User manual

Table Of Contents
Stroomlaadstation gebruiken
101/200
2 Stroomlaadstation gebruiken
Typische variant met laadkabel
[A]…Status-led
[B1]…Houder voor laadstekker
[B2]…Normbus (varianten mogelijk)
[C]…Behuizingsafdekking
[D]…Houder voor laadkabel
Laadstekker/laadkabel opbergen
Als er geen laadcyclus wordt uitgevoerd kan de laad-
stekker veilig worden opgeborgen door deze in de hou-
der [B1] te steken.
De laadkabel kan opgerold in de houder [D] worden
gelegd.
Opmerking
Afhankelijk van de uitvoering van het stroomlaadstation kan de parkeerhouder afwijken van de
weergegeven vorm.
Laadcyclus starten Status-led
De laadkabel is noch aan
het voertuig, noch aan het
stroomlaadstation aange-
sloten.
Het stroomlaadstation moet bedrijfsklaar zijn, de status-led knippert lang-
zaam om de 3 seconden groen (“bedrijfslaar“).
Apparaat met normbus:
Sluit de laadkabel eerst
aan op het stroomlaadstati-
on.
Terwijl er wordt geprobeerd de stekker mechanisch te vergrendelen,
brandt de status-led oranje (“wachten op vergrendeling“). Na succesvolle
vergrendeling knippert de status-led weer langzaam om de 3 seconden
groen.
Steek de laadkabel nu in
het voertuig.
Na de zelftest (oranje) brandt de status-led permanent groen (“Gereed om
te laden”).
Vanaf dit tijdstip kan het opladen van het voertuig worden gestart; de sta-
tus-led knippert dan groen (“laadcyclus”).
Laadcyclus beëindigen
Het laden wordt beëindigd als de laadkabel wordt losgekoppeld van het voertuig. Details hierover vindt u in
de handleiding van de voertuigfabrikant.
Haal de laadkabel uit het voertuig (“Wachten op loskoppelen”).
Koppel de laadkabel aan het stroomlaadstation los en berg de laadkapel weer op in de daarvoor be-
stemde houder aan het apparaat.
nl