Operation Manual

Nederlands
|
77
Oplossen van problemen
Algemeen
?
De spanning wordt niet ingeschakeld.
De zekering is doorgebrand.
Controleer de kabels op kortsluiting en
vervang de zekering door een zekering met
dezelfde stroomsterkte.
?
De gewenste bron is NIET geselecteerd
ondanks het feit dat u op de SRC-toets hebt
gedrukt.
Een niet-aangesloten bron kan niet worden
gekozen.
De gekozen bron is wel aangesloten. Zie
<INSTALLATIE HANDLEIDING> en sluit de
eenheid correct aan.
De optionele eenheid is op het systeem
aangesloten, maar de RESET-toets werd nog
niet ingedrukt.
Druk op de terugsteltoets (bladzijde 4).
De "O-N"-schakelaar van de optionele eenheid
staat in de stand "O".
Zet de "O-N"-schakelaar in de stand "N".
U gebruikt een discwisselaar die niet door het
systeem wordt ondersteund.
Gebruik een discwisselaar die door het
systeem wordt ondersteund (bladzijde 4).
?
Het bericht "Disconnected cable found. Please
confirm a connection line" wordt weergegeven
en het toestel kan niet worden gebruikt.
De ontvanger is losgekoppeld.
Sluit de kabel goed aan, zie het hoofdstuk
<INSTALLATIE HANDLEIDING>.
?
Er gebeurt niets na het drukken op toetsen.
De computerchip in de eenheid werkt niet
naar behoren.
Druk op de terugsteltoets op de eenheid
(bladzijde 4).
?
Er verschijnen geen televisie-/videobeelden.
De eenheid is niet aangesloten op de parkeerr
emdetectieschakelaar.
Maak de juiste aansluitingen volgens de
<INSTALLATIE HANDLEIDING>.
De parkeerrem is niet ingeschakeld.
Om veiligheidsredenen worden televisie-
/videobeelden niet weergegeven wanneer
het voertuig in beweging is. Wanneer de
parkeerrem wordt aangetrokken, kunnen de
beelden worden weergegeven.
?
Het scherm is donker.
De eenheid bevindt zich op een plaats waar de
temperatuur laag is.
Als de temperatuur van de monitor daalt, kan
het scherm donkerder zijn bij het inschakelen
van de spanning door de kenmerken van
het vloeibaar-kristalpaneel. Wacht na het
inschakelen van het toestel enkele minuten
om de temperatuur te laten oplopen. De
normale helderheid keert dan weer terug.
?
Het scherm wordt niet donkerder wanneer de
verlichting van de auto wordt aangezet.
Het toestel is ingesteld op "On" of "Off" voor de
instelling van de dimfunctie.
Zet op "SYNC" voor de instelling van de
dimfunctie.
De verlichtingskabel werd niet aangesloten.
(Als de handmatige dimfunctie is ingesteld).
Maak de juiste aansluitingen volgens de
<INSTALLATIE HANDLEIDING>.
?
De AM/FM-radio-ontvangst is slecht en/of er is
ruis.
De TV-antenne bevindt zich te dicht bij de
radioantenne van de auto.
Scheid de twee antennes zo ver mogelijk van
elkaar.
Schakel het hoofdtoestel uit.
?
De afstandsbediening doet het niet.
De moduskeuzeschakelaar van de
afstandsbediening is niet juist ingesteld.
Wijzig de moduskeuzeschakelaar van de
afstandsbediening overeenkomstig de
gekozen bron (bladzijde 10).
?
Geen geluidsweergave of zeer laag volume.
De demper is ingeschakeld.
Schakel de demper uit.
De fader- of balansinstellingen zijn volledig
naar één kant ingesteld.
Stel de fader- en/of balansinstellingen terug.
De ingangs-/uitgangskabels of de
bedradingsbundel zijn niet correct
aangesloten.
Sluit de ingangs-/uitgangskabels of de
bedradingsbundel correct aan. Zie het
hoofdstuk <INSTALLATIE HANDLEIDING>.
Vele problemen worden slechts veroorzaakt door een verkeerde bediening of verkeerde
aansluitingen. Controleer eerst de volgende tabel met mogelijke problemen voordat u hulp
inroept.
B64-3377-00_00_Du r2.indd 77B64-3377-00_00_Du r2.indd 77 06.1.12 10:10:16 PM06.1.12 10:10:16 PM