I1800 Series-scanners Configuratiehandleiding voor het scannen A-61580_nl
Inhoud 1 Inleiding .................................................................................... 1-1 Over deze handleiding ............................................................. 1-1 Beelduitvoer ............................................................................. 1-2 2 Juiste praktijkprocedures ....................................................... 2-1 Elementaire beeldopname ....................................................... 2-1 Scanner instellen ..............................
Het venster Apparaatinstellingen ............................................. 3-30 Apparaat - tabblad Algemeen ........................................... 3-32 Apparaat - tabblad Printer ................................................ 3-34 Apparaat - tabblad Multi-invoer ........................................ 3-38 Apparaat - tabblad Beeldadres ......................................... 3-40 Apparaat - tabblad Batch .................................................. 3-42 Apparaat - tabblad Patch .........
1 Inleiding De Kodak i1800 Series-scanners zijn krachtige productiescanners voorzien van beeldbewerkingstechnologie ter verbetering van de beeldkwaliteit, die ervoor zorgt dat het gereproduceerde beeld soms zelfs beter is dan het origineel. U kunt voor beeldbewerking gebruikmaken van het ISIS-stuurprogramma of de TWAIN-gegevensbron (beide zijn beschikbaar op de cd die bij de scanner wordt geleverd) of Kodak Capture Pro Software.
Beelduitvoer De i1800 Series-scanners zijn dubbelzijdige scanners. hetgeen betekent dat zowel de voor- als achterzijde van elk document kan worden vastgelegd. Voor elke vastgelegde zijde maakt de scanner een beeld in zwart-wit en kleur/grijstinten. De hosttoepassing bepaalt welke van deze beelden naar de host wordt verzonden om als beeldbestand te worden opgeslagen. De Kodak i1800 Series-scanners kunnen beelden in zwart-wit, grijstinten of kleur naar de host retourneren.
Een ander voorbeeld van gelijktijdige uitvoer, waarbij alle vier de beelden die naar de hosttoepassing worden geretourneerd, de volgende vier bestanden genereren: • Voorzijde grijstinten: FG.jpg. Dit beeldbestand bevat de inhoud van de voorzijde van het document met 8 bits per pixel. • Voorzijde zwart-wit: FB.tif. Dit beeldbestand bevat de inhoud van de voorzijde van het document met 1 bit per pixel. • Achterzijde grijstinten: BG.jpg.
2 Juiste praktijkprocedures In dit hoofdstuk vindt u aanbevelingen voor programmalogica, waarmee u op efficiënte wijze kunt communiceren met de i1800 Series-scanners. Deze uitgebreide informatie is niet bedoeld als richtlijn voor codering.
Scanner instellen De scanner instellen: 1.
Scannen inschakelen De host moet de opdracht Scannen geven om scannen in te schakelen zodat documenten door de scanner kunnen worden gevoerd. Als scannen niet is ingeschakeld, worden de documentinvoer en het transportsysteem niet ingeschakeld. Polling initiëren Initieer polling door het hostsysteem van de scanner om ervoor te zorgen dat beelden van gescande documenten van de beeldbuffer naar het hostsysteem worden verzonden. Polling moet worden voortgezet totdat het scannen wordt uitgeschakeld.
Wanneer een fout optreedt, ontvangt de host een Check Condition Status (Status conditie controleren). Dit geeft aan dat er één huidige fout kan zijn en mogelijk één of meer uitgestelde fouten. De host moet een Check Condition Status (Status conditie controleren) met de opdracht Request Sense (Verzoek soort) opvolgen. De Sense-gegevens (soortgegevens) geven aan welk type fout is opgetreden.
Volgorde van beelden beheren In dit gedeelte worden voorbeelden gegeven van taakstromen die in scantoepassingen kunnen worden gebruikt. De hosttoepassing is verantwoordelijk voor het bepalen van de volgorde waarin de scanner beelden retourneert. Beelden van de voorzijde moeten altijd worden opgehaald vóór beelden van de achterzijde. Alleen zwart-wit dubbelzijdig 1. Bereid documenten voor. 2. Start de scanner voor het dubbelzijdig scannen in zwart-wit (voorzijde zwart-wit en achterzijde zwart-wit). 3.
Dubbel stroome enkelzijdig 1. Bereid documenten voor. 2. Start de scanner voor het enkelzijdig scannen van een dubbele stroom (voorzijde zwart-wit en voorzijde kleur). 3. Stel de scanner zodanig in dat eerst zwart-wit beelden worden opgehaald. 4. Schakel de scanner in en start de polling. Lus Kop zwart-wit beeld voorzijde lezen Zwart-wit beeld achterzijde lezen Kop kleurenbeeld voorzijde lezen Kleurenbeeld achterzijde lezen Einde lus Dubbele stroom dubbelzijdig 1. Bereid documenten voor. 2.
Enkelstrooms dubbelzijdig schakelend tussen zwartwit en kleur/grijstinten met gebruikmaking van de schakelpatch van de scanner. De schakelpatch is een patch van het type 4, die wordt gebruikt om de scanner te laten overschakelen van de huidige afbeeldingsstroom (zwart-wit) naar een andere afbeeldingsstroom (kleur/grijstinten). 1. Bereid documenten voor met een patch van Type 4 voor en na documenten in kleur/grijstinten. 2. Configureer parameters voor beeldbewerking voor alle vier de beelden.
Papierstoringen en fouten herstellen Dit gedeelte bevat aanbevelingen voor toepassingslogica met betrekking tot het herstellen van papierstoringen en fouten van de scanner. Als de scanner is ingeschakeld en u een polling uitvoert wanneer er een papierstoring of andere fout optreedt, voert u de volgende procedure uit om het scannen opnieuw te starten. BELANGRIJK:Voordat u met het foutherstel begint, controleert u of alle koppen en beelden zijn overgebracht van de beeldbuffer naar het hostsysteem.
Opslaglocaties voor beeldbestanden Dit gedeelte bevat algemene aanbevelingen over de impact van opslaglocaties van beeldbestanden op de algehele capaciteit van de scanner. U kunt maximaal vier beeldbestanden per document ontvangen. Beslissingen over de locatie voor het opslaan van deze bestanden wanneer ze van de scanner worden opgehaald, kan van invloed zijn op de algehele capaciteit van de scanner.
U kunt bij het definiëren van velden slechts één veld aan elk afzonderlijk niveau toewijzen. F21 is bijvoorbeeld een geldige indeling (F van Fixed = Vast). F11 is niet een geldige indeling. Beginbeeldadres/ volgende beeldadres De hostoepassing moet de scanner altijd voorzien van het beginbeeldadres. De scanner retourneert het beeldadres dat met elk beeld is geassocieerd in de beeldkop.
Indexering op twee niveaus Wanneer u indexering op twee niveaus gebruikt, wordt het beeldadres dat aan elk document wordt toegewezen, als volgt gedefinieerd: • Veld D (niveau 1) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0. • Veld C (niveau 2) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0.
Indexering op twee niveaus met offset Wanneer u indexering op twee niveaus met offset gebruikt, wordt het beeldadres dat aan elk document wordt toegewezen, als volgt gedefinieerd: • Veld D (niveau 2) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0.
Indexering op drie niveaus Wanneer u indexering op drie niveaus gebruikt, wordt het beeldadres dat aan elk document wordt toegewezen, als volgt gedefinieerd: • Veld D (niveau 1) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0. • Veld C (niveau 2) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0. • Veld B (niveau 3) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0. • Veld A kan desgewenst als vast veld worden gedefinieerd.
Indexering op drie niveaus met offset Wanneer u indexering op drie niveaus met offset gebruikt, wordt het beeldadres dat aan elk document wordt toegewezen, als volgt gedefinieerd: • Veld D (niveau 2) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0. • Veld C (niveau 3) wordt gedefinieerd als een veld met een veldlengte groter dan 0.
De veranderingen van het documentniveau regelen In de bovenstaande voorbeelden van het indexeringsschema werd geïllustreerd hoe de documentniveaus binnen een enkele groep documenten veranderen. Er zijn vier documentbeeldniveaus: 3, 2, 1, en 0. U kunt het documentniveau op verschillende manieren instellen of wijzigen: • U kunt het beeldadresniveau op het tipscherm wijzigen. Door een bepaalde Level-knop (Niveau-knop) aan te raken, wordt het beeldadresniveau verhoogd naar niveau 1, niveau 2 of niveau 3.
Niveauregels Niveauregels zijn een automatische manier om de documentbeeldadressering te regelen, gebaseerd op het niveau van het vorige document. Voor een indexeringsschema met 3 niveaus, moet de toepassing de regels Level to Follow Level (Niveau volgt op niveau) voor niveau 1, niveau 2 en niveau 3 instellen.
De tabellen hieronder tonen de Pantone-kleuren die kunnen worden gebruikt met de kleurverwijderingsopties voor rood, groen en blauw. Voor elke kleur zijn twee prestatiecategorieën mogelijk: Kleuren die compleet kunnen worden verwijderd en kleuren die heel dicht bij een complete verwijdering zijn. Deze waarden zijn vastgesteld met gebruikmaking van de Pantone Matching System® Colors-richtlijnen (geen coating, scherm van 175 lijnen).
Kleurverwijdering van groen — Volledige kleurverwijdering 100U 109U 1215U 318U 352U 375U 388U 3945U 101U 113U 127U 324U 358U 379U 389U 3955U 102U 114U 134U 3245U 365U 380U 393U 3965U Yellow U 115U 135U 331U 366U 381U 394U 106U 120U 1345U 332U 372U 382U 395U 107U 121U 148U 3375U 373U 386U 396U 108U 1205U 317U 351U 374U 387U 3935U Kleurverwijdering van groen — Bijna volledige kleurverwijdering 122U 1355U 128U 141U 2705U 2975U 304U 3242U 337U 344U K
Informatie in de kopregel van het beeld Aan elk door de scanner opgenomen beeld is een kopregel gekoppeld. Hieronder ziet u een overzicht van de informatie die in de kopregel beschikbaar is. Beeldlengte — grootte van het beeld. Beeldaanduiding — geeft aan of het beeld voorzijde zwart-wit, achterzijde zwart-wit, voorzijde kleur of achterzijde kleur is. Resolutie — de scanner legt de geselecteerde beeldresolutie vast in dpi (dots per inch).
Beeldadresniveau (Documentniveau) — het documentniveau wordt door de operator toegewezen met gebruikmaking van: • • • • de niveausleutel, een patch als de patchlezer is ingeschakeld, de hosttoepassing voor het instellen van het volgende beeldadres, of de regels Level to Follow Level (Niveau volgt op niveau). De waarde die kopregel van het beeld wordt geretourneerd geeft het niveau van het document aan. Deze waarde is niveau 1, niveau2, niveau 3 of niveau 0.
Zoneverwerking Voor sommige toepassingen moet een deel van een beeld worden opgeslagen in kleur of grijstinten en de rest van het beeld in zwart-wit (dit bespaart opslagruimte doordat niet het gehele beeld wordt opgeslagen in kleur of grijstinten). Zoneverwerking heeft de vorm van een vast venster voor uitsnijden (de zone) dat zich bevindt in een positie ten opzichte van de linkerbovenhoek van een document.
Programmeerbare toetsen Programmeerbare toetsen kunnen alleen door de operator worden gebruikt, wanneer de scanner is ingeschakeld. Het tipscherm toont de functies die aan deze programmeerbare toetsen zijn gekoppeld.
Transferpatchcode De beeldkopregel laat zien of aan transferpatchcode op het document is gevonden. Een document met een transferpatchcode wordt gezien als een niveau 0-document. Het IA-niveau voor het document dat op de transferpatch volgt, wordt toegewezen aan het niveau (Niveau 2 of Niveau 3) dat eerder is ingesteld. De scanner kan niet afdrukken op documenten die transferpatches bevatten.
Batching Informatie over batching is alleen van toepassing wanneer Image Address (Beeldadres) op de scanner is ingeschakeld via het tipscherm van het besturingspaneel voor de operator. Batching biedt een manier om de scanner een bepaalde functie uit te laten voeren na het scannen van het aangegeven aantal documenten op een bepaald IA-niveau. Batching kan via de hostsoftware worden ingeschakeld of uitgeschakeld.
3 De TWAIN-gegevensbron gebruiken Installatie De TWAIN-gegevensbron wordt geleverd bij de scanner. U kunt de gegevensbron installeren vanaf de cd. 1. Plaats de cd in het station. 2. Dubbelklik op het bestand setup.exe. 3. Volg de instructies in de opeenvolgende schermen. Na afloop van de installatie installeert u de toepassingssoftware op de host-pc. Als voorbeeld maakt de TWAIN-gegevensbrontoepassing, genaamd de Scan Validation Tool, maakt deel uit van deze installatie.
Scan Validation Tool openen 1. Selecteer Start>Programma's>Kodak>Document Imaging>Scan Validation Tool. 2. Selecteer TWAIN in het vak Type stuurprogramma. 3. In het vak Stuurprogramma's selecteert u Kodak Scanner: i1800 en klikt u op OK. 4. Selecteer het scannerpictogram. Het hoofdscherm van de Kodak-scanner verschijnt.
De TWAIN-interface is onderverdeeld in drie hoofdgedeelten: • Beeldinstellingen: het venster Beeldinstellingen verschijnt wanneer u op de knop Instellingen klikt in het hoofdvenster van de Kodakscanner. Via dit venster kunt u de parameters voor beeldverwerking opgeven op de tabbladen Algemeen, Formaat, Aanpassingen en Verbeteringen. • Apparaatinstellingen: u vindt de knop Apparaat in het venster Beeldinstellingen.
Het hoofdvenster van de Kodak-scanner Het hoofdvenster van de Kodak-scanner is het eerste venster van de gebruikersinterface van de scanner. U kunt scannen door een snelkoppeling te selecteren bij Snelkoppelingen en vervolgens OK/Scannen te selecteren. Snelkoppelingen — geeft een lijst van snelkoppelingen weer.
Invoerdocument is — hier kunt u aangeven welke zijde van het document de gegevens bevat waarvan u een elektronisch beeld wilt hebben: • Dubbelzijdig: scant de voor- en achterzijde van het document. • Enkelzijdig - Voor: scant alleen de voorzijde van het document. • Enkelzijdig - Achter: scant alleen de achterzijde van het document. OPMERKINGEN: • Plaats uw documenten naar boven gericht in de invoerlift.
OK/Scannen — wanneer u dit selecteert, wordt u gevraagd om nietopgeslagen wijzigingen op te slaan. OPMERKING: Wanneer de knop alleen OK laat zien, worden onopgeslagen wijzigingen op de huidige scansessie toegepast. Annuleren — hiermee sluit u het hoofdvenster van de Kodak-scanner zonder wijzigingen op te slaan. Informatiepictogrammen About (Info): geeft de versie van de scanner en copyrightinformatie weer. Help: geeft helpinformatie weer voor het venster dat op dat moment wordt weergegeven.
Het venster Beeldinstellingen In het venster Beeldinstellingen kunt u beeldbewerkingsopties definiëren met behulp van de beschikbare tabbladen. De waarden die u bij Beeldinstellingen opgeeft, worden opgeslagen in de geselecteerde snelkoppeling. Het venster Beeldinstellingen heeft de volgende tabbladen: Algemeen, Formaat, Aanpassingen en Verbeteringen. Zijde — hier kunt u aangeven welke zijde en welk beeld u wilt configureren (bijvoorbeeld Voorzijde, Achterzijde: Kleur (24-bits), enzovoort.
Knoppen op de werkbalk Inzoomen: vergroot het beeld dat in het voorbeeldgebied wordt weergegeven. Uitzoomen: verkleint het beeld dat in het voorbeeldgebied wordt weergegeven. Contour draaien: draait de contour 90 graden. Deze optie is alleen beschikbaar als de gedraaide contour in de maximale breedte van de scanner past. Contour centreren — past de X-oorsprong van een contour zo aan dat de contour binnen de maximale breedte van de scanner wordt geroteerd.
Voorvertonen beeld — start het scannen en plaatst het beeld in het voorbeeldgebied. Het getoonde beeld is een voorbeeld dat is gebaseerd op de instellingen van de huidige snelkoppeling. OK/Scannen — wanneer u dit selecteert, wordt u gevraagd om nietopgeslagen wijzigingen op te slaan. OPMERKING: Wanneer de knop OK laat zien, worden niet-opgeslagen wijzigingen op de huidige scansessie toegepast. Annuleren — hiermee sluit u het hoofdvenster van de Kodak-scanner zonder wijzigingen op te slaan.
Beeldinstellingen tabblad Algemeen Het tabblad Algemeen bevat veelgebruikte beeldopties. In de meeste gevallen zult u de opties op de andere tabbladen niet hoeven te wijzigen. Scannen als — hier kunt u de indeling van het elektronische beeld kiezen. • Kleur (24-bits): de scanner produceert een kleurenversie van het document. • Grijstinten (8-bits): de scanner produceert een grijze versie van uw document. • Zwart-wit (1-bit): de scanner produceert een zwart-witte versie van uw document.
Compressie — hiermee kunt u de grootte van het elektronische beeld reduceren. • Type: de scanner produceert een kleurenversie van het document. - (geen): geen compressie, wat kan leiden tot een grotere beeldgrootte. - Groep-4: maakt voor het comprimeren van het beeld gebruik van een CCITT-standaard, die vaak wordt gebruikt bij TIFFbestanden. OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar voor Scannen als: Zwart-wit (1-bit). - JPEG: maakt gebruik van JPEG-technieken voor het comprimeren van het beeld.
Beeldinstellingen tabblad Formaat Het tabblad Formaat bevat de volgende opties. Document — hier kunt u selecteren hoe de scanner uw document detecteert terwijl dit door de scanner wordt gevoerd. • Automatisch detecteren en rechtzetten: de scanner detecteert automatisch elk document (ongeacht het formaat*) en zet scheef ingevoerde documenten recht. • Automatisch detecteren: de scanner detecteert automatisch elk document (ongeacht het formaat*). Scheef ingevoerde documenten worden niet rechtgezet.
Contour — hiermee kunt u het gebied en het formaat selecteren dat voor het maken van het elektronische beeld wordt gebruikt. Het voorbeeldgebied geeft decontour weer. • Oorsprong (x, y): - Als u Document: Automatisch detecteren en rechtzetten selecteert, is (x) de afstand vanaf de linkerrand van het document en (y) de afstand vanaf de bovenrand van het document.
Rotatie na het scannen — hier kunt u een rotatie selecteren die op het elektronische beeld moet worden toegepast nadat dit is gescand. • (geen) • Automatisch — de scanner analyseert elk document om te bepalen hoe dit werd ingevoerd en draait het beeld naar de juiste stand. OPMERKINGEN: - De pagina moet genoeg tekst bevatten om ervoor te zorgen dat deze optie goed werkt. - Deze optie werkt het beste met tekens in Latijns schrift (bijvoorbeeld Nederlands, Duits, Engels, Frans, Italiaans en Spaans).
Beeldinstellingen tabblad Aanpassingen Welke opties op het tabblad Aanpassingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van uw selectie bij Scannen als op het tabblad Algemeen. De volgende opties zijn beschikbaar wanneer Scannen als is ingesteld op Zwart-wit. Conversiekwaliteit — deze instellingen bepalen hoe de scanner een grijstintenversie van het document analyseert, die wordt gebruikt om het zwart-witte elektronische beeld te produceren.
Drempel — regelt het niveau waarop een pixel wordt gezien als zwart of wit. • Een lage waarde zorgt dat het beeld lichter wordt en kan worden gebruikt om achtergrondruis te onderdrukken. • Een hogere waarde zorgt dat het beeld donkerder lijkt en kan worden gebruikt om lichte gebieden beter zichtbaar te maken. De opties lopen van 0 tot 255. De standaardwaarde is 90. OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar voor Conversiekwaliteit: Normaal en Conversiekwaliteit: Concept.
Beeldinstellingen tabblad Verbeteringen A-61580_nl mei 2010 Welke opties op het tabblad Verbeteringen beschikbaar zijn, is afhankelijk van uw selectie bij Scannen als op het tabblad Algemeen.
Detectie van blanco beeld — hiermee kunt u de scanner zo configureren dat blanco beelden niet worden doorgegeven aan de scantoepassing. • (geen): alle beelden worden doorgegeven aan de scantoepassing • Gebaseerd op documentinhoud: beelden worden als blanco beschouwd gebaseerd op de documentinhoud binnen het beeld. • Definitief beeldformaat: hiermee kunt u de minimum beeldgrootte selecteren die door de scanner wordt beschouwd als niet-blanco.
Geavanceerde beeldinstellingen U kunt de Geavanceerde beeldinstellingen openen via het pictogram naast de optie Zijde boven in het venster Beeldinstellingen. Wanneer u het pictogram Geavanceerde beeldinstellingen selecteert, verschijnt het tabblad Geavanceerd. Klaar — hiermee gaat u terug naar het venster Beeldinstellingen. Informatiepictogrammen About (Info): geeft de versie van de scanner en copyrightinformatie weer. Help: geeft helpinformatie weer voor het venster dat op dat moment wordt weergegeven.
Tabblad Geavanceerd Invoerdocument is — selecteer Dubbelzijdig, Enkelzijdig - Voor of Enkelzijdig - Achter, afhankelijk van de zijde(n) waarvoor u instellingen wilt opgeven. OPMERKING: De opties Dubbelzijdig en Enkelzijdig - Achter zijn alleen beschikbaar voor dubbelzijdige scannermodellen. Verschillende instellingen per zijde — de instellingen die u in de TWAIN-gegevensbron toepast, worden standaard op beide zijden van het beeld toegepast.
Beelden per zijde — geeft aan hoeveel beelden de scanner voor een zijde maakt, gebaseerd op uw selecties. • Eén: geeft aan dat u de scanner één beeld wilt laten maken. • Eén - Gebaseerd op documentinhoud: geeft aan dat u de scanner automatisch wilt laten detecteren of het document in kleur/grijstinten of zwart-wit is. • Eén - Gebaseerd op schakelpatch: geeft aan dat u de scanner via een schakelpatchdocument wilt laten weten of het document in kleur/ grijstinten of zwart-wit is.
Zie de voorbeelden verderop in dit hoofdstuk voor procedures over het configureren van geavanceerde opties. Gebruik de pijltoetsen (indien beschikbaar) om de volgorde te selecteren waarin de beelden door de scanner bij de scantoepassing worden afgeleverd. Knoppen op de werkbalk Toevoegen: hiermee voegt u een beeldtype onder aan de configuratielijst toe. Wijzigen: hiermee kunt u het geselecteerde beeldtype wijzigen. Verwijderen: hiermee verwijdert u het geselecteerde beeldtype.
Tabblad Instellingen inhoud De opties op het tabblad Instellingen inhoud kunnen worden gebruikt voor enkelzijdige of dubbelzijdige taken. Zijde — bepaalt op welke zijde de instelling voor Gevoeligheid worden toegepast. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer Verschillende instellingen per zijde is geselecteerd op het tabblad Geavanceerd. Gevoeligheid • Laag: documenten waarvoor maar een kleine hoeveelheid kleur hoeft te worden gebruikt om deze als beelden in kleur/grijstinten op te slaan.
• Aangepast: biedt de mogelijkheid om Kleurhoeveelheid en/of Kleurdrempel handmatig aan te passen. OPMERKING: Bij het instellen van de gevoeligheidswaarden wordt aangeraden te beginnen met de optie Gemiddeld en een veel voorkomende taak te scannen. Als te veel documenten worden geretourneerd als kleur/grijstinten versus zwart-wit, verandert u de instelling in Hoog en voert u de taak opnieuw uit.
Beelden in kleur/ grijstinten of zwart-wit maken gebaseerd op de inhoud van uw documenten In dit voorbeeld gaan wij ervan uit dat u een scansessie wilt configureren waarbij u zowel documenten in kleur als zwart-wit scant die aan beide zijden gegevens hebben. Bovendien wilt u door de scanner laten detecteren of de pagina in kleur is of niet en op basis hiervan de gescande gegevens laten uitvoeren naar een beeld in kleur of zwart-wit. 1.
9. Selecteer Klaar om naar het venster Beeldinstellingen terug te gaan. OPMERKING: U zult zien dat de optie Zijde nu twee items heeft: Beide: Kleur (24-bits) en Beide: Zwart-wit (1-bit). 10. Selecteer Zijden: Beide: Kleur (24-bits). Pas desgewenst de instellingen voor het kleurenbeeld op de overige tabbladen van het venster Beeldinstellingen aan. 11. Selecteer Zijden: Beide: Zwart-wit (1-bit).
Meerdere beelden voor elke zijde van een document maken In dit voorbeeld gaan wij ervan uit dat u een scansessie wilt configureren voor documenten die aan beide zijden gegevens hebben en dat u voor elke zijde van het document zowel een kleurenbeeld als een zwart-wit beeld wilt scannen. 1. Selecteer bij Snelkoppelingen instellingen in het hoofdvenster van de Kodak-scanner een snelkoppeling die de gewenste uitvoer weergeeft. 2. Selecteer Instellingen om het venster Beeldinstellingen weer te geven. 3.
8. Selecteer Klaar om naar het venster Beeldinstellingen terug te gaan. OPMERKING: U zult zien dat de optie Zijde nu twee items heeft: Beide: Kleur (24-bits) en Beide: Zwart-wit (1-bit). 9. Selecteer Zijden: Beide: Kleur (24-bits). Pas desgewenst de instellingen voor het kleurenbeeld op de overige tabbladen van het venster Beeldinstellingen aan. 10. Selecteer Zijden: Beide: Zwart-wit (1-bit).
Verschillende instellingen voor elke zijde van een document opgeven In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat u het scannen van een set met dubbelzijdige zakelijke documenten wilt configureren die kleuren op de voorzijde hebben, maar zwart-wit op de achterzijde. 1. Wanneer het tabblad Geavanceerd nog niet op het scherm staat: • Selecteer bij Snelkoppelingen instellingen in het hoofdvenster van de Kodak-scanner een snelkoppeling die de gewenste uitvoer weergeeft.
Het venster Apparaatinstellingen U kunt op de tabbladen van dit venster alle scannerspecifieke opties, evenals diagnostische instellingen, opgeven. De waarden die u bij Apparaatinstellingen opgeeft, worden opgeslagen in de geselecteerde snelkoppeling. Het venster Apparaatinstellingen heeft de volgende tabbladen: Algemeen, Printer, Multi-invoer, Beeldadres, Batch, Patch en Best.paneel. Begin — brengt u terug naar het hoofdvenster van de Kodak-scanner. Beeld — geeft het venster Beeldinstellingen weer.
Apparaat - tabblad Algemeen U kunt op het tabblad Algemeen scannerspecifieke opties instellen. Bovendien hebt u via dit tabblad toegang tot diagnostische gegevens over de scanner. Papierbron • Documentinvoer: de invoerlift staat op de hoogste stand. Deze selectie wordt aanbevolen wanneer u 25 vellen of minder scant. • 100 vellen: deze selectie wordt aanbevolen wanneer u tussen 25 en 100 vellen scant. • 250 vellen: deze selectie wordt aanbevolen wanneer u tussen 100 en 250 vellen scant.
• Actie bij time-out: geeft de actie aan die wordt uitgevoerd wanneer de documentinvoer zijn time-out heeft bereikt. - Scannen stoppen: het scannen wordt stopgezet en de scantoepassing wordt weer geactiveerd (dat wil zeggen, de taak wordt beëindigd). - Scannen onderbreken: het scannen wordt stopgezet, maar de scantoepassing blijft op meer beelden wachten (dat wil zeggen, de documentinvoer wordt stopgezet). U kunt het scannen hervatten door Hervatten op het tipscherm aan te raken.
Apparaat - tabblad Printer De printeruitbreiding biedt de mogelijkheid verticaal af te drukken en ondersteunt het afdrukken van alfanumerieke tekens, de datum, het beeldadres, de tijd, het aantal documenten en eigen informatie. Alle afdrukinformatie wordt in de kopregel van elk document vastgelegd. Aan — hiermee zet u het afdrukken aan en zorgt u dat de rest van de opties op dit tabblad beschikbaar zijn.
Sjabloon: Indeling — hier kunt u de afdrukreeks opgeven. U kunt voor de afdrukreeks maximaal 40 tekens gebruiken (inclusief spaties). Toevoegen — geeft een lijst van items weer die u aan de afdrukreeks kunt toevoegen. Wanneer u een item selecteert, verschijnt dit onder aan de lijst Indeling. Wijzigen — hiermee kunt u het item dat in de lijst Indeling is geselecteerd vervangen door een van de items in de weergegeven lijst. Verwijderen — hiermee verwijdert u het item dat in de lijst Indeling is geselecteerd.
• Datum - Indeling: • • • • • MMDDJJJJ DDMMJJJJ JJJJMMDD DDD (Juliaans) JJJJDDD (Juliaans) - Scheidingsteken: (in het voorbeeld wordt de indeling JJJJMMDD gebruikt) • • • • • Geen Schuine streep: 2007/08/24 Koppelteken: 2007-08-24 Punt: 2007.08.24 Spatie: 2007 08 24 - Specifieke datum: hier kunt u een specifieke tijd selecteren wanneer u niet de huidige datum van de scanner wilt gebruiken. • Tijd: de indeling is UU:MM.
• Richting: de tekens worden verticaal afgedrukt (te beginnen bij de voorlooprand van het document) en u kunt hiermee de richting van de afdrukreeks opgeven. Beschikbare opties zijn: 0, 90, 180, 270, Invoerrichting 0 90 180 270 Verschuiving vanaf eerst ingevoerde rand — selecteer een waarde van 0,88 tot 85 cm om aan te geven hoe ver de informatie vanaf de eerst ingevoerde rand moet worden afgedrukt.
Apparaat - tabblad Multi-invoer Multi-invoerdetectie zorgt voor een betere verwerking van documenten door te signaleren dat documenten elkaar bij de invoer overlappen. Dit kan het resultaat zijn van het feit dat documenten zijn geniet, hechtmiddelen bevatten of elektrostatisch zijn geladen. Ultrasone detectie Gevoeligheid — regelt hoe agressief de scanner te werk gaat om te bepalen of meer dan een document in het transport wordt ingevoerd.
Sensoren — de breedte van het papierpad wordt door drie sensoren in de gaten gehouden. Voor een juiste detectie van dubbel ingevoerde documenten moeten de documenten onder een van deze sensoren passeren. • Links, Midden, Rechts: hier kunt u aangeven welke sensoren u wilt inschakelen. Wanneer u bijvoorbeeld weet dat de linkerzijde van het document een plaknotitie heeft, kunt u de linkersensor uitschakelen. Detectie op lengte — hier kunt u de maximumlengte van de documenten in uw taak opgeven.
Apparaat - tabblad Beeldadres Beeldadressering wordt gebruikt voor het bijhouden van documenten, en voor batchcontrole en beeldbeheer. U kunt op het tabblad Beeldadres een beginpunt voor beeldadressering instellen. De scanner verhoogt het beeldadres volgens de regels die u op dit tabblad hebt ingesteld. OPMERKING: Dit tabblad is alleen beschikbaar wanneer de scanner in de modus Beeldadressering staat. Huidige waarde — toont het huidige beeldadres van de scanner.
OPMERKINGEN: • Wanneer u een keuze opgeeft bij Indeling, worden Veldbreedte en Volgend niveau automatisch ingesteld op de standaardwaarden voor die indeling. • Wanneer u de instelling van Veldbreedte of Volgend niveau heeft gewijzigd, wordt de Indeling aangevuld met de tekst , en wordt de naam cursief weergegeven (bijvoorbeeld *Niveau 3 ). • Standaard: hiermee kunt u wijzigingen aan de indeling ongedaan maken.
Apparaat - tabblad Batch Batching is de bewerking waarbij pagina's of documenten worden geteld. OPMERKING: Dit tabblad is alleen beschikbaar wanneer de scanner in de modus Beeldadressering staat. Aan — hiermee zet u deze bewerking aan en zorgt u dat de rest van de opties op dit tabblad beschikbaar zijn. Te tellen niveau — hiermee stelt u het niveau in dat moet worden geteld. De opties zijn Niveau 1, Niveau 2 en Niveau 3.
• Te nemen actie: bepaalt de actie die wordt uitgevoerd wanneer het laatste document in de batch is verwerkt. - Scannen onderbreken: het scannen wordt stopgezet, maar de scantoepassing blijft op meer beelden wachten (dat wil zeggen, de documentinvoer wordt stopgezet). U kunt het scannen hervatten door Hervatten op het tipscherm aan te raken. U kunt het scannen stopzetten door Einde taak op het tipscherm aan te raken. U kunt het scannen ook via de scantoepassing stopzetten.
Apparaat - tabblad Patch U kunt op het tabblad Patch opgeven welk type patches moet worden herkend. U kunt een of meer patches tegelijk selecteren. Het type patch dat wordt herkend wordt vermeld in de titel van het beeld. Zie de Kodak-publicatie A-61599, Patch Code Information for Kodak Document Scanners, voor volledige informatie. Bevestigingssignaal patch — het bevestigingssignaal kan worden gebruikt om aan te geven dat een patch door de scanner is herkend.
Kenmerk • Patchtypen 1, 4 en 6 deze patchtypen kunnen door de scantoepassing worden gebruikt voor afbeeldingscontrole na het scannen (ze worden niet gebruikt voor het toekennen van beeldadressen). U kunt deze patchtypen bijvoorbeeld gebruiken voor werkstroomregeling of het schakelen tussen het scannen in zwart-wit en kleur/grijstinten. OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de scanner in de modus Beeldadressering staat.
Apparaat - tabblad Best.paneel Het tabblad Best.paneel wordt gebruikt om opties in te stellen op het besturingspaneel voor de operator op de scanner (dat wil zeggen het tipscherm). Functietoetsen — de functies die u aan de knoppen kunt toewijzen zijn: • (none) (geen) • Scannen stoppen: het scannen wordt stopgezet en de scantoepassing wordt weer geactiveerd (dat wil zeggen de taak wordt beëindigd). U kunt de scansessie vanuit de scantoepassing opnieuw starten.
Een nieuwe snelkoppeling met instellingen maken Alle snelkoppelingen zijn voorzien van een naam en bevatten alle scannerinstellingen voor het uitvoeren van een bepaalde scantaak. De i1800 Series-scanners worden geleverd met vooraf gedefinieerde snelkoppelingen voor de meest voorkomende scannertaken. U kunt deze standaard snelkoppelingen rechtstreeks gebruiken of ze gebruiken als sjabloon bij het maken van uw eigen snelkoppeling. U kunt de standaard snelkoppelingen niet aanpassen (onder dezelfde naam).
3. Selecteer Instellingen in het hoofdvenster van de Kodak-scanner. Hierdoor verschijnt het tabblad Algemeen van het venster Beeldinstellingen. 4. Selecteer de gewenste opties op het tabblad Algemeen. OPMERKING: Bekijk zo nodig de instellingen op de andere tabbladen en breng de gewenste wijzigingen aan. 5. Plaats een representatief document in de invoerlift. 6. Klik op Voorvertonen beeld om het resulterende beeld weer te geven.
Apparaatinstellingen wijzigen 1. Selecteer bij Snelkoppelingen in het hoofdvenster van de Kodakscanner een snelkoppeling die de gewenste uitvoer weergeeft. 2. Selecteer Instellingen om het venster Beeldinstellingen weer te geven. 3. Selecteer Apparaat om het venster Apparaatinstellingen weer te geven. 4. Doorloop de tabbladen van het venster Apparaat instellingen voordat u wijzigingen aanbrengt, zodat u de opties kunt leren kennen.
Het venster Diagnostiek Dit venster biedt toegang tot de diagnostische functies van de scanner. Het venster Diagnostiek heeft de volgende tabbladen: Algemeen, Foutopsporing en Logboeken. U opent het venster Diagnostiek met de knop Diagnostiek op het tabblad Algemeen van het venster Apparaatinstellingen. Klaar — hiermee gaat u terug naar het venster Apparaatinstellingen. Informatiepictogrammen About (Info): geeft de versie van de scanner en copyrightinformatie weer.
Diagnostiek - tabblad Algemeen U kunt op het tabblad Algemeen een scannertest uitvoeren, de scanner kalibreren en de scannertijd weergeven. Testen • Scanner — vergelijkbaar met, maar grondiger dan een inschakeltest. Wanneer u deze optie selecteert, doorloopt het apparaat onmiddellijk een reeks controles om na te gaan of de scannerhardware goed werkt. • Alleen tellen — telt het aantal documenten dat in de scanner wordt gevoerd zonder de beelden naar een scantoepassing te verzenden.
Kalibreren — geeft het dialoogvenster Kalibreren weer waarin u een beeldkalibratie of ultrasonische kalibratie kunt uitvoeren Kalibreer de scanner alleen wanneer u dit wordt gevraagd of wanneer u door Kodak Service wordt geïnstrueerd. • Beeldkalibratie: hierdoor wordt een optimale beeldkwaliteit en documentinvoer verkregen. Veelvuldig kalibreren is niet nodig en wordt niet aanbevolen.
Diagnostiek - tabblad Foutopsporing Op het tabblad Foutopsporing kunt u opties inschakelen aan de hand waarvan ondersteuningsmedewerkers problemen kunnen analyseren die bij het gebruik van de scanner optreden. Aangeraden wordt om alleen wijzigingen op dit tabblad aan te brengen wanneer een ondersteuningsmedewerker van Kodak dit vraagt.
• Model: hier kunt u de scannermodule selecteren die moet worden gesimuleerd. • Vlaggen: indien dit door uw TWAIN-gegevensbron wordt ondersteund, bevat dit een lijst met accessoires die op de gesimuleerde scanner zijn geïnstalleerd. Diagnostiek - tabblad Logboeken U kunt op het tabblad Logboeken informatie over de scanner bekijken. Logboeken • Algemeen: geeft onder meer de versiegegevens, het serienummer, aangesloten/geïnstalleerde accessoires en meters van de scanner weer.
Knoppen op de werkbalk Opslaan als: slaat alle logboeken op, zodat deze door een ondersteuningsmedewerker van Kodak kunnen worden bekeken. Wanneer u deze knop selecteert, wordt het venster Opslaan als weergegeven: • Map: de locatie waar het logboek wordt opgeslagen. • Bladeren: hiermee geeft u het venster Bestand openen van het besturingssysteem weer, waarin u kunt zoeken naar de map die u wilt gebruiken. • Incl. foutopsporingsbeelden: slaat ook eventuele foutopsporingsbeelden met de logboeken op.
4 Het ISIS-stuurprogramma gebruiken Het ISIS-stuurprogramma is de software die communiceert met de scanner. Dit stuurprogramma is gemaakt en wordt onderhouden door EMC Captiva en wordt door Kodak bij de scanner geleverd. Veel scantoepassingen ondersteunen ISIS-stuurprogramma's en dit stuurprogramma kan worden gebruikt om de scanner te laten samenwerken met deze toepassingen.
Copy (Kopiëren) — deze functie is alleen beschikbaar wanneer u dubbelzijdige documenten scan. Met de knop Copy (Kopiëren) kunt u heel handig de beeldinstellingen voor kleur, grijstinten of zwart-wit voor de ene zijde instellen en kopiëren naar de andere zijde. Als u bijvoorbeeld Front Image #1 (Beeld voorzijde nr. 1) selecteert en voor deze zijde de gewenste instellingen kiest, kunt u de knop Copy (Kopiëren) gebruiken om deze instellingen te dupliceren voor Back Image #1 (Beeld achterzijde nr. 2).
Modus — biedt de volgende opties: • Zwart-wit: wanneer u een elektronisch beeld wilt dat volledig zwart-wit is. • Grayscale (Grijstinten): wanneer u een elektronisch beeld wilt met verschillende grijstinten, lopend van zwart naar wit. • Color (Kleur): wanneer u een elektronisch beeld in kleur wilt. • Auto Detect Grayscale (Grijstinten automatisch detecteren): stelt automatische kleurdetectie voor grijstinten in. Zie het gedeelte “Tabblad Automatische kleurdetectie” voor meer informatie.
Cropping (Uitsnijden) — u kunt een deel van het document dat wordt gescand, met deze optie vastleggen. Alle opties voor uitsnijden kunnen voor beelden in kleur of grijstinten en voor beelden in zwart-wit worden gebruikt. De voorzijde en de achterzijde kunnen onafhankelijk van elkaar worden bijgesneden. Alleen als u met twee stromen scan, moet de zijde in beide gevallen op dezelfde manier worden bijgesneden. Er kan per beeld slechts één optie voor uitsnijden worden toegewezen.
• iThresholding: als u deze optie selecteert, kan de scanner elk document dynamisch evalueren om vast te stellen wat de optimale drempelwaarde is om een beeld van de hoogste kwaliteit te produceren. Op deze manier kunnen er sets van diverse documenten van wisselende kwaliteit (bijvoorbeeld zowel vervaagde documenten als documenten met een gearceerde of gekleurde achtergrond) worden gescand met één instelling. Het voordeel hiervan is dat u de documenten niet hoeft te sorteren op soort of kwaliteit.
Het tabblad Layout (Lay-out) Het tabblad Layout (Lay-out) bevat de volgende opties: Image Orientation (Beeldoriëntatie) • Portrait (Staand): geeft het beeld in de vorm van een conventioneel portret weer, waarbij de hoogte groter is dan de breedte. • Landscape (Liggend): geeft het beeld in de vorm van een conventioneel landschapsschilderij weer, waarbij de breedte groter is dan de hoogte.
Het tabblad Image Processing (Beeldbewerking) Het tabblad Beeldbewerking geeft de informatie over Beeldmodus en Modus weer, die eerder werd geselecteerd. Zie het gedeelte “Hoofdtabblad” eerder in dit hoofdstuk voor beschrijvingen. Algemene opties • Deskew (Rechtzetten) — schakel deze optie in om een document automatisch recht te zetten binnen ± 0,3 graden ten opzichte van de eerst ingevoerde kant van het document.
Ruisfilter — selecteer een van de volgende opties: Geen, Enkele pixel of Meerderheidsregel. • Lone Pixel (Enkele pixel): reduceert willekeurige ruis door een enkele zwarte pixel naar wit te converteren wanneer deze volledig wordt omgeven door witte pixels, of door een enkele witte pixel naar zwart te converteren wanneer deze volledig wordt omgeven door zwarte pixels. • Majority Rule (Meerderheidsregel): stelt elke pixel in op basis van de omliggende pixels.
Het tabblad Scanner Het tabblad Scanner bevat de volgende opties. Documentinvoer Positie documentinvoer — selecteer de gewenste papierbron. • Normal (Normaal): selecteer deze optie wanneer u een stapel documenten van 25 vellen of minder scant. De invoerlift staat op de hoogste stand. • 100 vellen: selecteer deze optie wanneer u een stapel documenten van 25 tot 100 vellen scant. • 250 vellen: selecteer deze optie wanneer u een stapel documenten van 100 tot 250 vellen scant.
Time-out Aan — hier kunt u instellen hoe lang de scanner wacht nadat het laatste document is ingevoerd, voordat de time-out optreedt. U kunt deze optie uitschakelen of een periode instellen van 1 tot 300 seconden. Reactie — hier geeft u de actie op die wordt uitgevoerd wanneer het transport zijn time-out heeft bereikt. • Einde taak: zet de documentinvoer en het transport stil maar laat de scanner ingeschakeld. U kunt het scannen hervatten door de knop Scannen op het tipscherm aan te raken.
• Laag: de minst agressieve instelling; deze zal etiketten, slechte kwaliteit of dikke of gekreukte documenten niet zo snel detecteren als multi-invoer. • Gemiddeld: gebruik gemiddelde gevoeligheid als in uw toepassing documenten van verschillende dikte of documenten met etiketten worden gebruikt. Afhankelijk van het materiaal waarvan de etiket is gemaakt, zullen documenten met etiketten niet als een dubbel ingevoerd document worden gezien. • Hoog: de meest agressieve instelling.
Bediening Kalibreren — geeft het dialoogvenster Kalibreren weer waarin u kunt kalibreren op basis van Beeldketen of UDDS. Kalibreer de scanner alleen wanneer dit wordt gevraagd. • Beeldketen: hierdoor wordt een optimale beeldkwaliteit en documentinvoer verkregen. Veelvuldig kalibreren is niet nodig en wordt niet aanbevolen. • UDDS: zorgt dat het ultrasone systeem dat multi-invoer en documentranden detecteert, juist is afgesteld voor de beste prestaties.
Gebruik het kalibratieblad dat bij de scanner is geleverd. 1. Klik op Kalibreren. Het dialoogvenster Kalibreren verschijnt. 2. Selecteer Beeldketen of UDDS in de vervolgkeuzelijst. • Als u Beeldketen selecteert, gebruikt u het kalibratieblad dat bij de scanner is geleverd. Zorg dat u een correct en schoon kalibratieblad gebruikt. Plaats het kalibratieblad naar boven gericht in de invoerlift en klik op OK.
Tabblad Auto Color Detect (Automatische kleurdetectie) Het tabblad Auto Color Detect (Automatische kleurdetectie) bevat de volgende opties. Color Content (Kleurinhoud) Selecteer een van de volgende opties voor automatische kleurdetectie. • Low (Weinig): (Laag) documenten waarvoor maar een kleine hoeveelheid kleur hoeft te worden gebruikt om deze als kleurenbeelden of beelden in grijstinten op te slaan.
OPMERKING: Bij het instellen van de waarde voor Automatische kleurdetectie wordt aangeraden te beginnen met de optie Gemiddeld en een veel voorkomende taak te scannen. Als te veel documenten worden geretourneerd als kleur/grijstinten versus zwart-wit, verandert u de instelling in Hoog en voert u de taak opnieuw uit. Als te weinig documenten worden geretourneerd als kleur/grijstinten versus zwart-wit, verandert u de instelling in Laag en voert u de taak opnieuw uit.
Tabblad Dropout (Kleurverwijdering) Het tabblad Kleurverwijdering geeft de eerder beschreven informatie over Beeldmodus, Modus en Schakelpatch weer. Zie het gedeelte “Hoofdtabblad” eerder in dit hoofdstuk voor beschrijvingen. Kleur verwijderen Kleur verwijderen wordt gebruikt om de achtergrond van een formulier te verwijderen (dat wil zeggen de lijnen en vakken van een formulier), zodat alleen de ingevoerde gegevens in het elektronische beeld worden opgenomen.
Detectie van blanco afbeeldingen Gebruik de schuifbalk om de minimum beeldgrootte te selecteren die door de scanner wordt beschouwd als niet-blanco. Een beeld dat een kleinere waarde heeft, wordt gezien als blanco en niet doorgegeven aan de scantoepassing. De drempeleenheden bepalen de eenheid van de waarde die in het invoervak wordt getoond.
Counter (Teller) — als u een teller aan de afdrukreeks wilt toevoegen, selecteert u een van de volgende opties: • Initiële waarde: met deze waarde wordt de documenttelling toegewezen aan het volgende document dat het transportsysteem wordt ingevoerd en wordt sequentieel verhoogd door de scanner tenzij een andere documenttelling vanuit de host wordt ontvangen. De waarde wordt geretourneerd in de kopregel van het beeld.
Afbeeldingsadres, tabblad Beeldadressering wordt gebruikt voor het bijhouden van documenten, en voor batchcontrole en beeldbeheer. U kunt op het tabblad Beeldadres een beginpunt voor beeldadressering instellen. De scanner verhoogt het beeldadres volgens de regels die u op dit tabblad hebt ingesteld. Indelingsreeks — in dit tekstveld kunt u uw beeldadres structureren. De vaste veld-informatie die in dit veld wordt ingevoerd, wordt gereflecteerd in gebied Beeldadres in de velden A tot en met D.
Beeldadres-velden — geven het beginbeeldadres weer. De waarden in dit veld reflecteren de informatie in het gebied Indelingsreeks en het veld Beginwaarde in het gebied Tellers. Elk veld mag een maximumbreedte van 9 tekens hebben. Het complete beeldadres mag niet meer dan 27 tekens hebben (30 met 3 scheidingstekens). Voorinstellingen — u kunt de selecties in het veld gebruiken om het veld voor de indelingsreeks automatisch in te vullen. Beschikbare opties zijn: • Aangepast: voer de gewenste waarden in.
Tabblad Batch/Patch Het tabblad Batch/Patch bevat functies voor batches en patches. Batching is de bewerking waarbij pagina's of documenten worden geteld. U kunt op het tabblad Patch opgeven welk type patches moet worden herkend. U kunt een of meer patches tegelijk selecteren. Batchbeheer Met de batchfunctie kunt u het niveau definiëren voor het tellen van het aantal documenten in de batch en welke acties moeten worden uitgevoerd aan het begin en eind van een batch. Aan — schakelt batchscheiding in.
Patchdetectie U kunt met patchcontrole selecteren welke patchtypen moeten worden herkend. U kunt een of meer patches tegelijk selecteren. Aan — schakel dit vakje in om patchherkenning in te schakelen. Patchcodes beeldadres — deze patchtypen worden gebruikt voor het toekennen van beeladressen. Wanneer de patchlezer een patch detecteert, wordt aan het nieuwe document automatisch een nieuw afbeeldingsadres toegewezen.
Functiepatchcodes — deze patchtypen kunnen door de host worden gebruikt voor beeldcontrole na het scannen (ze worden niet gebruikt voor het toekennen van beeldadressen). U kunt deze patchtypen bijvoorbeeld gebruiken voor het schakelen tussen het scannen in zwart-wit en kleur/grijstinten of werkstroomregeling. Patch 1 (Gebruik deze patches niet voor de productie; ze zijn niet conform de specificaties.
Patchlezers — deze grafische voorstelling correspondeert met de fysieke locatie van de patchlezer in de scanner. U kunt maximaal vier patchlezers selecteren voor het lezen van patches. Tabblad Best.paneel Het tabblad Best.paneel wordt gebruikt om acties toe te wijzen die de operator op het besturingspaneel gebruikt. Functietoets 1, Functietoets 2 en Functietoets 3.
Tabblad Operatorlogboek Het tabblad Operatorlogboek bevat een lijst van fouten die zijn opgetreden. U kunt deze informatie opslaan in een bestand door op Opslaan te klikken. U kunt de informatie ook naar het klembord kopiëren door op het pictogram Kopiëren te klikken. Tabblad About (Info) A-61580_nl mei 2010 Geeft informatie over de scanner en het scannerstuurprogramma weer.
Het dialoogvenster Scan Area (Scangebied) Het dialoogvenster Scangebied is alleen beschikbaar voor beelden als bij de optie Uitsnijden op het tabblad Lay-out de optie Vast aan transport of Relatief t.o.v. document is geselecteerd. U opent het dialoogvenster Scangebied door op het tabblad Lay-out de optie Scangebied te selecteren. OPMERKING: Selecteer de zijde en het beeld die u wilt definiëren door Beeld voorzijde nr. 1, Beeld voorzijde nr.
Area (Gebied) • Snap (In stappen) — als u deze optie inschakelt, kan de grootte van het vak Area (Gebied) alleen worden gewijzigd in vaste stappen van een achtste inch. Deze optie is niet beschikbaar in de modus Pixels. • X: de afstand vanaf de linkerzijde van de scanner tot aan de linkerrand van het scangebied. • Y: de positie van de bovenzijde van het document ten opzichte van de bovenzijde van het scangebied. • Width (Breedte): de breedte van het scangebied.
Eastman Kodak Company 343 State Street Rochester, NY 14650 V.S. © Kodak, 2010. Alle rechten voorbehouden.