Operation Manual

Controle
-
, meet
-
en bedieningsinstrumenten
F&
5-1
5
De hendel heeft verschillende standen. Door
de hendel naar u roe te trekken, activeert u
de volgende functies, afhankelijk van de
stand waarin hij zich bevindt:
INT
-
De wissers gaan over en
weer met een instelbaar interval.
LOW
-
De wissers gaan traag over en weer.
HIGH
-
De wissers gaan snel over en weer.
LOVV
HIGH
MSO-0143
Wisinterval instellen Als INT is geselecteerd,
kunt u een interval instellen van
2
tot 10
seconden door te draaien aan de
intervalregelaar.
Trager
Zolang de ruitenwissers zijn ingeschakeld,
vraagt de
ruitenwissermotor stroom, ook
al zijn de ruitenwissers geblokkeerd door
zware sneeuw enz. Daarom moet
u
de
automotor uitschakelen, om schade aan de
ruitenwissermotor te voorkomen.
Parkeer de auto op een veilige plaats en leg
de motor stil. Verwijder de sneeuw of
andere
obstaitels zodat de ruitenwissers
weer vrij kunnen bewegen.
a
Ruitensproeiers
Trek de hendel naar u toe om de
ruitensproeiers in te schakelen.
U
kunt de sproeiers ook
inschakelen als de ruitenwissers
niet aanstaan.
1
seconde na het
sproeien zullen de ruitenwissers
2
tot
3
keer over en weer gaan.
Het sproeierreservoir bevindt zich aan de
rechterkant van de rnotorruirnte.
12
6
D
Als u de sproeier gebruikt bij vorst, kan de
sproeivloeistof op de ruit bevriezen en het
zicht belemmeren. Schakel daarom de
voorruitverwarming in voor
u
sproeit.