Operation Manual

4-22 A-61580_nl mei 2010
Patchdetectie U kunt met patchcontrole selecteren welke patchtypen moeten worden
herkend. U kunt een of meer patches tegelijk selecteren.
Aan — schakel dit vakje in om patchherkenning in te schakelen.
Patchcodes beeldadres — deze patchtypen worden gebruikt voor het
toekennen van beeladressen. Wanneer de patchlezer een patch
detecteert, wordt aan het nieuwe document automatisch een nieuw
afbeeldingsadres toegewezen. Hierdoor hoeft een operator niet meer
zelf te proberen vast te stellen waar het ene document ophoudt en het
volgende begint wanneer hij/zij elektronische afbeeldingen bekijkt. Het
biedt een hiërarchische documentstructuur en de mogelijkheid voor
automatische batching. U kunt kiezen uit Niveau 2, Niveau 3, Patch T
/ Transferpatch - Niveau 2 of Patch T / Transferpatch - Niveau 3.
De patchlezer beheert documentniveauwijzigingen doordat het apparaat
automatisch een vooraf gedefinieerde patchcode leest en het
documentniveau hieraan aanpast.
Patch 2 — hiermee wijst u niveau 2 toe aan het huidige document.
Patch 3 — hiermee wijst u niveau 3 toe aan het huidige document.
Patch T/Transferpatch — hiermee wijst u een vooraf bepaald niveau
toe aan het volgende document. Wordt gedefinieerd door Niveau 2 of
Niveau in het vak Definitie te selecteren.
(Gebruik deze patches niet voor de
productie; ze zijn niet conform de
specificaties.)
(Gebruik deze patches niet voor de
productie; ze zijn niet conform de
specificaties.)
(Gebruik deze patches niet voor de
productie; ze zijn niet conform de
specificaties.)