@ KIA MOTORS JCIIG= INSTRUCTIEBOEKJE
Nu u de trotse eigenaar van een Kia Joice bent, zal men u wellicht heel wat vragen voer uw auto en de producent ervan stellen "Wie of wat is Kia?", "Wat betekent 'Kia'?" Hier krijgt u het antwoord. Allereerst is Kia . .d.e..owds$@ . . ai . ......... .......,..
VOORWOORD Gefeliciteerd met de aankoop van uw Kia. Wanneer uw auto aan onderhoud toe is, vergeet dan niet dat uw dealer uw auto als geen ander kent. Uw dealer beschikt over technici die door de producent opgeleid werden, over het aanbevolen speciale gereedschap en originele Kia-onderdelen. Bovendien ligt uw tevredenheid hem nauw aan het hart. Omdat de volgende eigenaar deze belangrijke informatie ook nodig hebben, dient dit boekje bij de auto te blijven wanneer u hem verkoopt.
P a .- . . a , . 6 2 ,b - a a O $ . - . 6 s b a, . a m 9 9 ep, .g .s & g .p s e t .- . 6 $ E @ .
Guide b In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruik: I * : Een sterretje verwijst naar onderdelen die optioneel of niet op alle modellen aanwezig zijn. Dit symbool duidt aan in welke positie de contactschakelaar moet staan opdat u het onderdeel zou kunnen bedienen.
2-1 Onderdelen b F:à] Schakelaar mistachterlicht * 7 Schakelaar koplichtsproeier * Schakelaar ruitenwisser en-sproeier achterruit -, \ Schakelaar mistlicht Schakelaar verwarming achterruit en buitenspiegels Schakelaar noodknipperlichten Hendel koplichten Hendel richtingaan Contactschakel Geluidsinstallatie Instrumentenbord Modusschakelaar automatische versnellingsbak ' pqq vooraan 7 Versnellingspook (handgeschakelde versnellingsbak) Keuzehendel *(automatische versnellingsbak) Overdrive-schakel
2-2 4 Onderdelen Schakelaar elektrisch verstelbare buitenspiegels Schakelaar elektrisch bedienbare ramen P\ 7 \
3-2 ( Veiligheidsinstructies Controleer uw auto dagelijks voor u start. @ Door iedere dag voor u start uw auto na te kijken, kunt u ongelukken voorkomen. Laat de auto eerst opwarmen. @ @ Plaats geen brandbare vloeistoffen of gassen in de auto. @ Als de verpakking beschadigd wordt, kan de vloeistof of het gas ontsnappen en vuur vatten in uw auto. Boe altijd uw velligheidsgordell om.
Veiligheidsinstructies ) 3-3 Kijk achter u voor u achteruitraidt. Schakei de motor niet uit tijdens ket rijden. Als u de motor uitschakelt tijdens het rijden, neemt het remvermogen af en is de auto moeilijker te besturen. t3 Trek de sleutel niet uit de contactschakelaar terwijl u rijdt. Anders blokkeert het stuur en verliest u de controle over de auto. @ Het kan schade veroorzaken aan de uitlaat. @ s Het volstaat niet in de achteruitkijkspiegel te kijken, want daarin kunt u niet alles zien.
Veiligheidsinstructies :.,iiB:fg:het sta:ppn$af b 3-5 rkere:n, ........................ .. . . . . . .. .. ... ..................... ... .................................. ... .............. ........... .......:..:.:... . . i:::.::.:::'. :".' .. . . . . . . . . . . . . . ...:... .. .. ... .. .. ...::.:.: . . ........ . ...................................... :....:.::. ...................... .. . ..... . . ... . ........... ..... ........ .. ........ .. ... .......................................... ...
3-6 4 Veiligheidsinstructies De deuren, ruiten en stoelen mogen alleen door volwassenen worden bediend. ( Laat geen kinderen vooraan plaatsnemen. e Schakel het kinderslot in$4131 e Pas op dat er niemands hoofd of hand gekiemd geraakt. e Vergrendel de elektrisch bedienbare ramen. baat niet toe dat iemand zijn hand of hoofd uit het raam steekt. baat geen kinderen alleen in de auto achter. Bij warm weer kan het kind oververhit geraken in de auto.
Veiligheidsinstructies b Kinderen moeten in de auto altijd op de achterbank in een veiligheidssysteem worden meegenomen, zodat de kans op verwondingen bij een aanrijding, plotseling afremmen of plotselinge manoeuvres wordt beperkt. Volgens ongevalstatistieken zijn kinderen veiliger als ze op de juiste wijze in een veiligheidsvoorziening op de achterbank dan op de voorstoel worden meegenomen. Grotere kinderen moeten een v2n de aanwezige veiligheidsgordels gebruiken.
3-8 4 Veiligheidsinstructies Geschiktheid van vei8Pgheidssysteem voor kinderen voor zitplaatsen Verbouw de auto niet. @ Gebruik een veiligheidssysteem voor kinderen dat oificieel is goedgekeurd en dat voor uw kinderen geschikt is. Het is verboden de auto op welke manier dan ook te verbouwen. Het is niet alleen tegen de wet, maar het kan ook het vermogen, de levensduur en de veiligheid van het voertuig aantasten.
C 2 ' a , r -a: C C w 2$ * N o r .- ,E C Cr a, a, C r 6% w m "I0 cn a, .w o E- a, E g $5 $3 ="I g 2: Y m w u "I - c%?; c a,oa,> 5 r * € w '- w .? % Z E =%EsC YE2.
3-40 4 Veiiigheidsinstructies Rijden in de winter Door de onderstaande voorschriften na te leven, vermindert u de kans op problemen in de winter. O Groot onderhoud en voorbereidingen b O Parkeren s Als u buiten parkeert, doe het dan met de voorkant in de richting van de zonsopgang. Concentratie antivries in de koelvloeistof. b Vorstvrije vloeistof voor de ruitensproeier. b Hoeveelheid en zuurtegraad accuvloeistof. B Bouaie en onderdelen voor het starten. b l~skrabbertje.
Veiligheidsinstructies b Een bocht nemen 3-1 1 Auto's met ABS-systeem Vertraag voor de bocht en rijd van de buitenkant naar de binnenkant. Als u bijna uit de bocht bent, versnelt u en rijdt u terug naar de buitenkant. (eerst vertragen, dan versnellen) Tijdens het rijden op een onverharde weg, zand of sneeuw kan de remafstand langer zijn dan bij een auto zonder ABS. Rij daarom traag en voorzichtig.
4-2 4 Vergrendelingen Bij de levering van uw auto ontvangt u twee sleutels. De auto van buiten af openen\ Openen of vergrendelen met e e n sleutel 6)De sleutel in het slot steken (of eruit trekken) Q Op slot O Van slot ~ t t ~ 1. ~ tLeg i de ~ motor ~ altijd stil en doe het portier op slot als u uw auto verlaal, zo voorkomtu brand, diefstal enz. Laat geen kinderen alleen in de auto achter. 2. Controleer steeds of de deur goed gesloten is, zodat ze niet kan openslaan tijdens het rijden. 3.
Vergrendelingen b H Achterportier O Druk op de vergrendelknop. gesloten zijn. Een deur die plots openslaat. kan gevaarlijk zijn. @ Sluit de deur. Om de laadklep op slot te doen, draait u de sleutel naar links. Om de deur van het slot te doen, draait u de sleutel naar rechts. @I (!inderslot) 4-3 De laadklep openen Doe de laadklep van slot met de sleutel en trek ze naar boven.
Vergrendelingen b 4-5 n Korte druk op de knop (raam van de beslulerder) U kunt h e t r a a m snel openen door de bedieningsknop even helemaal in te drukken. Als het raam ver genoeg is geopend, kunt u het openingsmechanisme stopzetten door de schakelaar zachtjes naar boven te trekken. Schakelaars aan de e Bi Raamvergrendeling Als u op de schakelaar van de raamvergrendel~ng drukt, kan alleen het raam van de bestuurder nog worden geopend of gesloten.
4-6 4 vergrendelingen ............................................ . . . .. .. . : . . ........... '........<... ..........I..... Be motorkap openen 1. Trek aan de hendel links onder het dashboard om de motorkap te ontgrendelen. 3. Plaats de steunstang in de daartoe voorziene opening in de motorkap en controleer of hij goed vaststaat. Opgepast 2. Trek de hendel in het midden vooraan op de motorkap naar rechts en trek de motorkap omhoog.
Vergrendelingen b Trek het hendeltje links onder de bestuurdersstoel naar boven om de brandstofvulklepte ontgrendelen. 2. 3. Rook niet terwijl u tankt en houd voorwerpen d i e v u r kunnen maken. zoals sigarettenaanstekers, op een veilige afstand. Vul de tank alleen met de voorgeschreven brandstof. Sluit de brandstofvulklep na het tanken. Als u de sleutel uit de contactschakelaar neemt en de deur opent terwijl het mistachterlicht of de achterlichten nog branden, hoort u een waarschuwingssignaal.
5-2 4 Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten Controlelampjes richtingaanwijzers/noodknipperlichten Snelheidsmeter \ p!q Toerenteller I Waarschuwingslampje aarschuwingslampje ITFI Controieiampje positie keuzehendel ' HDSO19 kH Meer informatie over de lampjes en meters vindt u op de pagina's waarnaar wordt verwezen. B ' * ' Een sterretje wijst erop dat het genoemde lampje verwijst naar optionele uitrusting.
Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten b 5-3 De snelheidsmeter duidt de snelheid van de auto in kilometer per uur (km/ aan. U) De toerenteller duidt de motorsnelheid aan (Urnin) . Opgepast Rode zone Houd t~jdenshet rijden de toerenteller in het oog en zorg ervoor dat de wijzer niet in de rode zone komt CM3 De itilometerteller duidt het totale aantal kilometer aan dat de auto heeft afgelegd.
5-4 4 Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten De dagteller duidt het aantal kilometer aan dat de auto heeft afgelegd sedert de dagteller de laatste keer werd nulgesteld. Druk op de nulstelknop om de teller op O te zetten. Op de brandstofmeter kunt u het peil in de brandstoftank aflezen. F . . . Er zit nog ongeveer 60 1 brandstof in de tank. E . . - Het is tijd om bij te tanken.
Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten ) -- - 5-5 - .- - 1 e-ontrolelempjes richtingaatswijzew Qm I nood knippedichten Richtingaanwijzers Zodra u de richtingaanwijzers ingeschakeld, begint het overeenkomstige controlelampje te knipperen. Als het lampje te snel knippert, i s de richtingaanwijzer misschien niet goed aangesloten of het lampje doorgebrand. Noodknipperlichten Als u op de schakelaar van de noodknipperlichten hebt gedrukt, branden de controlelampjes allebei.
5-6 q Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten Dit lampje begint te branden als het peil in de brandstoftank laag is. (zo'n 8 liter). [~randstofvulkle~][>~~] Als het lampje brandt, moet u spoedig bijtanken. A Opgepast Rijd niet met een te laag brandstofpeil. Als u zonder brandstof valt, kan de katalysator beschadigd worden. Vul de tank steeds tijdig bij. Dit lampje gaat aan als de oliedruk te laag is terwijl de motor draait.
Controle-, meet- en bedieningsinctrumenten b 5-7 Dit lampje begint te branden in de volgende gevallen: * Als de handrem is aangehaald. D Als het remvloeistofpeil is gedaald onder een bepaalde waarde. @J Het lampje kan ook aangaan als u veel op de rempedaal drukt tijdens het rijden op een beijzelde weg of van een helling, maar dan hoeft u zich geen zorgen te maken.
s-$ 4 Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten Dit lampje gaat aan zodra u de schakelaar voor de achterruitverwarming hebt ingedrukt om de achterruit te ontwasemen. Dit lampje brandt gedurende 6 seconden zodra de contactschakelaar op "ON" wordt gezet. Het herinnert de bestuurder eraan dat de veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt. @ Het waarschuwingslampje gaat uit zodra de contactschakelaar in de positie "ACC" of "OFF" wordt gedraaid.
Controle-, meet- e n bedieningsinstrumenten b 5-9 Dit lampje begint te branden als de contactschakelaar in "ON" wordt gezet en gaat ongeveer 6 seconden later weer uit. (Dat is normaal.) Als het aangaat terwijl u rijdt, is er iets mis met de airbag. ,Opgepast b Laat het in de volgende gevallen nakijkenen repareren in een erkend sewicecenter: 3 Als het lampje niet aangaat zodra contactschakelaar in "ON" wordt gedraaid of als het niet uitgaat na 8 seconden.
5-10 Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten Dit lampje brandt als de laadklep geopend of niet goed gesloten is. Als dit lampje brandt wanneer u wilt vertrekken, moet u eerst de laadklep goed sluiten. (~s~~troleQaitspje ove?rdrke" @M fau%omatische~ersn@lliusgsba t:) - -- .- - .-- ..-- ...... .. . . Dit lampje brandt als de overdrive-schakelaar is geactiveerd en gaat uit als hij wordt uitgeschakeld. Het lampje dat brandt, duidt aan in welke positie de hendel zich bevindt.
g @ O E @ * *M Q w h t g?, & E a% rPP t& 2 w E w S C u a, 2 a w C L C a, O (B (B u 3 52 ; 13 - m L 3 5* 0 5 n5 - C a, Q E (B P5 u s 5 2 a, u 3 C m n u o)," " Y
5-q2 4 Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten B Functies van het display , BultenluchnhermOmeter Azimutkompas Azimutkomoas Barometer Hoogtemeter Relatieve-hoogtemeter Weg afhankelijk van de rijsnelheid Buitenluchtthermometer Klok ~i~*i~ar~meteri~oogtemeter,~e~at~eve hoogtemeter I Weg afhankelijk van de rijsnelheid + Modusknop HDS-020 1. Azimutkompas Het azimutkompas toont het azimut van de rijrichting van de auto. Het weergavebereik bedraagt 180" met een schaalaanduiding om de 223".
Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten b Door aan het uiteinde van de hendel te draaien om :oo:of % O t eselecteren, maakt u de lichten aan die insde onderstaande tabel met "0" aangeduid zijn. Eifl Groot licht I dimlicht 1. Trek de hendel naar u toe om het groot licht in te schakelen. Zet de hendel terug naar achteren om weer over t e schakelen op dimlicht. 2. Als het groot licht is ingeschakeld, brandt het controlelampje van het groot licht op het instrumentenbord.
5-g 4 d Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten 1. Door de hendel naar beneden te trekken, activeert u de linkerrichtingaanwijzers. Door hem omhoog te duwen, schakelt u de rechterrichtingaanwijzers in. De overeenkomstige controlelampjes op het instrumentenbord gaan dan eveneens aan. 2. Zodra de auto is gedraaid, keert de hendel automatisch terug in zijn uitgangspositie. Als de hendel niet automatisch in zijn uitgangspositie terugkeert na een kleine richtingsverandering, moet u hem handmatig verzetten.
Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten &F 5-15 a Ruitensproeiers Trek de hendel naar u toe om de ruitensproeiers in te schakelen. U kunt de sproeiers ook inschakelen als de ruitenwissers niet aanstaan. 1 seconde na het sproeien zullen de ruitenwissers 2 tot 3 keer over en weer gaan. De hendel heeft verschillende standen.
Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten ) 5-17 Zet deze verwarming aan om de achterruit en de buitenspiegels snel vrij te maken van wasem en ijzel. @ Zodra de schakelaar is ingedrukt, gaat het controlelampje op het instrumentenbord aan. Druk nogmaals op de schakelaar om het verwarmingssysteem uit te schakelen. @ Als u op de schakelaar drukt terwijl de motor draait, zal het systeem automatisch uitgeschakeld worden na ongeveer 15 Als u op de claxon drukt, weerklinkt er een waarschuwingssignaal.
5-18 4 Controle-, meet- en bedieningsinstrumenten I ) l / GELADEN GEWICHT Bestuurder alleen Bestuurder + passagier vooraan 1 JUISTE STAND / I O l Bestuurder + passagier vooraan + passagier achteraan Alle zitplaatsen zijn ingenomen Druk op de schakelaar om het mistachterlicht aan te maken. De mistlichten werken alleen als de koplichten zijn ingeschakeld. Draai aan de knop om de hoogte van de straal van de koplichten aan te passen aan het aantal passagiers en het gewicht in de laadruimte.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden B Bil De rugleuning naar voren klappen Draai de vleugelknop naar voren en klap de rugleuning van de bank neer. Als de bank neergeklapt is, kunt u de rug als tafel gebruiken. [ZieTafelblad] a Controleer of de rugleuning stevig vaststaat als u de bank terug openklapt. @ Plaats l nemen op de achterbank Druk de hendel achter de stoel naar beneden en klap de rugleuning naar voren.
6-6 4 interieuruitrustingvoor comfortabel rijden De rugleuning naar voren klappen H Be rugleuning verstellen Duw tegen de knop en klap de rugleuning naar voren. B4 De bank verschuiven Als de rugleuning is neergeklapt, kunt u de hele bank naar voor verschuiven door te trekken aan de hendel achteraan de rugleuning. Duw tegen de knop bovenaan de rugleuning en verstel de helling van de rugleuning. Maak de knop onderaan de rugleuning los en plaats de plank naar beneden.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden b 6-7 De hoogte verstellen Regel de hoogte van de hoofdsteun zo dat het midden van de steun zich op ooghoogte bevindt. Zo vermindert u de kans op letsel bij een botsing. Om de hoofdsteun naar boven te verstellen, schuift u hem gewoon naar boven. Om de hoofdsteun naar beneden te verstellen, schuift u hem naar beneden terwijl u de knop voor de hoogteverstelling in de richting van de pijl duwt.
6-88 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden <\leiligheidsgordel) De veiligheidsgordels beschermen de inzittenden bij een ongeluk. Stel de veiligheidsgordel af op uw lichaam en vergeet niet hem vast te maken voor u start. 2.Als u een klik hoort, is de hoogte van de gordel ingesteld. Controleer of de gordel goed zit. Vergeet niet uw veiligheidsgordel vast te klikken. Controleer of de heupriem niet op uw buik ligt. Dat kan gevaarlijk zijn als er veel druk op wordt uitgeoefend. 3.
8-14 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden k Laadruimte maken d o ~de r achterbank dicht te klappen 1. Verwijder de hoofdsteunen van de achterbank. 2. Duw de knop in en klap de rugleuning naar voren. 3. Hef de hendel achteraan de zitting op en schuif de bank naar voren. 4. Maak de knop onderaan de rugleuning los en trek de plank achteruit.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden r -kLaadruimte maken door de midden- en achterbank dicht te klappen. 1. Verwijder de hoofdsteunen van de achterbank. 4. Hef de hendel achteraan de zitting op en schuif de achterbank naar voren. l 2. Klap de rugleuning van de middenbank naar voren. 3. Duw de knop van de achterbank in en de rugleuning naar voren. 5. Maak de knop onderaan de rugleuning los en trek de plank achteruit.
6-16 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden De SRS-airbags vormen een aanvulling op de veiligheidsgordels. Ze beschermen de bestuurder enlof passagier vooraan bij een frontale botsing vanaf een zekere kracht. SRS staat voor Supplemental Restraint System. Stel de stoel juist in. Steun met uw rug tegen de stoel. Ga niet met uw gezicht en bovenlichaam te dicht bij het stuur zitten.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden b & j g 8 (~nderhoudCRS-systeem) @ Levensgevaar! Plaats geen kind op een zitje @ Alle montage-, demontage- en reparatiewerken aan het SRS-systeem of het stuur mogen alleen uitgevoerd worden door een erkend Santamoconcessiehouder. Een verkeerde behandeling van het SRS-systeem kan ernstige verwondingen tot gevolg hebben.
&fl 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden Als de zon u verblindt tijdens het rijden, kunt u de zonneklep gebruiken om de zon vooraan en opzij te weren. B Kaarthouder Achteraan de zonneklep is een klem voor wegenkaarten, ticketten enz. aangebracht. H Make-upspiegeltje Achteraan de zonneklepvoor de passagiersstoel is een make-upspiegeltje aangebracht. l In het zijpaneel van de interieurbekleding bevindt zich een stekkerdoos die u kunt gebruiken om elektrische apparaten van stroom te voorzien.
6-20 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden E! Asbak achteraan 1. Open de klep van de asbak door er van boven aan te trekken. 2. Om de asbak proper te maken, trekt u hem volledig uit terwijl u de verende pen naar wel volledig dooft. 2. Een smeulende sigarettenpeuk kan brand veroorzaken. 3. Sluit de asbak altijd na gebruik, om brand te voorkomen.
6-22 4 interieuruitrusting voor comfortabel rijden De tijd insteliepi H-knop Druk op H-knop om het uur te veranderen. Laat de knop los zodra het gewenste uur Ver~chijnt. M-knop Druk op M-knop om het aantal minuten te veranderen. Laat de knop los zodra het gewenste aantal minuten verschijnt. S-knop Druk op de S-knop om het aantal minuten nul te stellen. Als het aantal mlnuten 30-59 bedraagt, wordt het uur met één verhoogd anders niet. 1.
Interieuruitrusting voor comfortabel riiden Trek aan de knop en hef het deksel op om het kastje te openen. Om het te sluiten, laat u het deksel weer neer.
6-24 4 interieuruitrusting voor comfortabel rijden Als u de rugleuning van de middenbank naar voren hebt geklapt, kunt u de bank gebruiken als tafel. Trek aan de hendel om de bank t e verschuiven. In het opbergvak kunt u kleine voorwerpen bewaren. U kunt het ook gebruiken voor gereedschap, autowas, de gevarendriehoek enz. [Zie: "Middenbank" - "De bank verschuiven"] Aan het zonnedak bevindt zich een handmatig uitschuifbaar zonnescherm, om het zonlicht al of niet binnen te laten.
Interieuruitrustina voor comfortabel riiden 1 ('het zonnedak openen) (Het zonnedak kippen) I b 6-25 (leeslamp (Met zonnedak)) HDS Het zonnedak kan elektrisch geopend en gesloten worden als de contactschakelaar op "ON" staat. Daartoe drukt u op het overeenkomstige knopje (OPEN/CLOSE),dat zich voor het zonnedak bevindt. Laat het knopje los zodra het dak in de gewenste positie staat. Het zonnedak kan gekipt en gesloten worden als de contactschakelaar op "ON" staat.
6-26 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden , ; A ~ ~ ~ ......:.:... :::.::.::" ..:':..:.:'i:jii:::jF;:::.:.. ......... .................................. :.::.:.. ......:.::.:.... :..:.,<:..:.' .c .... ...<......~.......:<..>>.................................~<.. .. ::,,,, .........:,. .......:..:...: ......,:,. .. ................... ...!..............: .....:.: .............................. . . : < De antenne bevindt zich achteraan op het dak. Ze is afneembaar.
6-28 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden 1. AANIUIT-schakelaar, volume- 3. Regelknop voor lage lonen (BASS) 6. Uitwerptoets en balansregeling De geluidsinstallatie werkt alleen als de contactschakelaar op "ACCUof "ON" staat. Draai de knop naar rechts om de installatie in te schakelen en het volume te verhogen. Draai de knop naar links om het volume te verlagen en de installatie uit te schakelen. Balansregeling (BAL) Trek deAAN/UIT-schakelaar uit.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden b in het geheugen van de installatie. Door op de bandschakelaar enlof een van de zes voorkeuzetoetsen t e drukken, kunt u onmiddellijk afstemmen op de geprogrammeerde zender van uw keuze. ZENDERS PROGRAMMEREN Om een zender te programmeren, gaat u als volgt te werk: O Druk op de bandschakelaar om de gewenste frequentieband te selecteren: AM, FM1 of FM2. O Stem de radio af op de gewenste zender door te drukken op de TUNE-knop.
CU-
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden b 1. AANIUIT-schakelaar, volumeregeling van de achterste luidspreker verzwakt.) Draai de regelknop naar links om het geluid van de achterste luidspreker te versterken. (Het geluid van d e voorste luidspreker verzwakt.) De radio werkt alleen als de contactschakelaar op "ON" of "ACC" staat. Draai de knop naar rechts om de radio aan te zetten of het volume te verhogen. Draai de knop naar links om het volume te verlagen of de radio uit te zetten.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden b 4 . Door- (FF) en terugspoelloets (REW) 4. Uilwerptoets (EJECT) O Druk op de -toets (FF) om de cassette versneld vooruit te spoelen terwijl ze aan het afspelen of het terugspoelen is. O Druk nogmaals op de @-toets om de cassette te beluisteren. O Druk op de @-toets (REW) om de cassette terug te spoelen terwijl ze aan het afspelen of het doorspoelen is. O Druk nogmaals op de @-toets om de cassette te beluisteren.
6 4 - -u - Interieuruitrusting voor comfortabel rijden STEREORADIO [H 936A) [indien @anw@zBg] 4. Zenderafstemmer (TUNE) 8. Programmeer- (BSM) of scantoets (indien aanwezig) I I 5. Voorkeuzetoetsen . Bandschakelaar (FM-AM) Regelknop voor fading en hoge tonen (FADEITREB) . AANIUIT-schakelaar, volumeregeling 2. Regelknop voor lage tonen en balans (BASIBAL) 7.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden 1. AANIUIT-schakelaar, volumeregeling De radio werkt alleen als de contactschakelaar op "ON" of "ACC" staat. Druk op de knop om de radio aan te zetten. Op het display verschijnt de radiofrequentie in radiomodus of de afspeelrichting in cassettespelermodus. Druk nogmaals op de knop om de radio uit te zetten. Volumeregeling Draai de knop naar rechts om het volume te verhogen. Draai de knop naar links om het volume te verlagen. 2.
6-36 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden gewenste frequentieband te selecteren met de bandschakelaar en op de voorkeuzetoets van de gewenste zender te drukken. 6. Bandschakelaar (FM-AM) Druk op de bandschakelaar om te schakelen tussen AM, FM1 en FM2. De geselecteerde modus verschijnt op het LCD-display. 7. EqualizerPoets (€Q) Druk op de equalizertoets om de toonkwaliteit t e selecteren: CLASSIC, JAZZ of ROCK MODE. U kunt d e geselecteerde modus aflezen op het display.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden b 4. Uitwerptoets I I I BB 0 88 8:8a8c!8~l I/ ST 3. Afspeelrichtingtoets (TAPE) 5 REP - MCC TRACX !.TL CUSSIC - 1 5. Dolbytoets 2. Zoektoetsen 1.
6-38 4 Interieuruitrusting voor comfortabel rijden l. DOOP- (FF) en te~ugspoeltoets(REW) O Druk op de FF-toets om de cassette versneld vooruit te spoelen terwijl ze aan het afspelen of het terugspoelen is. O Druk nogmaals op de FF-toets om de cassette weer gewoon te laten afspelen. O Druk op de REW-toets om de cassette terug te spoelen terwijl ze aan het afspelen of het doorspoelen is. O Druk nogmaals op de REW-toets om de cassette weer gewoon te laten afspelen.
6-40 4 interieuruitrusting voor comfortabel rijden 1. Weergavetoets O Plaats de cd met de bedrukte zijde naar boven in de lade. O De cd wordt automatisch afgespeeld, zodra hij zich in de cd-speler bevindt, ook al stond de installatie in radio- of cassettespelermodus. O De cd-speler werkt alleen, als de contactschakelaar op "ON'' of "ACC" staat. Druk op de FF-toets terwijl de cd afspeelt, om een stuk van het nummer over te slaan of druk op de REW-toets om terug te gaan in het nummer.
Interieuruitrusting voor comfortabel rijden b Cd's bewaren Berg cd+s die u niet gebruikt, afzonderlijk op in hun hoesje en bewaar ze op een koele plaats, buiten het bereik van de zon, hitte en stof. Neem of trek de cd niet uit de installatie terwijl hij door de zelflader naar binnen wordt gebracht. Trek de installatie niet uit het dashboard als er een cd is ingelegd of er op de uitwerptoets (EJECT) is gedrukt.
6-42 4 interieuruitrusting voor comfortabel rijden ONDERHOUD VAN DE GASSTTES @ Sluit geen luidsprekers aan op de massa @ Isoleer blote draden, zodat er geen kortsluiting kan ontstaan door contact met een metalen voorwerp 5. Het transport van een cassetteband die niet goed is opgewonden, vereist te veel kracht. Bijgevolg begint de installatie automatisch de andere kant af te spelen, alsof het einde van de cassetteband is bereikt.
Verwarming en airconditioning H brachtstroomregelaar Draai aan deze knop om in te stellen uit welke roosters er lucht moet komen.
7-4 4 Verwarming en airconditioning BR! Draai aan deze knop om de verwarming in of uit te schakelen en de temperatuur van de verwarming te regelen. Kies in normale omstandigheden altijd voor aanvoer van buitenlucht. Regelhendel wentilatiekracht Verstel deze hendel om de ventilatiekracht te regelen. H Schakelaar airconditioning Druk op deze schakelaar om de airconditioning in of uit te schakelen.
Verwarming e n airconditioning W Wewarming op twee niveaus HDS Snelle vevv\rarming Voor een snelle verwarming zet uOtijdelijk op recirculatie van binnenlucht. ( ) Als de voorruit beslaat tijdens de snelle verwarmlng, zet u O weer op aanvoer van buitenlucht.( &A ). e HDS-052 El Normale v e w a r m i ~ g Als @op aanvoer van buitenlucht staat (CES) kan er vervuilde lucht in de auto komen als u door een vervuld gebied of een tunnel rijdt.
7-6 @ 4 Verwarming en airconditioning Normale airconditioning @ Als u de luchtstroomregelaar op ( ) zet, wordt er frisse lucht geblazen naar uw benen en uw bovenlichaam. @ A Opgelet 1. Als u de airconditioning lang gebruikt met kan gerecirculeerde binnenlucht de lucht heel droog worden Zet de schakelaar op aanvoer van buitenlucht ( ),zodat er frisse lucht binnenkomt. 2. Zet alle ramen open om frisse lucht binnen te laten voor u begint te rijden, als de auto lang in de volle zon heeft gestaan.
Verwarming e n airconditioning b De automatische verwarming en aircondition~ngsinstallatieregelt de temperatuur volledig automatisch. Het enige wat u moet doen, is de gewenste temperatuur instellen. Bedieningsinstrurnenten A Nota O Als u de motor uitzet. onthoudt de installatie de ingestelde temperatuur en de positie van de verschillende bedieningsinctrumenten. Als u de accu loskoppelt. wordt het geheugen echter gewist.
"ga g Verwarming en airconditioning (~utomaticche werking) 1 h Ooaelet Leg niets op de sensor in he! dashboard, om de goede werking van het systeem !e verzekeren. W Luckiinfaatregeling Met de luchtinlaatregeling stelt u in of er frisse lucht dan wei gerecirculeerde binnenlucht in de auto wordt geblazen. Buitenlucht Binnenlucht E9 Handmatige bediening 1. 2. 8 69 De automatische temperatuurregeling regelt de verwarming of airconditioning volledig automatisch als volgt: Druk op de "AUTO-schakelaar.
Verwarming en airconditioning 7-9 Tips Functie Lucht blazen op het bovenlichaam 1 Schakelaar MS00228 I 1 B Luchtrooster Lucht blazen op het onderlichaam Lucht blazen op het boven- en onderlichaam MS00229 1 MS00230 @ Zet de ramen een paar minuten open, als het warm is in de auto wanneer u instapt, zodat de hete lucht kan ontsnappen. @ Houd de ramen gesloten als de airconditioning aanstaat, zodat er geen warme lucht naar binnen kan komen. @ Schakel in een lage versnelling als u in de file staat.
8-2 4 Starten en rijden Controleer de volgende punten voor het starten: (Standen van de contactschakelaar) (1) Controleer de auto rondom (lekke band, olielek of waterlek enz.). (2) Controleer zodra u in de wagen stapt of de handrem goed is opgetrokken. (3) Controleer of de stoel goed staat. (4) Controleer of de achteruitkijkspiegel goed is ingesteld. (5) Sluit alle deuren. (6) Klik uw veiligheidsgordel vast. (7) Schakel alle elektrische toestellen die u niet nodig hebt, uit.
Starten en rijden b De motor draait en u kunt alle elektrische systemen gebruiken. 1 START De startmotor werkt. Laat de sleutel los zodra de motor is gestart. Hij keert automatisch terug in de "ON -positie gaan. s de sleutel niet van "LOCK' ""ACC" kan worden gedraaid Draai aan de sleutel terwijl u het stuur zachtjes over en weer beweegt. S (me sleutel vewijderen) Bij auto's met een automatische versnellingsbak moet u de keuzehendel in de "P"-stand zetten om de sleutel te verwijderen.
8-43 4 Starten e n rijden (De motor starten) @i Normale omstandigheden Laat de motor na het starten een minuutje stationair draaien voor u begint te rijden. Onder normale omstandigheden moet u de gaspedaal niet indrukken om te starten. 1. Steek de sleutel in de contactschakelaar. 2. Zet de keuzehendel in vrijloop ("P" voor een automatische versnellingsbak). 3. Draai de contactschakelaar in "ON" terwijl u de koppeling indrukt en controleer of alle waarschuwingslarnpjes branden. 4.
Starten e n riiden positie van de en het snelheidsbereik Raadpleeg ook het hoofdstuk "Voor automatische auto's '. 1 piq ( Schakelstanden ) Trap de rempedaal in terwijl u schakelt van "P" in een andere versnelling.
8-6 4 Starten e n rijden V R I J L O O P (Neutral) Start de motor veiligheidshalve alleen als de keuzehendel in "P" staat, ook al kan hij vanuit vrijloop worden gestart. In deze stand is er geen enkele versnelling ingeschakeld. U kunt deze stand gebruiken als u eventjes moet stilstaan, bv. in de file. R I J D E N (Drive) Gebruik deze stand om vooruit te rijden. De versnellingsbak schakelt automatisch tussen de l e en de 4de versnelling.
Starten e n rijden Rem op de motor terwijl de keuzekendel in "2" staat. Rijden Starten op een steile helling 1. Neem uw voet van de rempedaal nadat u de handrem hebt opgetrokken, zodat de auto niet kan bewegen of starten. 2. Trap de gaspedaal zachtjes in om te zien of de auto start. Laat de handrem los om de auto te starten. 8-7 l& 63 Als u tijdens een lange afdaling alleen remt het rijden. Dat is gevaarlijk, omdat u dan niet op de motor kunt remmen.
8-8 4 Starten en rijden 4. Wat is dampbelvorming... Door d e remwrijving ontstaat er oververhitting en komen er bellen in de remvloeistof. Ais u op de rempedaal trapt, worden alleen de bellen samengedrukt en verkrijgt u geen remeffect. Soppen H Parkeren 1. Trap hard op de rempedaal terwijl de 6 3 Het kruipeffect is groter als d e airconditioning aanstaat of als het motortoerental hoog is. De wagen zal traag vooruit blijven rijden. Wees dus voorzichtig. 2. Wat is verzwakkingsefW...
8-9 Starten en rijden b Modussckakelaar van de automatische versnellingsbak I l I Stand Controlelampje @ Selecteer de rijmodus afhankelijk van de @J I I Gebruik Normaal rijden rijomstandigheden en de toestand van de weg. Met de modusschakelaar kunt u het brandstofverbruik en het optrekkingsvermogen optimaliseren. De schakelaar heeft 3 standen die overeenstemmen met 3 verschillende schakelpatronen: Power, Normal en Hold.
8.=9 0 dj Starten en rijden U kunt de overdrive in- en uitschakelen door op deze knop te drukken. om op de motor te remmen tijdens een lange afdaling; 8 om vlot bergop te rijden in een lagere versnelling. W Als de automatische versnelling niet meer schakelt Als de versnelling niet verandert tijdens het rijden of als de auto niet optrekt op een helling, is het beveiligingssysteem geactiveerd doordat er een probleem is met de versnellingsbak.
Starten en rijden P ' Be handrem aanzetten A Trek de hendel helemaal op. Parkeer de auto en trek de hendel van de handrem helemaal op zonder op de knop te drukken. (Bij auto's met een automatische versnellingsbak zet u de keuzehendel in " P . ) e>@ handrem uitzetten I Uit Neerdrukken MSO-0179 \ \ Trek de handrem goed op en zet de versnell~ngspook ~n de l e voor versnelling of in achteruit auto's met een automat~sche versnellingsbak) als u oo een hellina . parkeert. 2.
8-12 4 Starten en rijden Het ABS voorkomt dat de remmen blokkeren bij plots remmen of remmen op een gladde weg. Zo blijft het remvermogen behouden en kunt u de auto beter onder controle houden. Opgepast 1. Overschat het ABS echter niet. Zelfs bij auto's die zijn uitgerust met ABS. kunt u de controle over de auto v e r l ~ e z e n . Rijd dus steeds voorzichtig. 2. Matig uw snelheid e n h o u d voldoende afstand op grindwegen of beijzelde wegen.
Starten e n rijden De h;loogt@ven h ~ t @tuurvemte08en 1. Duw de hendel naar beneden terwijl u het stuur vasthoudt. Stel het stuur in op de gewenste hoogte. 2. Zet het stuur vast door de hendel helemaal naar boven te duwen. Controleer of het stuur goed vaststaat. D 8-13 ~ ~ [ ~ ~ ~ ~ u ~ Bult@rnopi@g@l ~ k ~ j ~ ~ p ~ g g 1. Duw de hendel naar voren om de spiegel in Linksirechts- dagstand te zetten en regel de spiegel zo dat u een goed achteruitzicht hebt. rhakeIaar 2.
8-14 4 Starten en rijden W De buitenspiegels verstellen @@O&= Elektrisch bedienbare buitenspiegels 1. Als de linkslrechts-schakelaar op "R" staat, kunt u de rechterbuitenspiegel verstellen. Als hij op "L" staat, kan de linkerbuitenspiegel versteld worden. 2. Zet de schakelaar weer in het midden als de buitenspiegels correct zijn ingesteld. De buitenspiegel inklappen 1. Klap de buitenspiegels in om te parkeren in een nauwe ruimte of door een carwash te rijden, om beschadiging te voorkomen. 2.
9-2 4 Onderhoud De buitenkant van het voertuig Reinig de auto binnenin met water, een detergent of iets dergelijks. Wrijf hem dan droog op een goed verluchte plaats in de schaduw. Plastiek, vinyl en weefsel 1. Breng een sterk verdund detergent (3%) aan op een zachte doek en wrijf de oppervlakken zachtjes schoon. 2. Verwijder het detergent door er nog eens over te gaan met een met zuiver water bevochtigde doek. (Laat de auto drogen uit de zon op een goed verluchte plaats) BI Tapijt 1.
Onderhoud ( ~ eaBuminIum wielen reinigen) í' De laklaiaei herstellen ) 1. Was het wiel met een detergent en wrijf het Als de autolak is beschadigd, bv. door rondvliegende stenen, kan er roest ontstaan. Werk de laklaag zo snel mogelijk bij. onmiddellijk droog. 2. Gebruik geen borstel e.d., want aaarmee kunt u het wiel beschadigen. Opgepast l. Gebruik geen stoomreiniger. 2. Verwijder zeewater of strooizout onmiddellijk van de wielen.
5 3 V) c 2 ò r a, C O 5 m g c O 5 m g K a; c c. z 'S f C g r L c $2 $ T .-o E L m C tig Sc XP O L u 0 ca, T j a, c !jG a. 9 um !i%"n 5 g c g cooa, o 0'5 u C T L El ma,.& l.
Onderhoud in de winter b 1. Pas op dat de auto niet slipt op een besneeuwde of beijzelde weg! (1) Breng sneeuwkettingen of sneeuwbanden 3. Verwijder eventuele sneeuw uit de wielkast! De sneeuw in de wielkast kan een blok vormen en moet snel verwijderd worden. aan. (2) Op een brug, in de schaduw, in de buurt van water, aan het uiteinde van een tunnel enz. ontstaat er gemakkelijk ijzel. Vertraag voor u zo'n plaats nadert en rem niet plots of draai niet plots aan het stuur. 1.
4 Onderhoud in de winter Sneeuw kan roestvorming veroorzaken. Was uw auto na het rijden op een besneeuwde weg. (1) Was vooral de onderkant van de auto. (2) Wrijf de auto volledig droog na het wassen, zodat de deur niet kan vastvriezen. (~actgevrcrendeur] Probeer niet een vastgevroren deur te openen door er kracht op uit te oefenen, want dan kunt u het rubber beschadigen. Gebruik warm water om de deur te ontdooien. Bevestig alleen aan de voorbanden sneeuwkettingen.
Onderhoud in de winter b 7. Laat de krik neer en verwijder de wiggen. 8. Rij zo'n 500 m met de sneeuwketting om te controleren of alles goed vastzit. Maak evt. loszittende onderdelen vast. bopgepast H Ais u een abnormaal geluld hoort tijdens het rijden, parkeer de auto dan onmiddellijk op een veilige plaats en controleer of de sneeuwketting goed IS aangebracht De sneeuwkelltingen verwijderen 1. Maak de staaldraad los. 5.
Noodgevallen b Bij auto's met 5 zitplaatsen bevindt het gereedschap zich rechts onder de middenbank en de krik onder de passagiersstoel vooraan. 1 I I I Reservewiel Controleer regelmatig de bandenspanning van het reservewiel. Zorg ervoor dat het reservewiel steeds in perfecte staat is, zodat u het kunt gebruiken in een noodgeval. Wet reservewiel wewijderen Draai aan de as van de krik om de krik kleiner te maken en trek ze uit de houder. -1 1 11-3 1.
11-4 4 Noodgevallen Qebauik van A Opgepast krik 1. Krik de auto op totdat de band de grond net niet meer raakt. De wagen hoger opkrikken kan gevaarlijk zijn. 2. Ga niet onder een opgekrikte auto 3. Leg de motor stil, trek de handrem op en schakel in de I e versnelling ("P" voor een automatische versnellingsbak). Plaats een wig voor en achter de band die diagonaal staat op de lekke band. 5. Plaats de groef bovenaan de krik over de flens van de auto en zwengel de krik handmatig aan.
Noodgevallen b l . Neem het gereedschap, het reservewiel en de krik uit de auto. A Opgelet Leg het reservewiel onder de auto, om ongelukken te voorkomen 4. Zwengel de krik aan tot de band de grond nel b Opgelet niet meer raakt. 5. Draai de wielmoeren helemaal los en vervang het wiel. 6. Steek de wielmoer in het moergat van de wielschijf en draai eraan tot ze niet meer los zit. 2. Plaats de krik op het steunpunt dat zich het dichtst bij het te vervangen wiel bevindt.
11-6 Noodgevallen 8. Controleer of de bandenspanning overeenstemt met de waarde die wordt opgegeven op de tabel op het bestuurdersporîier. Als de accu leeg is, kunt u auto starten met de accu van een andere auto via startkabels. A Opgelet 1 . De accu van de andere auto moet een spanning leveren van 12 V 2. I n d e a n d e r e a u t o m o e t d e contactschakelaar op "ON" staan. 1. Sluit de startkabels als volgt aan. Sluit eén klem van een startkabel aan op de positieve pool van de lege accu.
14-7 Noodgevallen b Als de wijzer van de watertemperatuurmeter lang in de rode zone blijft staan, is de motor mogelijk oververhit. In dat geval zal het motorvermogen afnemen en de motor beginnen te kloppen. Ga dan als volgt te werk: 1. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats aan de kant van de weg. 2. Zet de versnellingspook in vrijloop en haal de handrem aan. Schakel de airconditioning uit. als ze aanstaat. 3.
19-8 4 Noodgevallen 1. Doe een beroep op een takelbedrijf als uw auto moet worden weggesleept. Laat de auto op een takelwagen plaatsen als er te weinig olie voor de automatische versnellingsbak is, om beschadiging te voorkomen. 2. Als de auto toch met een sleepkabel moet worden gesleept, doe het dan als volgt: opgepast 1. Bevestig de sleepkabel alleen aan a Opgepast i ; : de trekhaak. Als u hem bevestigt op een andere plaats. kunt u de auto beschadigen. 2.
Noodgevallen - b 11-9 idikts8en geluid bij het remmen en z@C%@rOriagiairu ~ontro8srrenen verw8wsgen m l e n nelluid bSi het remmen) In de motorruimte Bij schijfremmen (voorwielen) hoort u een metalen geluid bij het remmen als de remblokken bijna zijn versleten. Laat de remmen nakijken als u dat geluid hoort. Zeke ekerlngen controleren en Als er verschillende lampen niet aangaan of als het elektrische stroomsysteem niet werkt, is er misschien een zekering gesmolten.
1-j-.m 0( Noodgevallen N Zekeringentabei Zekeringkast in de beenruimte van de bestuurder Nr. 1 - 20A achteruitverwarming ~~$068 Nr. Nr. Nr. Nr. 6 7 8 9 - 15 A zonnedak - Nr. 10 - Nr. 11 Nr. 12 - Nr. Nr. Nr. Nr. 13 14 15 16 Nr. 17 Nr. 18 Nr.
Noodgevallen )11-11 @ Een smelimekering vervangen Als de stroomkring van de accu wordt overbelast, smelt de draad in de zekering, zodat de stroomkring is onderbroken. Zo wordt beschadiging van de hele bedrading voorkomen. Vervang de smeltzekering en laat de doorgebrande zekering nakijken in een werkplaats van de fabrikant van het elektrische systeem.
12-2 4 Onderhoudsschemaen onderhoudsinstructies Brandstof Loodvrije benzine (0,3 liter in oliefilter) Sproeiervloeistof Pure sproeiervloeistof Remvloeistof Zoals vereist Remvloeistof DOT3 of DOT4
Onderhoudsscherna en onderhoudsinstructies b Riemlosheid (Als er wordt uitgeoefend.
f1 3 4 4 Onderhoudsschemaen onderhoudsinstructies (De band controleren Monteer nooit banden met andere dan de opgegeven maten, dat kan gevaarlijk zijn. ) Controleer de spanning en de slijtage van de band voor u in de auto stapt. Een goede bandenspanningis bevorderlijk voor de levensduur van de banden. De staat van de banden is belangrijk om comfortabel en veilig te rijden. m e wielen omwisselen) Voor een gelijkmatige slijtage en langere levensduur van de banden, moet u de wielen om de 10.
Onderhoudsschema en onderhoudsinstructies b Si Slijtage van de band 1.6 mm Aan de hand van de slijtage-indicator kunt u bepalen of de banden aan vernieuwing toe zijn. ) over Als er op de plaats van het pijltje ( A o f heel de breedte van het loopvlak een ononderbroken lijn zichtbaar wordt, is het bandprofiel afgesleten en moet u de band vervangen.
j 2-6 4 Onderhoudsschema en onderhoudsinstructies Remvloeistofreservoir I Vuldop motorolie Luchtfilter Accu Sproeierreservoir / / Peilstok olie (automatische versnellingsbak) Peilstok motorolie , Reservo~rhydraulische o l ~ ekoppeling (handgeschakelde versnellingsbak)
Onderhoudsschema en onderhoudsinstructies Afmetingen b 12-7 Versnellingsbak I Handgeschakelde versnellingsbak ( 2.0DOHC l Opmerkingen l 3.090 1.833 1,217 Overbrengingsverhouding 0,888 0,731 Toespoor Ort3 mm Wielvlucht 0,63" k 0,5" Naspoorhoek 2,17" Dwarshelling zekeringpen 13,43" Overbrengingsverhouding Toespoor 2+3mm/-2 Wielvlucht 0,16" -t 0,5" Bandmaat 195/70R14 Bandenspanning (kglcm2) Vooraan ~chteraanl Wiel Onderwerp Staal Aluminium 4,672 Wielmaat 5,5JJ x l 4 22 22 2-5 2.
12-8 4 Onderhoudsschema en onderhoudsinstructies Motor I I I Onderwerp Boring x slag (mm) l 85 x 88 Cilinderinhoud (cc) I I 2.
Onderhoudsschema en onderhoudsinstructies b . . ............................ . .. .. . .. .. .. . . .. .. .. . .. .. . .......................... ........ 12-9 . . . . ....................... . . . . . ....... ...... ...... . .... .. . ...... .. . . . . . .. .. .................................. ......
12-10 8 Onderhoudsschema en onderhoudsinstructies Ot%d~rkoeidss~Is~m~ Houd u nauwgezet aan het onderstaande onderhoudsschema om de bestuurbaarheid en het prestatievermogen van de auto te verzekeren. Bewaar J ~ S de onderhoudswerken, om aanspraak te kunnen maken op werken onder garantie. Als zowel een afstand als een tijdsduur worden de ~ ~ W I J S van vermeld, is het onderhoud nodig zodra 1 van de 2 is overschreden.
Onderhoudsschema e n onderhoudsinstructies V: Vervangen b 12-11 C: Controleren en indien nodig reinigen, bijregelen, repareren of vervangen BEVESTIGINGSBOUTEN OPHANGING C C C C C C C C , STUURHUIS, STANGENSTELSEL & BOUTENIONDERSTE WIELDRAAGARM C C C C C C C C 11 STUURBEKRACHTIGINGSPOMP, RIEM EN SLANGEN C C C C C C C C 12 AANDRIJFASSEN EN BOUTEN C C C C C C C C 13 KOELMIDDEL AIRCONDITIONING C C C C C C C C 9 *3: Om de 2 jaar: "V" *ONGUNSTIGE RIJOMSTANDIGH
.)Y0 Eg; at-T- O 0 0 81: 5 'O m 2 aaa ñga a z?? a a(3 $Z O 2 W a [L y J g z (BW? 3 -1 3 $ a ö gmg ò0 2z 2 0) 30 au w33 Wo- ngg ö $3 2% a I: a g , $P$ W 6 X w r-; g 2 q?$ k%
Onderhoudsschema en onderhoudsinstructies b 12-13 Om een aanhangwagen voort te trekken met uw auto, moet u in een erkend servicecenter een trekhaak laten installeren die aan de geldende voorschriften beantwoordt. Deze voorschriften kunnen verschillen van land tot land. Houd u aan de plaatselijke voorschriften. Onderwerp Met rem Max. gewicht aanhangwagen rem Kogelbelasting A Attention 1. Rijd niet sneller dan 100 kmlu met een aanhangwagen.
Index w B+ 13-1 K Keuzehendel '(automatische versnellingsbak) .................................2-1, 8-5 Kilometerteller ...........................................................................................5-3 Krik en gereedschap ............................................................................... 11-3 Modusschakelaar automatische versnellingsbak *........................... 2.1. 8-9 Motornummer ........................................................................................
13-2 4 Index iO Onderhoudsschema ..............................................................................12-10 Opbergkastje in middenconsole .......................................................2.2. 6-23 Opbergvak ...............................................................................................6-24 Overdrive-schakelaar *(automatische versnellingsbak) ..................2-1, 8-1O Oververhitting van de motor ....................................................................
AM3O-HO 158 ( Hl'JÉl = ol/flH) @ 1_- KnMoroRs