Operation Manual

8 |
Nederlands
Installatieprocedure
Controleer of de auto op een vlakke
ondergrond is geparkeerd.
1. Bevestig het apparaat aan de
bevestigingsbeugel (accessoire
2).
Schuif de bevestigingsbeugel in het
aangegeven gedeelte van het toestel
om het te bevestigen.
Cameralens
zijde
Bevestigingsbeugel 2
2. Bepaal waar het toestel moet
worden geplaatst.
Bepaal de bevestigingspositie
zoals aangegeven in „Aanbevolen
installatieplaats.
3. Reinig het bevestigingsoppervlak
en bevestig het toestel
vervolgens op het ruit.
Gebruik een los verkrijgbaar
reinigingsdoekje of dergelijk om vuil
en vet van het bevestigingsoppervlak
te verwijderen. Verwijder het papier
van het dubbelzijdige plakband op
de bevestigingsbeugel en druk de
beugel tegen het ruit zodat het op zijn
plaats zit. Wacht na het bevestigen
van het toestel 24 uur alvorens het
te gebruiken zodat de kracht van de
montagebeugel optimaal wordt.
Papier
Installeren
4.
Bedraad het toestel.
Zie „
Aansluiten
en voer vervolgens het
bedradingswerk uit.(P.10)
5. Stel de installatiehoek van het
toestel in en bevestig het toestel
op zijn plaats.
Draai de hoekinstelknop rechtsom voor
het afstellen. Stel het luchtdeel en het
wegdeel in op 50:50, zoals getoond
op onderstaande afbeelding. Na het
instellen van de installatiehoek, moet
u de hoekinstelknop linksom draaien
zodat het toestel op zijn plaats vastzit.
Voorbeeld voor instellen
Hoekinstelknop
Voorruit
Achteruitkijkspiegel
6. Maken van instellingen in
overeenstemming met de auto
Instellingen zijn vereist om de rij-
ondersteuningsfunctie te gebruiken.
(P.16) De rij-ondersteuningsfunctie
werkt niet zonder deze instellingen juist
te configureren.
Configureer de dashboardcamera
op de receiver waarop het
apparaat is aangesloten. Voor
verbindingsinformatie, raadpleeg de
instructies die met de receiver zijn
meegeleverd.
B5A-2637-00_GE_NL.indb 8 2017/03/08 14:27