Operation Manual

N-25
STATUSBERICHT
U kunt 2-cijferige statusberichten (10 – 79) zenden en ontvangen
die in uw groep een betekenis krijgen toegekend. Berichten
kunnen maximaal 16 alfanumerieke tekens bevatten.
In het geheugen van uw zendontvanger kunnen maximaal 15
ontvangen berichten worden opgeslagen. Deze opgeslagen
berichten kunnen na ontvangst opnieuw worden bekeken. Als
het geheugen vol is, wordt het oudste bericht gewist wanneer er
een nieuw bericht wordt ontvangen. Het postpictogram (
) licht
op wanneer er een bericht in het geheugen wordt opgeslagen.
Opmerking: Alle opgeslagen berichten worden gewist wanneer de
zendontvanger wordt uitgeschakeld (UIT).
Zenden
1 Selecteer de gewenste groep en het gewenste kanaal.
2 Druk op de toets die is geprogrammeerd als Selectieve
oproep + Statuslijst om de Selectieve oproep-modus te
activeren.
3 Gebruik de codeerkeuzeknop om de ID te selecteren van
het station dat u wilt oproepen.
4 Druk op de toets Kant 2 om de Statusmodus te activeren.
5 Gebruik de codeerkeuzeknop om de status te selecteren
die u wilt verzenden.
6 Druk op de knop PTT om een Statusoproep te doen.
“COMPLETE” wordt weergegeven wanneer de oproep is
verzonden.
Ontvangen
Het postpictogram ( ) knippert en er verschijnt een ID van
de oproeper of een tekstbericht wanneer er een
Statusoproep wordt ontvangen.
De display geeft afwisselend de ID van de oproeper en het
bericht weer.