Operation Manual

2-8 A-61580_nl mei 2010
Papierstoringen en
fouten herstellen
Dit gedeelte bevat aanbevelingen voor toepassingslogica met betrekking
tot het herstellen van papierstoringen en fouten van de scanner.
Als de scanner is ingeschakeld en u een polling uitvoert wanneer er
een papierstoring of andere fout optreedt, voert u de volgende
procedure uit om het scannen opnieuw te starten.
BELANGRIJK:Voordat u met het foutherstel begint, controleert u of alle
koppen en beelden zijn overgebracht van de beeldbuffer
naar het hostsysteem.
Wanneer er een papierstoring of andere fout optreedt, worden de
documentinvoer en het transport stopgezet en wordt de scanner
uitgeschakeld.
1. Wanneer alle beelden zijn opgehaald van de scanner (en de
beeldbuffer leeg is), toont u het laatst opgehaalde beeld in
operatorweergave.
2. Gebruik de kopregel van het laatst opgehaalde beeld om het
beeldadres en de teller te bepalen.
3. Gebruik de informatie +1 om het volgende beeldadres en de teller
uit te lezen voordat u de scanner opnieuw inschakelt.
4. Vraag de operator de stapel gescande documenten door te lopen om
te zoeken naar het document waarmee het laatste goed gescande
beeld werd geproduceerd. De operator moet alle documenten na
het laatste goed gescande document opnieuw scannen.
5. Schakel de scanner in.