Operation Manual
Het bedieningspaneel 2-3
6 +/, toetsen Omhoog en omlaag bewegen door menu’s, opties of
keuzemogelijkheden.
7 */) toetsen Naar links en rechts bewegen in menu’s, opties of
keuzemogelijkheden.
8Toets Select Indrukken om de instelling die wordt weergegeven te
selecteren.
9 Error-indicator Geeft een foutconditie aan.
10 Toets Back Wist het opgegeven aantal kopieën en de inge-
voerde tekst.
Indrukken om terug te gaan naar het vorige scherm.
Indrukken om de getoonde instelling te annuleren.
11 Cijferblok Voert het gewenste aantal kopieën in. Voor de invoer
van faxnummers, e-mailadressen en namen van
ontvangers.
12 Toets Fax met
LED
Naar de faxmodus gaan.
Is groen verlicht, wanneer het apparaat in de fax-
modus staat.
Voor details leest u de Gebruikershandleiding voor
het faxapparaat op de Documentation CD/DVD.
13 Toets Scan met
LED
Activeert de scanmodus (scannen naar e-mail, naar
FTP, naar een gedeelde map op een computer, naar
PC, of naar een USB-geheugen).
Is groen verlicht om aan te geven dat het apparaat in
de scanmodus staat.
Meer informatie over scannerfuncties vindt u onder
hoofdstuk 6, “De scanner gebruiken”.
14 Toets Copy met
LED
Naar de kopieermodus gaan.
Brandt groen wanneer het apparaat in de kopieer-
modus staat.
Meer informatie over kopieerfuncties vindt u onder
hoofdstuk 5, “Het kopieer- apparaat gebruiken”.
15 Toets Start
(B&W)
Start zwart-wit kopiëren, scannen of faxen.
Nr. Naam Functie