuk eruit. (2) Schuif de behuizingsafdekking een stuk om hoog om deze los te maken.
Installatie 4.2.2 Aansluitpaneelafdekking verwijderen Aansluitpaneelafdekking verwijderen... Draai de vier schroeven waarmee de aansluitpa neelafdekking is gemonteerd los en haal de aan sluitpaneelafdekking eraf. De droogzak uit het aansluitveld verwijderen en correct afvoeren. Opmerking over de latere montage Aansluitpaneelafdekking monteren... Plaats de aansluitpaneelafdekking weer terug. Monteer de aansluitpaneelafdekking weer met de vier schroeven. Behuizingsmarkering...
Installatie 4.3 Kabelinvoer voorbereiden Voor de kabelinvoer zijn twee mogelijkheden beschikbaar: ● kabelinvoer van boven (kabellegging op de wand) ● kabelinvoer van achteren (kabellegging in de wand) Voorbereidingen Verwijder de aansluitpaneelafdekking (zie hoofdstuk “4.2.2 Aansluitpaneelafdekking verwijderen”). Breng de vereiste kabelwartels of blinde schroefverbindingen (als een open kabelinvoeropening niet meer wordt gebruikt) aan op het stroomlaadstation. Kabelinvoeropeningen doorbreken...
Installatie 4.3.2 Kabelinvoer van achteren – kabellegging in de wand A ... Doorvoer / kabelinvoer met dubbel membraan M32 (voedingskabel) C ... Doorvoer / kabelinvoer met dubbel membraan M20 (voor stuurleiding / ethernet) B ... Doorvoer / kabelinvoer met dubbel membraan M20 (voor stuurleiding / ethernet) ... Er moet op worden gelet, dat de aansluitkabels in het midden door de kabelinvoer met dubbel membraan worden ingevoerd en daardoor de dichtheid is gegarandeerd. Kabeluitlaat – inbouwdoos...
Installatie 4.4 Stroomlaadstation monteren Bevestigingsmateriaal: Het meegeleverde bevestigingsmateriaal (behalve eserie) is geschikt voor beton, baksteen en hout (zonder pluggen). Bij een afwijkende ondergrond moet een daarvoor geschikte bevestigingsmethode worden geko zen. Afhankelijk van het apparaatmodel resp. bij speciale materialen moeten de bevestigingsmateriaal ter plaatse beschikbaar worden gesteld.
Installatie Waterafvoer... De waterafvoer van de bovenkant naar de achterzijde van het stroomlaadstation moet gegarandeerd zijn. Daarbij moet op het volgende worden gelet: ● Het stroomlaadstation mag uitsluitend verticaal worden gemonteerd. ● Het st+ moet in een hoek van 90 graden worden gemonteerd (een neiging is niet toegestaan!). Stroomlaadstation monteren... Draai de stokschroeven zover in de plug totdat de schroefdraad nog ca. 2 cm (“x”) eruit steekt.
Installatie Montage op holle wanden... Bij de montage op holle wanden moeten minimaal twee bevestigingsschroeven op een draagelement van de wand worden bevestigd (zie afbeelding). Voor de overige bevestigingsschroeven moeten speci ale pluggen voor holle wanden worden gebruikt. Bij de montage op holle wanden moet er bijzonder goed op worden gelet dat de constructie voldoende draagvermogen heeft.
Installatie 4.5 Elektrische aansluiting 4.5.1 Aansluitoverzicht bij geopende aansluitpaneelafdekking 1 ... Netaansluiting buitendraad 1 T1 ... Servicetoets 2 ... Netaansluiting buitendraad 2 Led ... Statusled (intern) 3 ... Netaansluiting buitendraad 3 X1 ... Vrijgaveingang N ... Netaansluiting Ndraad X2 ... Schakelcontactuitgang PE ... Netaansluiting PEdraad X3 ... Ethernet2aansluiting (debug) F1 ... Zekeringhouder X4 ... Ethernet1aansluiting (LSA+ klemmen) DSW1 ...
Installatie 4.5.2 Voedingskabel aansluiten Voedingskabel leggen (op de wand)... Leg de voedingskabel van BOVEN zoals weerge geven in de afbeelding. [M]… Kabelmantel Voedingskabel leggen (in de wand)... De voedingskabel moet op de afgebeelde wijze door de doorvoer / kabelinvoer met dubbel mem braan [DMS] worden geleid. Let erop dat de kabelinvoer met dubbel membraan schoon tegen de kabelmantel ligt.
Installatie Voedingskabel aansluiten... Kort de aansluitdraden in op de passende lengte; deze moet zo kort mogelijk worden gehouden. De PEdraad moet langer zijn dan de overige dra den! Strip de aansluitdraden ca. 12 mm. Bij fijne aansluitdraden worden draadeindhulzen aanbevolen. Sluit de voedingskabels [L1], [L2], [L3], [N] en [PE] aan. Let erop welke buitendraad u op de klem [L1] klemt, als er meerdere laadstations in een netwerk zijn geïnstalleerd (DIPswitchinstellingen voor be lastingmanagement).
Installatie Voedingsklem openen... Druk de sleufkopschroevendraaier met gematigde kracht recht in de klem totdat het contact helemaal opent. Tijdens het indrukken in de klem verandert de hoek van de schroevendraaier. Draad aansluiten... Schuif de gestipte aansluitdraad in de voedings klem. Voedingsklem sluiten... Trek de schroevendraaier helemaal uit de klem om het contact te sluiten. Controleer of de aansluitdraad goed vastzit. Sluit de andere aansluitdraden op dezelfde wijze aan.
Installatie 4.5.3 Vrijgaveingang [X1] (behalve eseries) De vrijgaveingang is bedoeld voor gebruik met een potentiaalvrij contact. Met de vrijgaveingang is het mo gelijk de werking van het stroomlaadstation met externe componenten te regelen (bijvoorbeeld externe sleu telschakelaar, toonfrequentontvanger van het energiebedrijf, huisbesturing, tijdklok, cijferslot, fotovoltaïsche installatie etc.).
Installatie 4.5.4 Schakelcontact uitgang [X2] (behalve eseries) Het schakelcontact uitgang (meldcontact) is een potentiaalvrij relaiscontact en geeft een fout aan bij de inter ne veiligheidsschakelaar. Als een uitgang wordt gebruikt, moeten de bijbehorende DIPswitchinstellingen worden gekozen. Schakelschema: Elektrische vereisten: ● extra lage veiligheidsspanning Vcc < 50VAC ● F ≤ 0.
Installatie Voorbeeld (aanvulling bij schakelschema): Het schakelcontact uitgang kan worden gebruikt, om met een hogere uitschakeloplossing de KeContact P20 stroomloos te maken. Q1 ... Hoofdaardlekschakelaar Q2 ... Installatieautomaat + aardlekschakelaar Q3 ... Contactor/relais F1 ... Stroombegrenzend systeem U1 ... Onderspanningsbeveiliging X2 ... Schakelcontact uitgang 4.5.
Installatie 4.5.6 Ethernet1aansluiting [ETH] (optioneel) WAARSCHUWING! Risico's door vereffeningsstromen op afschermingen! In grote installatie kan een via de afscherming stromende vereffeningsstroom kan leiden tot schade aan de interfaces en risico's bij werkzaamheden aan de datakabels. ● Maatregelen (bijvoorbeeld aansluiting op een gemeenschappelijke elektriciteitsverdeler, opbouw van een TNSnetwerk, ...) moeten met de verantwoordelijke voor de gebouw techniek worden afgestemd.
Installatie Aansluitgereedschap LSA+®... Origineel aansluitgereedschap van KRONE voor het aansluiten van de draden en het tegelijkertijd afsnijden van de restlengte zonder solderen, schroeven of strip pen. Aansluitkabel voorbereiden... Strip de aansluitkabel ca. 6 cm. Sla ca. 1 cm van het schermvlechtwerk helemaal naar achteren en wikkel het in met geleidend tex tielplakband. Kabel aansluiten... Bevestig de aansluitkabel op het punt met het om wikkelde schermvlechtwerk in de kabelklem [K].
Installatie 4.6 DIPswitchinstellingen Wijzigingen in de DIPswitchinstellingen worden pas na een herstart van het stroomlaadstation actief! Druk daarvoor 1 seconde op de [servicetoets] of schakel de voedingsspanning uit/aan. DIPswitches… De DIPswitches worden gebruikt voor de adressering en de configuratie van het stroomlaadstation en bevin den zich onder de aansluitpaneelafdekking. [DSW1]…Configuratie (DIPswitch boven) [DSW2]…Adressering (DIPswitch onder) Weergavevoorbeeld DIPswitches...
Installatie Met de volgende DIPswitches kan alleen een maximale waarde ingesteld worden die lager dan of gelijk is aan de bedrijfsstroom die is aangegeven op het typeplaatje. STROOMSTERKTE INSTELLEN (DSW1) (*1) Stroom DIPswitch Afbeelding D1.6 D1.7 D1.8 10A OFF OFF OFF 13A ON OFF OFF 16A OFF ON OFF 20A ON ON OFF 25A OFF OFF ON 32A ON OFF ON (*1) Ingestelde maximale laadstroomwaarde voor het voertuig (Control Pilot Duty Cycle).
Installatie VAST INGESTELD IPADRES GEBRUIKEN DSW2.1 tot DSW2.4 / DSW2.5=OFF / DSW2.6=ON Omdat er zich meerdere stroomlaadstations in een netwerk bevinden is een adressering van de stroomlaadstations vereist. De adressering gebeurt met de DIPswitches DSW2.1 tot DSW2.4. De instelbare ethernetadressen beginnen bij 10 + DIPswitchinstelling. Met de 4bitadressering kunnen de adressen 11 tot 26 worden gebruikt [192.168.25.xx]. Voorbeeld voor adres “17”: DSW2.1 = adres bit 20 (waarde=1) DSW2.
Installatie 4.7 Inbedrijfstelling Verloop van de algemene inbedrijfstelling 1) Verwijder materiaalresten van de montage en de aansluiting uit het aansluitbereik. 2) Controleer vóór de inbedrijfstelling eerst of alle schroef en klemverbindingen stevig vastzitten! 3) Controleer of alle niet gebruikte kabelwartels correct zijn afgesloten met blinde stoppen of blinde schroef verbindingen. 4) Zorg ervoor dat de spanning van de voedingskabel wordt ingeschakeld.
Installatie 4.7.2 Veiligheidscontroles Voor de eerste inbedrijfstelling dient u eerst te controleren of de beveiligingsmaatregel(en) van de installatie conform de nationaal geldende voorschriften werken (zie bijv.: ÖVE/ÖNORM E8001661, DIN VDE 0100 600:200806 “Controles,...”)! Elektrische installaties of apparaten moeten voor de eerste inbedrijfstelling worden gecontroleerd door de in stallateur van de installatie resp. het apparaat.
Installatie 4.7.3 Behuizingsafdekking monteren Behuizingsafdekking bevestigen... Haak de behuizingsafdekking er boven in en schuif de afdekking een stuk omlaag. Let erop de behuizingsafdekking boven correct in de geleidingen van de behuizing zit. Behuizingsafdekking monteren... Klep de behuizingsafdekking daarna naar achteren. De behuizingsafdekking moet zonder grote weer standen in de geleidingen glijden. Let erop de behuizingsafdekking aan alle kanten correct in de geleiding van de behuizing zit.
Overige technische handleidingen 5 Overige technische handleidingen 5.1 RFIDgebruikerskaarten programmeren (optioneel) RFIDmastercard programmeren Voor de programmering van RFIDgebruikerskaarten is de autorisatie met een RFIDmaster kaar vereist. Met de RFIDmastercard kan de programmeermodus worden geactiveerd en ge deactiveerd. De eerste RFIDkaart die door het stroomlaadstation wordt herkend wordt automatisch als RFIDmastercard opgeslagen.
Overige technische handleidingen 5.2 Configuratie van communicatie met elektrische wagen PLC >ethernet (optioneel) Om ervoor te zorgen dat de wagen toegang heeft tot het thuisnetwerk en/of internet moet de Powerlinecom municatie tussen wagen en stroomlaadstation aan beide kanten met hetzelfde wachtwoord worden geconfi gureerd (NMK “Network Membership Key”). Het standaardwachtwoord is “emobility”. Aanbevolen wordt om dit wachtwoord te wijzigen.
Overige technische handleidingen 5.4 Afmetingen Variant met normbus (type 2) Afb.
Overige technische handleidingen 5.5 Technische gegevens Elektrische gegevens Kabellegging: op of in de wand Aansluitdoorsnede: Minimale doorsnede (afhankelijk van kabel en wijze van leggen): 5 x 2,5 mm² (16A nominale stroom) 5 x 6,0 mm² (32A nominale stroom) Voedingsklemmen: Aansluitkabel: star (min.max): 0,2 – 16 mm² flexibel (min.max): 0,2 – 16 mm² AWG (min.max): 24 – 6 flexibel (min.
Overige technische handleidingen Interfaces Vrijgaveingang [X1]: Vrijgaveingang voor externe autorisatie: Aansluitkabel: doorsnede (min.max): 0,08 – 4 mm² AWG (min.max): 28 – 12 Potentiaalvrij schakelcontact uitgang [X2]: Extra lage veiligheidsspanning <50VAC 50/60Hz Externe stroombegrenzing max. 0,5A Aansluitkabel: doorsnede (min.max): 0,08 – 4 mm² AWG (min.
Overige technische handleidingen 5.
Index Index A L Aansluitoverzicht bij geopende aansluitpa neelafdekking.......................................... 25 Leveringsomvang ........................................ 16 Aansluitpaneelafdekking verwijderen .......... 19 N Afmetingen .................................................. 42 Afwijkende eisen om te voldoen aan “Z.E. Ready®” (Renault).................................. 14 Algemene criteria voor de keuze van de op stelplaats.................................................
www.kecontact.