magicolor 4695MF Gebruikershandleiding voor de printer / kopieerapparaat / scanner ® A0FD-9565-14Q 1800862-013E
Dank u Wij danken u voor de aanschaf van een magicolor 4695MF. U heeft een zeer goede keus gemaakt. Uw magicolor 4695MF is speciaal ontworpen voor Windows, Macintosh en Linux. Handelsmerken KONICA MINOLTA en het KONICA MINOLTA logo zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van KONICA MINOLTA HOLDINGS, INC. magicolor and PageScope zijn handelsmerken of wettig gedeponeerde handelsmerken van KONICA MINOLTA BUSINESS TECHNOLOGIES, INC.
LICENTIECONTRACT VOOR DE SOFTWARE Dit pakket bestaat uit de volgende inhoud en wordt door Konica Minolta Business Technologies, Inc.
respectievelijk zijn licentiegever sluiten hierbij elke aansprakelijkheid die uitdrukkelijk of stilzwijgend van aard is met betrekking tot de software uit, inclusief maar niet beperkt tot, de aanspraak op goede verkoopbaarheid. Geschiktheid voor een bepaald doel, rechtsgebreken en niet-schending van de rechten van derden.
Wettelijke bepalingen met betrekking tot kopiëren Bepaalde documenten mogen nooit worden gekopieerd met het doel de gemaakte kopieën van dergelijke documenten als originelen te verstrekken. Gebruik de volgende lijst, die niet volledig is, als leidraad voor het verantwoordingbewust kopiëren.
Uitsluitend voor lidstaten van de Europese Unie Dit symbool betekent: voer het product nooit af met het gewone huisvuil! Bij de lokaal verantwoordelijke autoriteit krijgt u informatie met betrekking tot een milieuvriendelijke verwijdering. Bij de aankoop van een nieuw apparaat neemt uw dealer het oude apparaat voor een vakkundige verwijdering in.
Inhoudsopgave 1 Inleiding ............................................................................................................. 1 Functies en onderdelen van het apparaat ...................................................... 2 Ruimte die het apparaat nodig heeft .............................................................. 2 Onderdelen .................................................................................................... 4 Vooraanzicht ...............................................
2 Bedienpaneel en configuratiemenu .............................................................. 15 Het bedienpaneel ............................................................................................ 16 Bedienpaneellampjes en -toetsen................................................................ 16 Het bedienpaneel ......................................................................................... 19 Hoofdscherm (kopieermodus)..............................................................
Gegarandeerd te bedrukken gebied .................................................... 126 Bedrukbaar gebied: enveloppen .......................................................... 126 Paginamarges...................................................................................... 126 Media plaatsen .............................................................................................. 127 Hoe plaats ik de media?.............................................................................
Tabblad Watermark/Overlay ...................................................................... 159 Registerkaart Quality.................................................................................. 160 Tab Overige ............................................................................................... 160 Beperkingen van printerstuurprogrammafuncties geïnstalleerd met Point and Print..................................................................................... 161 5 Camera Direct .....
Scannen met het apparaat ........................................................................... 193 Eenvoudige kopieën maken....................................................................... 193 De gegevenslocatie specificeren ............................................................... 195 Gegevens opslaan op een aangesloten computer (Scan to PC)......... 195 Gegevens opslaan op een USB-geheugenapparaat (Scan to USB Memory) ......................................................................
De eenheid transportriem vervangen......................................................... 240 De fixeereenheid vervangen ...................................................................... 248 10 Onderhoud .................................................................................................... 253 Onderhoud van het apparaat ....................................................................... 254 Het apparaat reinigen .......................................................................
12 Accessoires installeren ................................................................................ 327 Inleiding ......................................................................................................... 328 Antistatische bescherming .......................................................................... 329 Dual In-Line Memory Module (DIMM) .......................................................... 330 Een DIMM installeren..........................................................
viii Inhoudsopgave
1Inleiding
Functies en onderdelen van het apparaat Ruimte die het apparaat nodig heeft Houd u aan de hieronder weergegeven afstanden om de printer probleemloos te kunnen bedienen en onderhouden.
590 mm 1018 mm 329 mm 578 mm 326 mm (12,8") 111 mm 100 mm (3,9") 1016 mm Zijkant met opties De optie is in de bovenstaande illustratie in grijs weergegeven.
Onderdelen De bestaande afbeeldingen tonen de belangrijkste onderdelen van uw multifunctionele apparaat. Neem de tijd om ze te leren kennen. Vooraanzicht 2-a 2-b 2 2-c 1—Bedienpaneel 2-d 2—Automatische DocumentInvoer (ADI) 2-a: deksel van de ADI 2-e 1 2-b: documentgeleiding 2-c: Documenttoevoerlade 2-d: Documentuitvoerlade 4 2-e: Documentaanslag De ADI kan in sommige status- en foutmeldingen “document cover” heten.
11—Fixeereenheid 12—Rechter deur 13—Transportrol 11 15—Beeldeenheid (beeldeenheden) 16—Reinigingshulpmiddel voor de laserlens 20 19 14—Eenheid transportriem 18 17 17—Deksel voorkant 12 18—Fles voor afvaltoner 19—Tonercartridge(s) 13 16 15 14 20—Ozonfilter 16 13 14 18 19 Y P U S H Y 15 Functies en onderdelen van het apparaat 5
Achteraanzicht 1—Hoofdschakelaar 8 2—Netaansluiting 3—TEL (telefoon)aansluiting 4—LINE (telefoonleiding)aansluiting 5—10Base-T/100Base-TX/ 1000Base-T ethernet-interfacepoort 7 1 6—USB-poort 3 4 7—Deksel achterkant 5 6 8—USB HOST-poort 2 Voorkant met opties 1—Onderste toevoereenheid (lade 3) 1 6 Functies en onderdelen van het apparaat
CD/DVD Drivers Printerstuurprogramma's (Postscript stuurprogramma's) Stuurprogramma’s Inzet / gebruik Windows 7/Vista/Server 2008/XP/ Server 2003/2000 Met deze stuurprogramma’s kunt u alle printerfuncties oproepen, onder andere voor de eindbewerking en om met geavanceerde opmaakfuncties te werken. Voor details leest u “Instellingen voor het printerstuurprogramma weergeven (voor Windows)” op pagina 155.
Printerstuurprogramma's (PCL stuurprogramma's) Stuurprogramma’s Inzet / gebruik Windows 7/Vista/Server 2008/XP/ Server 2003/2000 Met deze stuurprogramma’s kunt u alle printerfuncties oproepen, onder andere voor de eindbewerking en om met geavanceerde opmaakfuncties te werken. Voor details leest u “Instellingen voor het printerstuurprogramma weergeven (voor Windows)” op pagina 155.
Printerstuurprogramma's (PPD-bestanden) Stuurprogramma’s Inzet / gebruik Mac OS X (10.2.8, 10.3, 10.4, 10.5) Deze bestanden hebt u nodig om dit printerstuurprogramma te gebruiken voor elk besturingssysteem. Red Hat Linux 9.0, SuSE Linux 8.2 Meer informatie over het Macintosh en Linux printerstuurprogramma leest u in de referentiehandleiding op de documentatie-CD/DVD.
Stuurprogramma’s voor PC Fax Stuurprogramma’s Inzet / gebruik Windows 7/Vista/Server 2008/XP/ Server 2003/2000 Met behulp van deze stuurprogramma’s kunt u faxinstellingen realiseren, zoals de papierinstellingen voor het verzenden van faxen en de instellingen voor het bewerken van het adresboek. Voor details leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD.
CD/DVD Applications Toepassingen Toepassingen Inzet / gebruik Ophaalbeheerprogramma Dit hulpprogramma kunt u uitsluitend gebruiken wanneer het optionele vaste-schijfpakket of de CompactFlash-kaart is geïnstalleerd. Het stelt u in staat lettertypen en overlay-gegevens op de vaste schijf van de printer te plaatsen. (Windows Vista/XP/Server 2003/ 2000, Mac OS 10.2.x of recenter) Meer informatie hierover vindt u in de online hulp van het Ophaalbeheerprogramma.
PageScope Net Care Biedt printerbeheerfuncties zoals statuscontrole en netwerkinstellingen. Verdere informatie vindt u in de snelgids PageScope Net Care op de CD / DVD met toepassingen. PageScope Network instellen Met behulp van TCP/IP kunt u algemene instellingen voor netwerkprinters instellen. Verdere informatie vindt u in de gebruikershandleiding PageScope Net Care op de CD / DVD met toepassingen.
CD/DVD Documentation Documentatie Documentatie Inzet / gebruik Installatiehandleiding Deze handleiding biedt installatiedetails die verricht moeten worden om dit apparaat te gebruiken, zoals het instellen van het apparaat en het installeren van de stuurprogramma’s.
Systeemeisen Personal computer – Pentium II: 400 MHz of meer – PowerPC G3 of later (G4 of later wordt aanbevolen) – Een Macintosh met een Intel processor Besturingssysteem – Microsoft Windows 7 Home Premium/Professional/Ultimate/ Enterprise, Windows 7 Home Premium/Professional/Ultimate/ Enterprise x64 Edition, Windows Vista Home Basic/Home Premium/ Ultimate/Business/Enterprise, Windows Vista Home Basic/Home Premium/Ultimate/Business/Enterprise x64 Edition, Windows Server 2008 Standard/Enterprise,
2Bedienpaneel en configuratiemenu
Het bedienpaneel 12 5 7 6 87 9 10 34 11 12 13 14 15 16 17 18 Bedienpaneellampjes en -toetsen Nr. Naam Functie 1 Toets Addressbook Toont de informatie die is geregistreerd in de favorietenlijst, snelkies- en groepskiesbestemmingen. Voor details leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD. 2 Lampje Auto RX Is verlicht wanneer automatische ontvangst is geselecteerd. Voor details leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD.
Nr. Naam Functie 7 */) toetsen Beweegt naar links en rechts door menu’s, opties, of keuzemogelijkheden. 8 Toets Select Met deze toets selecteert u de instelling die momenteel wordt weergegeven. 9 Lampje Error Geeft een fout aan. 10 Toets Back Wist het gespecificeerde aantal afdrukken en ingevoerde tekst. Met deze toets gaat u terug naar het vorige scherm. Met deze toets annuleert u de instelling die momenteel wordt weergegeven. 11 Cijferblok Voor de invoer van het gewenste aantal afdrukken.
Nr. Naam Functie 16 Lampje Start Licht blauw op wanneer kopiëren en faxen mogelijk is. Licht oranje op wanneer kopiëren en faxen niet mogelijk is; bijvoorbeeld bij het opwarmen, of wanneer een fout is opgetreden. 18 17 Toets Start (kleur) Start kopiëren, scannen of faxen in kleur. 18 Toets Stop/ Reset Zet de instellingen terug op hun beginwaarden en stopt functies.
Het bedienpaneel Hoofdscherm (kopieermodus) 3 4 1 2 Nr. Aanduiding Beschrijving 1 Copy settings Hiermee kunt u de huidige instellingen controleren en de verschillende instellingen veranderen. Voor details leest u “Kopieerinstellingen (Copy settings)” op pagina 20. 2 Status Afhankelijk van de situatie verschijnt de apparaatstatus of een foutmelding. 3 Copy density Geeft de kopieerdichtheid aan. AUTO verschijnt wanneer u DENSITY hebt ingesteld op AUTO en de kopieermodus TEXT hebt geselecteerd.
Kopieerinstellingen (Copy settings) 1 2 3 Druk op +/, 4 5 6 Druk op +/, 7 8 9 Druk op +/, 10 11 20 Nr. Aanduiding Beschrijving 1 Media tray Geeft de geselecteerde papierlade weer. Details over het selecteren van de papierlade leest u onder “De medialade selecteren” op pagina 174. 2 Zoomfactor Geeft de geselecteerde zoomfactor weer. Details over het specificeren van de zoomfactor leest u onder “De zoomfactor definiëren” op pagina 173.
Nr. Aanduiding Beschrijving 4 Collated (Sort) copying Geeft aan of het apparaat het drukwerk ordent (sorteert). Details over het selecteren van de sorteerfunctie leest u onder “Gesorteerd kopiëren instellen” op pagina 182. 5 2in1 / 4in1 afdrukken Geeft aan of 2in1 / 4in1 afdrukken is geselecteerd. Details voor het selecteren van 2in1 / 4in1 afdrukken leest u onder “2-in-1 / 4-in-1 kopiëren instellen” op pagina 175.
Hoofdscherm (scanmodus) 3 1 2 22 Nr. Aanduiding Beschrijving 1 Scan settings Hiermee kunt u de huidige instellingen controleren en de verschillende instellingen veranderen. Voor details leest u “Scaninstellingen” op pagina 23. 2 Status Afhankelijk van de situatie verschijnt de apparaatstatus of een foutmelding. 3 Beschikbaar geheugen Geeft het percentage geheugen aan dat beschikbaar is voor scannen en faxen.
Scaninstellingen 1 2 3 Druk op +/, 4 5 6 Druk op +/, 7 8 9 Druk op +/, 10 Nr. Aanduiding Beschrijving 1 Gegevensformaat Geeft de geselecteerde gegevensindeling aan. Details over het selecteren van de gegevensindeling leest u onder “Het gegevensformaat selecteren” op pagina 213. 2 Scan quality Geeft de geselecteerde scankwaliteit aan. Details over het selecteren van de scankwaliteit leest u onder “De scankwaliteit selecteren” op pagina 213.
Nr. Aanduiding Beschrijving 3 Scan data desti- Geeft de gespecificeerde bestemming voor de scannation gegevens aan. Details voor het specificeren van de gegevensbestemming leest u onder “De gegevenslocatie specificeren” op pagina 195 en “Het bestemmingsadres specificeren (Scannen naar e-mail / FTP / SMB)” op pagina 196. Wanneer u geen bestemming hebt gespecificeerd, verschijnt SCAN TO. 4 Single-sided/ double-sided scanning Geeft aan of dubbelzijdig of enkelzijdig scannen is geselecteerd.
Nr. Aanduiding Beschrijving 9 UTILITY Selecteer dit menuonderdeel om de verschillende apparaatinstellingen te veranderen. Voor details leest u “Menu UTILITY” op pagina 33. Dit menuonderdeel verschijnt niet wanneer u een e-mail-, FTP- of SMB-adres hebt gespecificeerd als bestemming. 10 REPORT/ STATUS Selecteer dit menuonderdeel om het totale aantal pagina’s weer te geven dat dit apparaat heeft afgedrukt, het aantal verzonden / ontvangen faxen, en het afdrukken van rapporten.
Faxinstellingen 1 2 Druk op +/, 3 4 Druk op +/, 5 6 Druk op +/, 7 8 Nr. Aanduiding Beschrijving 1 Faxkwaliteit Geeft de geselecteerde faxkwaliteit aan. Voor details over het selecteren van de faxkwaliteit leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD. 2 Ontvanger Geeft aan naar wie u de fax stuurt. Voor details over het specificeren van de ontvanger leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD.
Nr. Aanduiding Beschrijving 3 TIMER TX Selecteer dit menuonderdeel om de tijd te specificeren waarop u de fax wilt verzenden. Voor details leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD. 4 Verzendmodus Geeft de geselecteerde faxverzendmodus aan. Voor details over het selecteren van de transmissiemodus leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD.
Afdrukscherm Wanneer een afdruktaak is ontvangen, verschijnt PRINTER: Printing in het statusgedeelte van het hoofdscherm. Wanneer u het afdrukscherm wilt weergeven (zie hieronder), drukt u op de toets * wanneer PRINTER: Printing verschijnt. Wanneer u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op de toets Stop/Reset wanneer het afdrukscherm verschijnt. Druk op de toets Select om YES te selecteren. 28 Nr.
Instellingen en status van het apparaat controleren TONERNIVEAU Druk bij het hoofdscherm op de toets * om het scherm TONER REMAINING weer te geven. Dit scherm toont het ruw geschatte resttonerniveau in de tonercartridges. Met de toets Back keert u terug naar het hoofdscherm. Wanneer u bij het hierboven beschreven scherm de toets Select minimaal 2 seconden ingedrukt houdt, drukt het apparaat de configuratiepagina af.
TOTAL PRINT U kunt het totale aantal pagina’s voor de volgende opties controleren. TOTAL PRINT Het totale aantal afgedrukte pagina’s. MONO COPY Het totale aantal gekopieerde pagina’s in zwart en wit. COLOR COPY Het totale aantal gekopieerde kleurenpagina’s. MONO PRINT Het totale aantal afgedrukte pagina’s in zwart en wit. COLOR PRINT Het totale aantal afgedrukte kleurenpagina’s. FAX PRINT Het totaal aantal gefaxte pagina’s. TOTAL SCAN Het totaal aantal gescande documentpagina’s.
TX/RX RESULT Voor details leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/DVD. REPORT U kunt apparaatinstellingen, lijsten en verslagen van het faxen afdrukken. TX RESULT REPORT Drukt de resultaten van de faxverzendingen af. Voor details leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/ DVD. RX RESULT REPORT Drukt de resultaten van fax-ontvangsten af. Voor details leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/ DVD.
UTILITY MAP Drukt het menu UTILITY met alle instellingen af. PS/PCL MENU MAP Drukt het menu PS/PCL PRINT met alle instellingen af. CONFIGURATION PAGE Drukt een schatting af van het percentage resterende toner en de instellingen, informatie en status van dit apparaat. 32 DEMO PAGE Drukt een demopagina af. PS FONT LIST Drukt de PostScript lettertypelijst af. PCL FONT LIST Drukt de PCL lettertypelijst af. DIRECTORY LIST Drukt een directorylijst af van de vaste schijf of een CompactFlash-kaart.
Overzicht van het configuratiemenu Wanneer u het instelmenu voor dit apparaat wilt weergeven, selecteert u UTILITY in het hoofdscherm, en drukt u op de toets Select. In het menu UTILITY kunt u de instellingen voor de verschillende machinefuncties veranderen. Daarnaast kunnen kopieermodusinstellingen gespecificeerd worden voor afdrukken via PS/PCL en direct geheugen. Voor details raadpleegt u “Menu PS/PCL PRINT” op pagina 76 en “Menu MEMORY PRINT” op pagina 111.
FAX RX OPERATION REPORTING SCAN SETTING DIRECT PRINT* 34 Dit menuonderdeel verschijnt wanneer ADMIN. MANAGEMENT/ CAMERA DIRECT ingesteld is op ENABLE.
Menu MACHINE SETTING MACHINE SETTING AUTO PANEL RESET PREHEAT MODE ENERGY SAVE MODE LCD CONTRAST KEY SPEED TIME TO START INTERVAL LANGUAGE LAMP OFF TIME LAMP WARMUP TIME BUZZER VOLUME INITIAL MODE TONER EMPTY Overzicht van het configuratiemenu 35
TONER NEAR EMPTY I-UNIT NEAR EMPTY AUTO CONTINUE CALIBRATION De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. AUTO PANEL RESET Instelling OFF / 30sec / 1min / 2min / 3min / 4min / 5min Specificeer de tijd waarna alle instellingen die niet geprogrammeerd zijn, zoals aantal kopieën, gewist worden en teruggezet naar hun standaardinstellingen wanneer geen handelingen uitgevoerd worden.
ENERGY SAVE MODE Instelling 3 tot 120 min (Standaard: 3 min) Opent de energiespaarstand om energie te besparen wanneer geen bewerking plaatsvindt. Geef (in minuten) de periode aan, waarna de printer, wanneer die niet gebruikt wordt, teruggaat naar de energiespaarstand. LCD CONTRAST Instelling (LIGHT) (DARK) Specificeer de helderheid van het berichtenvenster. KEY SPEED TIME TO START Instelling 0.1sec / 0.3sec / 0.5sec / 1.0sec / 1.5sec / 2.0sec / 2.5sec / 3.
LAMP WARMUP TIME Instelling AUTO / FIX Specificeer de opwarmtijd voor de lamp van de scannereenheid. Wanneer u AUTO hebt geselecteerd, past het apparaat de tijdsduur die bij het inschakelen nodig is om terug te keren uit de energiespaarstand aan aan de kamertemperatuur. U kunt het apparaat niet gebruiken voordat het geheel is gestabiliseerd. Selecteer daarom deze instelling bijvoorbeeld wanneer u vanaf de eerste pagina met een hoge beeldkwaliteit wilt scannen.
TONER NEAR EMPTY Instelling ON / OFF Wanneer de toner op raakt, verschijnt een waarschuwingsmelding. I-UNIT NEAR EMPTY Instelling ON / OFF Wanneer de beeldeenheid bijna leeg is, verschijnt een waarschuwingsboodschap. AUTO CONTINUE Instelling ON / OFF Stel in of het afdrukken moet doorgaan wanneer zich een formaatfout voordoet gedurende het afdrukken. CALIBRATION Instelling ON / OFF Bepaalt of de beeldstabilisering plaatsvindt. Bij keuze van de optie ON start de beeldstabilisatie.
Menu PAPER SETUP PAPER SETUP TRAY1 PAPER TRAY2 PAPER 40 Overzicht van het configuratiemenu
De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift.
TRAY2 PAPER Paper size A4 / A5 / B5 / LETTER / G LETTER / STATEMENT / EXECUTIVE / CUSTOM Selecteer het mediaformaat dat u in lade 2 plaatst. Wanneer u CUSTOM hebt geselecteerd als het papierformaat, specificeer dan de instellingen voor LENGTH en WIDTH afzonderlijk. Het instelbereik voor LENGTH is 148 tot 297 mm. De standaardinstelling is 297 mm. Het instelbereik voor WIDTH is 92 tot 216 mm. De standaardinstelling is 210 mm. U kunt uitsluitend normaal papier in lade 2 plaatsen.
Menu ADMIN. MANAGEMENT Uitsluitend de beheerder mag het menu ADMIN. MANAGEMENT openen. Wanneer u de instellingen voor dit menu wilt weergeven, selecteert u ADMIN. MANAGEMENT, en toetst u de zescijferige toegangscode van de beheerder in op het cijferblok (standaard: 000000), en drukt u op de toets Select. Menu ADMIN. MANAGEMENT ADMINISTRATOR NO. REMOTE MONITOR NETWORK SETTING TCP/IP IP ADDR.
FTP TX*1 SMB*1 BONJOUR*1 DYNAMIC DNS*1 IPP*1 RAW PORT*1 DISABLE/ENABLE BIDIRECTIONAL SLP*1 SNMP*1 WSD PRINT*1 IPSEC*1 IP ADDR. FILTER*1 ACCESS PER.
IPv6*1 DISABLE/ENABLE AUTO SETTING*2 LINK LOCAL*2 GLOBAL ADDRESS*2 GATEWAY ADDRESS*2 NETWARE APPLETALK SPEED/ DUPLEX IEEE802.
SMTP SERVER ADDR. SMTP PORT NO. SMTP TIMEOUT TEXT INSERT POP BEFORE SMTP DISABLE/ENABLE POP3 SERVER ADDR.*3 POP3 PORT NO.*3 POP3 TIMEOUT*3 POP3 ACCOUNT*3 POP3 PASSWORD*3 SMTP AUTH.
LDAP SETTING DISABLE/ENABLE LDAP SERVER ADDR.*5 LDAP PORT NO.*5 SSL SETTING*5 SEARCH BASE*5 ATTRIBUTE*5 SEARCH METHOD*5 LDAP TIMEOUT*5 MAX.
CAMERA DIRECT USB SETTING COMM.
SUPPLIES REPLACE TRANSFER BELT FUSER UNIT TRANSFER ROLLER *1 Dit menuonderdeel verschijnt wanneer ADMIN. MANAGEMENT/ NETWORK SETTING/TCP/IP is ingesteld op ENABLE. *2 Dit menuonderdeel verschijnt wanneer ADMIN. MANAGEMENT/ NETWORK SETTING/IPv6/DISABLE/ENABLE is ingesteld op ENABLE. *3 Dit menuonderdeel verschijnt wanneer ADMIN. MANAGEMENT/ E-MAIL SETTING/POP BEFORE SMTP/DISABLE/ENABLE is ingesteld op ENABLE. *4 Dit menuonderdeel verschijnt wanneer ADMIN. MANAGEMENT/ E-MAIL SETTING/SMTP AUTH.
De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. ADMINISTRATOR NO. Specificeer de nieuwe toegangscode voor de beheerder. REMOTE MONITOR Instelling OFF / ON Selecteer of u de besturing op afstand (remote monitor) wilt activeren. Wanneer u ON hebt geselecteerd, heeft de servicedienst toegang tot de menumodus. Wanneer u OFF hebt geselecteerd, heeft de servicedienst geen toegang tot de menumodus. Deze instelling is uitsluitend bedoeld voor de servicedienst.
NETWORK SETTING Instelling TCP/IP DISABLE / ENABLE Selecteer de instelling om dit apparaat aan te sluiten via een netwerk. IP ADDR. SETTING Instelling AUTO / SPECIFY Stel het IP-adres van deze printer op het netwerk in. Wanneer u AUTO hebt geselecteerd, wijst het apparaat het IP-adres automatisch toe.
Instelling BOOTP DISABLE / ENABLE Wanneer er een BOOTP-server op het netwerk is, specificeert u of deze server het IP-adres en andere netwerkinformatie automatisch toewijst. Instelling ARP/PING DISABLE / ENABLE Selecteer of de opdracht ARP/PING wordt gebruikt wanneer het IP-adres is toegewezen. Instelling HTTP DISABLE / ENABLE Selecteer of u HTTP wel of niet wilt activeren. Instelling FTP SERVER DISABLE / ENABLE Selecteer of u de FTP-server wel of niet wilt activeren.
RAW PORT Instelling DISDISABLE / ENABLE ABLE/ Selecteer of u de raw port wel of niet wilt ENABLE activeren. Instelling BIDIDISABLE / ENABLE RECSelecteer of u raw port bidirectionele TIONAL communicatie wel of niet wilt activeren. Instelling SLP DISABLE / ENABLE Selecteer of u SLP wel of niet wilt activeren. Instelling SNMP DISABLE / ENABLE Selecteer of u SNMP wel of niet wilt activeren. WSD PRINT Instelling DISABLE / ENABLE Selecteer of u afdrukken via WSD wel of niet wilt activeren.
Toont het gatewayadres. GATEWAY ADDRESS Instelling NETWARE DISABLE / ENABLE Selecteer of u Netware wel of niet wilt activeren. Instelling APPLETALK DISABLE / ENABLE Selecteer of u AppleTalk wel of niet wilt activeren. SPEED/DUPLEX Instelling AUTO / 10BASE FULL / 10BASE HALF / 100BASE FULL / 100BASE HALF / 1000BASE FULL Specificeert de transmissiesnelheid voor het netwerk en de transmissiemethode voor bi-directionele transmissie. Instelling IEEE802.1X DISABLE / ENABLE Selecteer of u IEEE802.
DEFAULT SUBJECT Specificeer het onderwerp (maximaal 20 tekens) van het e-mailbericht dat wordt gebruikt voor het netwerk-scannen. De standaardinstelling is “from 4695MF”. SMTP SERVER ADDR. Specificeer het IP-adres of -hostname (maximaal 64 tekens) voor de SMTP-server in. De standaardinstelling is “0.0.0.0”. SMTP PORT NO. Instelling 1 tot 65535 (Standaard: 25) Specificeer het poortnummer van de poort die communiceert met de SMTP-server.
POP3 PORT NO. Instelling POP3 TIMEOUT Instelling 1 tot 65535 (Standaard: 110) Specificeer het poortnummer van de poort die communiceert met de POP3-server. 30 tot 300 sec (Standaard: 30 sec) Selecteer de tijdsduur (in seconden), tot het apparaat de verbinding met de POP3-server onderbreekt. Specificeer de gebruikersnaam POP3 ACCOUNT (maximaal 63 tekens) die wordt gebruikt voor verificatie met POP3-server. POP3 PASSWORD SMTP AUTH.
SSL SETTING Instelling DISABLE / ENABLE Selecteer of u SSL wel of niet wilt activeren. SEARCH BASE Specificeer startpunt voor de zoekactie (maximaal 64 tekens) in een hiërarchische structuur op de LDAP-server. ATTRIBUTE U kunt de voorwaarden voor zoekacties specificeren als een naam of e-mailadres (maximaal 32 tekens). De standaardinstelling is “cn”. SEARCH METHOD Instelling BEGIN / CONTAIN / END De gespecificeerde tekens waarnaar u kunt zoeken aan het begin, tussenin, of aan het einde.
Instelling USB SETTING Windows / Mac Selecteer het besturingssysteem van de PC waarmee dit apparaat is verbonden via een USB-kabel. COMM. SETTING Instelling TONE/PULSE TONE / PULSE Selecteer het kiessysteem. Indien deze parameter niet correct is ingesteld, kunnen geen faxdocumenten worden verzonden en ontvangen. Controleer op welk kiessysteem uw telefooninstallatie is ingesteld, en kies de juiste instelling. Wanneer PTT SETTING in het menu USER SETTING is ingesteld op U.S.
USER SETTING PTT SETTING Instelling ARGENTINA / AUSTRALIA / AUSTRIA / BELGIUM / BRAZIL / CANADA / CHINA / CZECH / DENMARK / EUROPE / FINLAND / FRANCE / GERMANY / GREECE / HONG KONG / HUNGARY / IRELAND / ISRAEL / ITALY / JAPAN / KOREA / MALAYSIA / MEXICO / THE NETHERLANDS / NEW ZEALAND / NORWAY / PHILIPPINES / POLAND / PORTUGAL / RUSSIA / SAUDI ARABIA / SINGAPORE / SLOVAKIA / SOUTH AFRICA / SPAIN / SWEDEN / SWITZERLAND / TAIWAN / TURKEY / U.S.
PRESET ZOOM Instelling INCH / METRIC Selecteer de maateenheden voor de vooringestelde zoomfactoren. De standaardinstelling is INCH voor de VS en Canada, en METRIC voor andere landen. AUTO REDIAL USER FAX NUMBER Voer hier uw faxnummer in. U kunt maximaal 20 tekens invoeren (waaronder getallen, spaties, + en -). Het ingevoerde nummer verschijnt in de kopregel van verzonden faxdocumenten. De standaardinstelling is blanco. USER NAME Voer hier uw naam in. U kunt maximaal 32 tekens invoeren.
Menu COPY SETTING COPY SETTING PAPER PRIORITY QUALITY PRIORITY DENSITY PRIORITY DENSITY LEVEL AUTO MANUAL OUTPUT PRIORITY 4IN1 COPY ORDER DUPLEX COPY De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. PAPER PRIORITY Instelling TRAY1 / TRAY2 / TRAY3 Specificeer de papierlade die u normaliter gebruikt. Wanneer geen optionele onderste lade-eenheid is geïnstalleerd, verschijnt TRAY3 niet.
DENSITY PRIORITY Instelling DENSITY LEVEL Instelling AUTO AUTO / MANUAL Selecteer de dichtheid die u normaliter gebruikt. (LIGHT) (DARK) Stelt de dichtheid van de achtergrondkleur in. MANUAL Instelling (LIGHT) (DARK) Specificeer de standaard kopieerdichtheid. OUTPUT PRIORITY Instelling 4IN1 COPY ORDER Instelling DUPLEX COPY Instelling NON-SORT / SORT Selecteer of u afdrukken wel of niet per set wilt sorteren.
Menu DIAL REGISTER DIAL REGISTER FAVORITE SPEED DIAL GROUP DIAL FAVORITE Sla veelgebruikte faxnummers en e-mailadressen op in de lijst favorieten. In plaats van handmatig in te voeren, kunnen faxnummers en e-mailadressen eenvoudig opgeroepen worden om zeker te zijn dat de gegevens van de bestemming correct worden geregistreerd. U kunt maximaal 20 ontvangers invoeren in de lijst favorieten.
SPEED DIAL Sla veelgebruikte faxnummers en e-mailadressen op als snelkiesbestemmingen. In plaats van handmatig in te voeren, kunnen faxnummers en e-mailadressen eenvoudig opgeroepen worden om zeker te zijn dat de gegevens van de bestemming correct worden geregistreerd. U kunt maximaal 250 snelkiesnummers opslaan. Voor details raadpleegt u “Een snelkiesnummer opslaan (rechtstreeks invoeren)” op pagina 206 en “Een snelkiesnummer opslaan (LDAP zoekactie)” op pagina 207.
Menu FAX TX OPERATION FAX TX OPERATION DENSITY LEVEL QUALITY PRIORITY DEFAULT TX HEADER De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. DENSITY LEVEL Instelling (LIGHT) (DARK) Bepaalt de dichtheid voor het scannen van een document. QUALITY PRIORITY Instelling STD/TEXT, FINE/TEXT, S-FINE/ TEXT, STD/PHOTO, FINE/PHOTO, S-FINE/PHOTO Selecteer de standaard-scanresolutie (kwaliteit van het faxdocument).
DEFAULT TX Instelling MEMORY TX / DIRECT TX Selecteer de gewenste methode voor het verzenden van documenten. MEMORY TX: Met deze methode start het faxen wanneer het gehele document is gescand en opgeslagen in het geheugen. Het apparaat drukt het totale aantal pagina’s automatisch af, met het paginanummer in de kop. Het geheugen kan echter vol raken wanneer het document veel pagina’s bevat of wanneer de hoeveelheid gegevens groot wordt vanwege de fijne beeldkwaliteit (resolutie).
Menu FAX RX OPERATION. FAX RX OPERATION MEMORY RX MODE NO.
De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. MEMORY RX MODE Instelling OFF / ON Selecteer of u ontvangst in het geheugen wel (ON) of niet (OFF) toestaat. Selecteer ON om niet af te drukken bij ontvangst van vertrouwelijke faxen of als er niemand aanwezig is, bijvoorbeeld 's nachts. De ontvangen documenten kunnen opgeslagen worden in het geheugen en ofwel op een vastgesteld tijdstip afgedrukt worden, of wanneer geheugenontvangst is uitgeschakeld (deze functie is dan ingesteld op OFF).
RX PRINT Instelling MEMORY RX / PRINT RX Selecteer of het apparaat het document uitsluitend afdrukt nadat het alle pagina’s heeft ontvangen, of begint met afdrukken zodra de eerste pagina is ontvangen. MEMORY RX: Het afdrukken begint wanneer alle pagina’s zijn ontvangen. PRINT RX: Het afdrukken begint wanneer de eerste pagina is ontvangen. RX MODE Instelling AUTO RX / MANUAL RX Stelt het apparaat in op automatische of handmatige ontvangst.
SELECT TRAY Instelling TRAY1: DISABLE / ENABLE TRAY2: DISABLE / ENABLE TRAY3: DISABLE / ENABLE Selecteer uit welke lade het apparaat het papier moet nemen, als het ontvangen documenten of transmissierapporten afdrukt. Ook kunt u een lade deactiveren, zodat hij voor de papiervoorziening niet meer ter beschikking staat. Wanneer geen optionele onderste lade-eenheid is geïnstalleerd, verschijnt TRAY3 niet.
Menu REPORTING REPORTING ACTIVITY REPORT TX RESULT REPORT RX RESULT REPORT De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. ACTIVITY REPORT Instelling TX RESULT REPORT Instelling OFF / ON Telkens na 60 verzonden/ontvangen faxberichten kunt u een rapport met de resultaten van deze faxberichten afdrukken. Selecteer of het apparaat het rapport automatisch moet afdrukken wanneer het zestig faxdocumenten heeft verzonden / ontvangen.
Menu SCAN SETTING SCAN SETTING RESOLUTION IMAGE FORMAT CODING METHOD FILE SIZE QUALITY PRIORITY DENSITY LEVEL 72 Overzicht van het configuratiemenu
De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. RESOLUTION Instelling 150150dpi / 300300dpi / 600600dpi Selecteer de standaard scanresolutie voor het scannen naar e-mailbewerkingen. Wanneer u de ADI gebruikt om in kleur of grijstinten te scannen, selecteert het apparaat 300×300dpi, ook al had u de resolutie ingesteld op 600×600dpi. IMAGE FORMAT Instelling TIFF / PDF / JPEG Selecteer de standaard indeling voor scanbewerkingen naar e-mail.
FILE SIZE Instelling NO SPLIT / SPLIT Selecteer of u de afmetingen van de als e-mailbijlage verzonden scangegevens wilt beperken of niet. Wanneer u SPLIT hebt geselecteerd, specificeer dan het maximumformaat tussen 1 en 10 Mb. Als de data die verzonden moet worden de maximaal toegestane grootte overschrijdt, wordt de data opgedeeld en verzonden in meerdere bijlagen. Om meerdere bestandsbijlagen te ontvangen, is een e-mailapplicatie nodig die gedeelde transmissies kan verwerken.
PAPER SIZE TRAY1 PAPER Mediatype PLAIN PAPER / THICK PAPER / THICK PAPER2 / LABELS / POSTCARD / GLOSSY / GLOSSY2 Paper size Wanneer een andere instelling dan POSTCARD is geselecteerd: LETTER / A4 / A5 / STATEMENT / B5 Wanneer POSTCARD is geselecteerd: LETTER / A4 / A5 / STATEMENT / B5 / J-POSTCARD 100×148 Wanneer GLOSSY of GLOSSY2 is geselecteerd: LETTER / A4 / A5 / STATEMENT / B5 / PHOTO SIZE 4X6 / PHOTO SIZE 10X15 / LTR 2UP SPL / A4 4UP SPL / A4 2UP SPL Selecteer het mediumtype en papierformaat wan
Menu PS/PCL PRINT Om het menu PS/PCL PRINT weer te geven, selecteert u PS/PCL PRINT in het hoofdscherm (kopieermodus), en drukt dan op de toets Select. Met dit menu kunnen taken, opgeslagen op de vaste schijf van de machine (optioneel) afgedrukt of gewist worden, en kunnen verscheidene instellingen voor afdrukken via PS/PCL gewijzigd worden. Het menu PS/PCL PRINT heeft onderstaande structuur. Met de toets Back keert u terug naar het vorige scherm in het menu PS/PCL PRINT.
Als er geen taken opgeslagen zijn op de vaste schijf, verschijnt de boodschap NO STORED JOB wanneer PROOF/PRINT MENU is geselecteerd. PRINT Volg onderstaande procedure om de geselecteerde taak af te drukken. 1. Als er een toegangscode is gespecificeerd voor de geselecteerde taak, typ dan de toegangscode in en druk op de toets Select. 2. Specificeer het aantal kopieën (1 tot 9999), en druk dan de toets Select. 3. Wanneer u kleurkopieën wilt maken, drukt u op de toets Start-Color.
PAPER MENU PAPER MENU ANY TRAY SETTING TRAY1 PAPER TRAY1 ANY SIZE TRAY1 ANY TYPE TRAY2 PAPER TRAY2 ANY SIZE TRAY2 ANY TYPE TRAY3 PAPER*1 TRAY3 ANY TYPE TRAY CHAINING TRAY MAPPING TRAY MAPPING MD.
*1 Dit menuonderdeel verschijnt uitsluitend wanneer u een optionele onderste toevoereenheid hebt geïnstalleerd. *2 Dit menuonderdeel verschijnt uitsluitend wanneer u een optioneel vaste-schijfpakket of een CompactFlash-kaart van 1 GB of meer hebt geïnstalleerd. De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift.
TRAY MAPPING TRAY MAPPING MD. Instelling LOGICAL TRAY Instelling ON / OFF Selecteer of de functie Tray Mapping wordt gebruikt. 0-9 PHYSICAL TRAY1 / PHYSICAL TRAY2 / PHYSICAL TRAY3 Selecteer de lade die voor afdrukken gebruikt wordt wanneer een afdruktaak wordt ontvangen van een printerstuurprogramma van een andere fabrikant. De standaardinstellingen zijn PHYSICAL TRAY1 voor LOGICAL TRAY1 en PHYSICAL TRAY2 voor andere laden.
Instelling COLLATE ON / OFF Selecteer of u gesorteerd afdrukken wel of niet wilt activeren. De instelling van het printerstuurprogramma zal voorrang hebben boven deze menu-instelling. QUALITY MENU QUALITY MENU COLOR MODE BRIGHTNESS HALFTONE IMAGE PRINTING TEXT PRINTING GRFX. PRINTING EDGE ENHANCEMENT IMAGE PRINTING TEXT PRINTING GRFX.
PCL SETTING CONTRAST IMAGE PRINTING RGB SOURCE RGB INTENT RGB GRAY TEXT PRINTING RGB SOURCE RGB INTENT RGB GRAY GRFX.
DESTINATION PROF TEXT PRINTING RGB SOURCE RGB INTENT RGB GRAY DESTINATION PROF GRFX. PRINTING RGB SOURCE RGB INTENT RGB GRAY DESTINATION PROF SIMULATION SIMULATION PROF SIM.
CMYK DENSITY CYAN HIGHLIGHT MIDDLE SHADOW MAGENTA HIGHLIGHT MIDDLE SHADOW YELLOW HIGHLIGHT MIDDLE SHADOW BLACK HIGHLIGHT MIDDLE SHADOW COLOR SEPARATION 84 Menu PS/PCL PRINT
De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. COLOR MODE Instelling COLOR/GRAYSCALE Als COLOR is geselecteerd, worden de pagina's in kleur afgedrukt. Als GRAYSCALE is geselecteerd, worden de pagina's in zwart-wit afgedrukt. BRIGHTNESS Instelling +15%/+10%/+5%/0%/-5%/-10%/ -15% De helderheid van het afgedrukte beeld kan bijgesteld worden. HALFTONE IMAGE PRINTING Instelling LINE ART/DETAIL/ SMOOTH Selecteer hoe halftonen in afbeeldingen worden gereproduceerd.
TEXT PRINTING Instelling LINE ART/DETAIL/ SMOOTH Selecteer hoe halftonen in tekst worden gereproduceerd. Als LINE ART is geselecteerd, worden halftonen met hoge nauwkeurigheid gereproduceerd. Als DETAIL is geselecteerd, worden halftonen in detail gereproduceerd. Als SMOOTH is geselecteerd, worden halftonen met zachte overgangen gereproduceerd. GRFX. PRINTING Instelling LINE ART/DETAIL/ SMOOTH Selecteer hoe halftonen in grafieken worden gereproduceerd.
TEXT PRINTING Instelling ON/OFF Selecteer of tekstranden benadrukt worden. Als ON is geselecteerd, worden de randen benadrukt. Als OFF is geselecteerd, worden de randen niet benadrukt. GRFX. PRINTING Instelling ON/OFF Selecteer of grafiekranden benadrukt worden. Als ON is geselecteerd, worden de randen benadrukt. Als OFF is geselecteerd, worden de randen niet benadrukt. Als ECONOMY PRINT is ingesteld op ON, kunnen de randen niet benadrukt worden.
ECONOMY PRINT Instelling ON/OFF Selecteer of u grafieken met een gereduceerde dichtheid wilt afdrukken door de hoeveelheid gebruikte toner te verminderen. Als ON is geselecteerd, wordt de gebruikte hoeveelheid toner tijdens afdrukken verminderd. Als OFF is geselecteerd, wordt de gebruikte hoeveelheid toner tijdens afdrukken niet verminderd. Als ON is geselecteerd, worden de randen niet benadrukt, zelfs als IMAGE PRINTING en GRFX. PRINTING van het menuonderdeel EDGE ENHANCEMENT zijn ingesteld op ON.
Instelling VIVID/ RGB INTENT PHOTOGRAPHIC Specificeer de toegepaste karakteristiek voor conversie van RGB-beelddata naar CMYK-data. Als VIVID is geselecteerd, wordt een levendige uitvoer geproduceerd. Als PHOTOGRAPHIC is geselecteerd, wordt een helderdere uitvoer geproduceerd. RGB GRAY Instelling COMPOSITE BLACK/BLACK AND GRAY/ BLACK ONLY Specificeer hoe zwart en grijswaarden worden gereproduceerd in RGB-beelddata.
TEXT PRINTING Instelling DEVICE COLOR/ RGB SOURCE sRGB Specificeer de kleurenruimte voor RGB-tekstdata. Als DEVICE COLOR is geselecteerd, wordt geen kleurenruimte gespecificeerd. RGB-bronprofielen die gedownload zijn met het Ophaalbeheerprogramma of met PageScope Web Connection zijn beschikbaar als RGB SOURCE. Instelling VIVID/ RGB INTENT PHOTOGRAPHIC Specificeer de toegepaste karakteristiek voor conversie van RGB-tekstdata naar CMYK-data.
RGB GRAY Instelling COMPOSITE BLACK/BLACK AND GRAY/ BLACK ONLY Specificeer hoe zwart en grijswaarden worden gereproduceerd in RGB-tekstdata. Als COMPOSITE BLACK is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met behulp van CMYK-kleuren. Als BLACK AND GRAY is geselecteerd, worden zwart en grijs gereproduceerd met alleen zwart. Als BLACK ONLY is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met alleen zwart. GRFX. PRINTING Instelling DEVICE COLOR/ RGB SOURCE sRGB Specificeer de kleurenruimte voor RGB-grafiekdata.
Instelling VIVID/ RGB INTENT PHOTOGRAPHIC Specificeer de toegepaste karakteristiek voor conversie van RGB-grafiekdata naar CMYK-data. Als VIVID is geselecteerd, wordt een levendige uitvoer geproduceerd. Als PHOTOGRAPHIC is geselecteerd, wordt een helderdere uitvoer geproduceerd. RGB GRAY Instelling COMPOSITE BLACK/BLACK AND GRAY/ BLACK ONLY Specificeer hoe zwart en grijswaarden worden gereproduceerd in RGB-grafiekdata.
PS SETTINGS IMAGE PRINTING Instelling DEVICE COLOR/ RGB SOURCE sRGB/ AppleRGB/ AdobeRGB1998/ ColorMatchRGB/ BlueAdjustRGB Specificeer de kleurenruimte voor RGB-beelddata. Als DEVICE COLOR is geselecteerd, wordt geen kleurenruimte gespecificeerd. RGB-bronprofielen die gedownload zijn met het Ophaalbeheerprogramma of met PageScope Web Connection zijn beschikbaar als RGB SOURCE.
Specificeer de toegepaste karakteristiek voor conversie van RGB-beelddata naar CMYK-data. Als VIVID is geselecteerd, wordt een levendige uitvoer geproduceerd. Als PHOTOGRAPHIC is geselecteerd, wordt een helderdere uitvoer geproduceerd. Als RELATIVE COLOR is geselecteerd, wordt relatieve kleur toegepast op het RGB-bronprofiel. Als ABSOLUTE COLOR is geselecteerd, wordt absolute kleur toegepast op het RGB-bronprofiel.
DESTIN Instelling AUTO ATION Specificeer het PROF bestemmingsprofiel. Als AUTO is geselecteerd, wordt een door de machine automatisch aangepast bestemmingsprofiel geselecteerd, gebaseerd op een combinatie van de gespecificeerde kleurafstemming, halftonen en andere profielen. Bestemmingsprofielen die gedownload zijn met het Ophaalbeheerprogramma of met PageScope Web Connection zijn beschikbaar als DESTINATION PROF.
Specificeer de toegepaste karakteristiek voor conversie van RGB-tekstdata naar CMYK-data. Als VIVID is geselecteerd, wordt een levendige uitvoer geproduceerd. Als PHOTOGRAPHIC is geselecteerd, wordt een helderdere uitvoer geproduceerd. Als RELATIVE COLOR is geselecteerd, wordt relatieve kleur toegepast op het RGB-bronprofiel. Als ABSOLUTE COLOR is geselecteerd, wordt absolute kleur toegepast op het RGB-bronprofiel.
RGB GRAY Instelling COMPOSITE BLACK/BLACK AND GRAY/ BLACK ONLY Specificeer hoe zwart en grijswaarden worden gereproduceerd in RGB-tekstdata. Als COMPOSITE BLACK is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met behulp van CMYK-kleuren. Als BLACK AND GRAY is geselecteerd, worden zwart en grijs gereproduceerd met alleen zwart. Als BLACK ONLY is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met alleen zwart. DESTI- Instelling AUTO NATION Specificeer het PROF bestemmingsprofiel.
GRFX. PRINTING Instelling DEVICE COLOR/ RGB SOURCE sRGB/ AppleRGB/ AdobeRGB1998/ ColorMatchRGB/ BlueAdjustRGB Specificeer de kleurenruimte voor RGB-grafiekdata. Als DEVICE COLOR is geselecteerd, wordt geen kleurenruimte gespecificeerd. RGB-bronprofielen die gedownload zijn met het Ophaalbeheerprogramma of met PageScope Web Connection zijn beschikbaar als RGB SOURCE.
Specificeer de toegepaste karakteristiek voor conversie van RGB-grafiekdata naar CMYK-data. Als VIVID is geselecteerd, wordt een levendige uitvoer geproduceerd. Als PHOTOGRAPHIC is geselecteerd, wordt een helderdere uitvoer geproduceerd. Als RELATIVE COLOR is geselecteerd, wordt relatieve kleur toegepast op het RGB-bronprofiel. Als ABSOLUTE COLOR is geselecteerd, wordt absolute kleur toegepast op het RGB-bronprofiel.
RGB GRAY Instelling COMPOSITE BLACK/BLACK AND GRAY/ BLACK ONLY Specificeer hoe zwart en grijswaarden worden gereproduceerd in RGB-grafiekdata. Als COMPOSITE BLACK is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met behulp van CMYK-kleuren. Als BLACK AND GRAY is geselecteerd, worden zwart en grijs gereproduceerd met alleen zwart. Als BLACK ONLY is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met alleen zwart. DESTI- Instelling AUTO NATION Specificeer het PROF bestemmingsprofiel.
SIMULATION SIMU- Instelling NONE/SWOP/ LATION Euroscale/ PROF CommercialPre ss/TOYO/DIC Specificeer het simulatieprofiel. Als NONE is geselecteerd, wordt geen simulatieprofiel gespecificeerd. Simulatieprofielen die gedownload zijn met het Ophaalbeheerprogramma of met PageScope Web Connection zijn beschikbaar als SIMULATION PROF. Instelling RELATIVE SIM. INTENT COLOR/ ABSOLUTE COLOR Specificeer de karakteristiek van het simulatieprofiel.
CMYK GRAY Instelling COMPOSITE BLACK/BLACK AND GRAY/ BLACK ONLY Specificeer hoe zwart en grijswaarden gereproduceerd worden met behulp van de vier CMYK-kleuren. Als COMPOSITE BLACK is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met behulp van CMYK-kleuren. Als BLACK AND GRAY is geselecteerd, worden zwart en grijs gereproduceerd met alleen zwart. Als BLACK ONLY is geselecteerd, wordt zwart gereproduceerd met alleen zwart.
CMYK DENSITY CYAN/ HIGHMAGENTA/ LIGHT YELLOW/ BLACK Instelling +3/+2/ +1/0/ -1/-2/ -3 De dichtheid van de accentkleur in beelden kan worden aangepast. MIDDLE Instelling +3/+2/ +1/0/ -1/-2/ -3 De dichtheid van de middenkleur in beelden kan worden aangepast. SHADOW Instelling +3/+2/ +1/0/ -1/-2/ -3 De dichtheid van de schaduwkleur in beelden kan worden aangepast. COLOR SEPARATION Instelling ON/OFF Als ON is geselecteerd, vinden kleurscheidingen plaats.
SYS DEFAULT MENU SYS DEFAULT MENU EMULATION DEF. EMULATION POSTSCRIPT WAIT TIMEOUT PS ERROR PAGE PS PROTOCOL PCL CR/LF MAPPING LINES PER PAGE FONT SOURCE FONT NUMBER PITCH SIZE (POINT SIZE) SYMBOL SET XPS*1 DIGITAL SGN.
CUSTOM SIZE PAPER TYPE GRAYSCALE PAGE STARTUP OPTIONS DO STARTUP PAGE HOLD JOB TIMEOUT*2 HDD FORMAT*2 USER AREA ONLY ALL CARD FORMAT*3 USER AREA ONLY ALL *1 Dit menuonderdeel verschijnt uitsluitend wanneer u een optioneel vaste-schijfpakket of een CompactFlash-kaart hebt geïnstalleerd. *2 Dit menuonderdeel verschijnt uitsluitend wanneer u een optioneel vaste-schijfpakket hebt geïnstalleerd.
De fabrieksinstellingen verschijnen in vet schrift. Instelling AUTO/POSTSCRIPT/PCL EMULA- DEF. TION EMULA- Specificeer de emulatietaal van de machine. TION Als AUTO is geselecteerd, selecteert de machine de emulatietaal automatisch uit de gegevensstroom. POST- WAIT SCRIPT TIME OUT Instelling 0 tot 300 (Standaard: 0) Specificeer de tijd totdat vastgesteld wordt dat een fout een PostScript-fout is. Als 0 is geselecteerd, vindt geen time-out plaats.
PCL CR/LF MAPPING Instelling CR=CR LF=LF/CR=CRLF LF=LF/CR=CR LF=LFCR/CR=CRLF LF=LFCR Selecteer de definities van de CR/ LF-codes in de PCL-taal. LINES PER PAGE Instelling 5 tot 128 (Standaard: 60) Specificeer het aantal regels per pagina in de PCL-taal. Instelling 0 tot 102 FONT FONT (Standaard: 0) SOURCE NUMBER Specificeer het standaard lettertype in de PCL-taal. De lettertypenummers die verschijnen, komen overeen met de PCL-lettertypelijst.
XPS DIGITAL SGN. Instelling ENABLE/DISABLE Selecteer of u XPS digitale handtekeningen wilt in- of uitschakelen. Als ENABLE is geselecteerd, worden XPS digitale handtekeningen ingeschakeld. Als DISABLE is geselecteerd, worden XPS digitale handtekeningen uitgeschakeld. XPS ERROR PAGE Instelling ON/OFF Selecteer of er een foutrapport afgedrukt moet worden of niet nadat een XPS-fout is opgetreden. Als ON is geselecteerd, wordt het foutrapport afgedrukt.
Selecteer het mediumformaat dat u normaliter gebruikt. De instelling is A4, maar LETTER voor de VS en Canada. Afhankelijk van de geselecteerde instelling voor UTILITY / ADMIN. MANAGEMENT / USER SETTING / PRESET ZOOM, kan PHOTO 4×6 veranderen in PHOTO 10×15. CUSTOM Specificeer het mediumformaat wanneer PAPER SIZE is ingesteld op CUSTOM SIZE Het instelbereik voor WIDTH is 3,63 tot 8,50 inch (92 tot 216 mm).
GRAYSCALE PAGE Instelling AUTO/GRAYSCALE PRINT/COLOR PRINT Specificeer welke handeling uitgevoerd moet worden voor zwart-wit pagina's in een taak die gespecificeerd is voor afdrukken in kleur. Als AUTO is geselecteerd, wordt het afdrukken automatisch uitgevoerd op basis van de eerste pagina van de taak. Als GRAYSCALE PRINT is geselecteerd, wordt zwart-wit afdrukken automatisch uitgevoerd afhankelijk van elke pagina. Als COLOR PRINT is geselecteerd, wordt afgedrukt in kleur, zelfs voor een zwart-wit pagina.
Menu MEMORY PRINT Om het menu MEMORY PRINT weer te geven, selecteert u MEMORY PRINT in het hoofdscherm (kopieermodus), en drukt dan op de toets Select. Vanuit dit menu kunnen handelingen met direct geheugen uitgevoerd worden, en kunnen verscheidene afdrukinstellingen voor direct geheugen gespecificeerd worden. Het menu MEMORY PRINT heeft onderstaande structuur. Dit menuonderdeel verschijnt uitsluitend wanneer u een optioneel vaste-schijfpakket of een CompactFlash-kaart hebt geïnstalleerd.
. LIST OF Selecteer het bestand dat u wilt uitvoeren en druk dan de toets FILES Select. Als het af te drukken bestand zich in een map bevindt, selecteer dan de map en druk de toets Select. PAPER SELECT Instelling LETTER/LEGAL/EXECUTIVE/A4/ A5/A6/B5(JIS)/B6(JIS)/GOVT LETTER/STATEMENT/FOLIO/SP FOLIO/UK QUARTO/FOOLSCAP/ GOVT LEGAL/16K/PHOTO 4×6/KAI 16/KAI 32/ENV C6/ENV DL/ENV MONARCH/ENV CHOU#3/ENV CHOU#4/B5(ISO)/ENV #10/JPOST 100×148/JPOST-D 148×200/ CUSTOM Verander het papierformaat.
LIST OF FILES Instelling 1 to 9999 (Standaard: 1) COPY QUANTITY Specificeer het aantal afdrukken (tussen 1 en 9999). Dit menuonderdeel verschijnt niet als het geselecteerde bestand een XPS-bestand is. Instelling NON-SORT/SORT COPY FINISH- Selecteer of de kopieën gesorteerd moeten worden. ING Als NON-SORT is geselecteerd, wordt ongesorteerd afgedrukt. Als SORT is geselecteerd, wordt gesorteerd afgedrukt.
114 Menu MEMORY PRINT
3Omgaan met de media
Afdrukmedia Specificaties Media Mediaformaat Lade* Duplex Kopiëren Afdruk- Faxen ken 210,0 x 297,0 1/2/3 Ja Ja Ja 182,0 x 257,0 1/2/3 Ja Ja Ja Nee 5,9 x 8,3 148,0 x 210,0 1/2 Nee Ja Ja Nee Legal 8,5 x 14,0 215,9 x 355,6 1/3 Ja Ja Ja Ja Letter 8,5 x 11,0 215,9 x 279,4 1/2/3 Ja Ja Ja Ja Statement 5,5 x 8,5 139,7 x 215,9 1/2 Nee Ja Ja Nee Executive 7,25 x 10,5 184,2 x 266,7 1/2/3 Ja Ja Ja Nee Folio 8,25 x 13,0 210,0 x 330,0 1 Ja Ja Ja Nee Letter Plus 8,5 x
Types Voor de aankoop van grote hoeveelheden speciaal materiaal moet u beslist meer afdrukvoorbeelden maken om te bepalen of de afdrukkwaliteit voldoet aan uw verwachtingen. Bewaar de media in de originele verpakking op een vlak oppervlak, tot u ze in de lade plaatst. Voor een lijst met goedgekeurde media raadpleegt u http:// printer.konicaminolta.com.
Niet aanbevolen warmtegevoelig materiaal (zoals warmtegevoelig papier, warmte- en drukgevoelig papier, warmte- en drukgevoelig transfermateriaal) Koudwater-transferpapier Drukgevoelig materiaal Speciaal voor inkjetprinters ontwikkeld materiaal (zoals zeer fijn papier, glansfolie, en briefkaarten) Materiaal dat reeds in een andere printer, kopieerapparaat of faxapparaat werd gebruikt Verstoft materiaal Nat (of vochtig) materiaal Bewaar de media bij een relatieve vochtigheid van 15% tot 85%
Zwaar papier Papier dat zwaarder is dan 90 g/m2 noemen we zwaar papier. Test al het zware papier om te garanderen dat u een goed resultaat krijgt en de afbeelding niet verschuift. U kunt continu afdrukken met zwaar papier. Dat kan echter invloed hebben op de toevoer van de media, afhankelijk van de mediakwaliteit en afdrukomgeving. Wanneer er problemen optreden, stopt u het continu afdrukken, en drukt u één vel per keer af. Capaciteit Afdrukstand Lade 1 Maximaal 20 vel, afhankelijk van de dikte.
Envelope Bedruk uitsluitend de voorzijde (adreszijde). Sommige onderdelen van de enveloppe bestaan uit drie lagen papier: de voorzijde, achterzijde en de klep. Alles dat u in dit drielaags gedeelte drukt, kan verloren gaan of vaag worden. U kunt continu afdrukken op een enveloppe. Dat kan echter invloed hebben op de toevoer van de media, afhankelijk van de mediakwaliteit en afdrukomgeving. Wanneer er problemen optreden, stopt u het continu afdrukken, en drukt u één vel per keer af.
Gebruik GEEN enveloppen met Zelfklevende kleppen Kleefbanden, metalen haken, papierklemmen, een koordje of een aftrekbare strook over de lijmlaag Vensters Een ruw oppervlak Materiaal dat gedurende het afdrukproces smelt, verdampt, kromtrekt, verkleurt of gevaarlijke dampen verspreidt Enveloppen die reeds zijn gesloten Etiket Een etiketblad bestaat uit een plakplaat (bovenkant wordt bedrukt), een lijmlaag en het draagblad. De plakplaat moet voldoen aan de specificaties voor normaal papier.
Gebruik de volgende etiketvellen Geschikt voor de laserprinter Gebruik GEEN etiketvellen Waarvan de etiketten makkelijk loslaten Waarvan de achterkant eraf getrokken is, of waarbij de lijmstof eruit komt. Etiketten kunnen in de fixeereenheid blijven hangen, van het draagpapier losgaan en verstoppingen veroorzaken.
Briefkaarten U kunt zonder onderbreking briefkaarten bedrukken. Dat kan echter invloed hebben op de toevoer van de media, afhankelijk van de mediakwaliteit en afdrukomgeving. Wanneer er problemen optreden, stopt u het continu afdrukken, en drukt u één vel per keer af. Druk uw gegevens eerst op een normale pagina af om de positie van de drukgegevens te controleren. Capaciteit Lade 1 Maximaal 20 vel, afhankelijk van de dikte.
Transparant Transparanten mag u vóór het plaatsen niet uitwaaieren. Dat leidt tot statische elektriciteit die drukfouten kan veroorzaken. Wanneer u het oppervlak van de transparanten aanraakt met uw blote handen, kan dat de afdrukkwaliteit beïnvloeden. Houd de papierweg schoon. Transparanten zijn erg gevoelig voor een verontreinigde papierweg. Wanneer er zich schaduwen bevinden aan hetzij de boven- of onderzijde van de vellen, raadpleegt u hoofdstuk 10, “Onderhoud”.
Gebruik transparanten die geschikt zijn voor de laserprinter GEBRUIK NOOIT de volgende transparanten Transparanten met statische elektriciteit waardoor ze aan elkaar kleven Uitsluitend geschikt zijn voor inkjetprinters Hoogglanspapier Controleer van te voren of het hoogglanspapier zonder problemen is te verwerken, en controleer of het afdrukbeeld niet verschuift. U kunt zonder onderbreking hoogglanspapier bedrukken.
Gegarandeerd te bedrukken gebied Het gebied waarbinnen het apparaat kan afdrukken, strekt zich maximaal uit tot 4 mm vanaf de randen. a a a Ieder mediaformaat heeft een specifiek afdrukbaar gebied, het maximale gebied waarop het apparaat duidelijk en zonder vervormingen kan afdrukken.
Media plaatsen Hoe plaats ik de media? Verwijder het eerste en het laatste blad van een pak papier. Neem een stapel van ongeveer 100 pagina’s en schik die waaiervormig, voordat u het papier in de lade legt, om het plakken van de pagina’s door statische oplading te vermijden. Schik transparanten niet waaiervormig.
Normaal papier plaatsen 1 2 3 128 Open lade 1. Verschuif de mediageleidingen zodanig dat er meer ruimte tussen komt. Druk in het midden van de plaat die het papier optilt, tot de linker en rechter vergrendellippen (wit) op hun plaats vastklikken.
4 Plaats het papier met de te bedrukken kant naar onderen. 5 Plaats niet zo veel papier dat de stapel boven de maximumlimiet uitsteekt. U kunt per keer maximaal 100 vel (80 g/m2) normaal papier in de lade plaatsen. Schuif de papiergeleidingen tot aan de papierranden.
6 Selecteer PAPER SETUP/TRAY1 PAPER in het menu UTILITY, en selecteer de instellingen voor het formaat en het type papier dat u laadt. Zie ook “Specificaties” op pagina 116. Andere media Wanneer u geen normaal papier, maar ander materiaal plaatst, moet u voor een optimale afdrukkwaliteit het passende mediatype (Envelope, Label, Letterhead, Thick 1, Thick 2, Glossy 1, Glossy 2, of Transparency) instellen in het stuurprogramma. Enveloppen plaatsen 1 2 130 Open lade 1.
3 4 Druk in het midden van de plaat die het papier optilt, tot de linker en rechter vergrendellippen (wit) op hun plaats vastklikken. Plaats de enveloppen met de klepzijde naar boven in de lade. Druk de enveloppen vóór het inleggen op elkaar, om er zeker van te zijn dat er geen lucht tussen zit. Let er bovendien op, dat de kleppen goed op elkaar liggen, omdat de enveloppen anders kreuken of vastlopen. In de lade kunt u maximaal 10 enveloppen gelijktijdig plaatsen.
5 6 Schuif de papiergeleidingen tegen de randen van de enveloppen.. Selecteer PAPER SETUP/TRAY1 PAPER in het menu UTILITY, en selecteer de instellingen voor het formaat en het type papier dat u laadt. Zie ook “Specificaties” op pagina 116. Etiketvellen / briefhoofd / postkaarten / zwaar papier / hoogglansmedia en transparanten laden 1 132 Open lade 1.
2 3 4 Verschuif de mediageleidingen zodanig dat er meer ruimte tussen komt. Druk in het midden van de plaat die het papier optilt, tot de linker en rechter vergrendellippen (wit) op hun plaats vastklikken. Plaats het papier met de te bedrukken kant naar onderen. U kunt per keer maximaal 20 vellen in de lade plaatsen.
5 6 134 Schuif de papiergeleidingen tot aan de papierranden. Selecteer PAPER SETUP/TRAY1 PAPER in het menu UTILITY, en selecteer de instellingen voor het formaat en het type papier dat u laadt. Zie ook “Specificaties” op pagina 116.
Lade 2 In lade 2 kan alleen normaal papier worden gelegd. Normaal papier plaatsen 1 2 Trek lade 2 eruit. Druk de media-aandrukplaat naar beneden, tot die vastklikt.
3 4 Verschuif de mediageleidingen zodanig dat er meer ruimte tussen komt. Plaats het papier met de te bedrukken kant naar boven. 136 Het papier mag niet boven de markering , uitkomen. U kunt per keer maximaal 250 vel (80 g/m2) normaal papier in de lade plaatsen.
5 6 7 Schuif de papiergeleidingen tot aan de papierranden. Sluit lade 2. Selecteer PAPER SETUP/TRAY2 PAPER in het menu UTILITY, en selecteer de instellingen voor het formaat en het type papier dat u laadt. Zie ook “Specificaties” op pagina 116.
Lade 3 (optionele onderste toevoereenheid) In lade 3 kan alleen normaal papier worden gelegd. Normaal papier plaatsen 1 2 3 138 Trek lade 3 eruit. Druk de media-aandrukplaat naar beneden, tot die vastklikt. Verschuif de mediageleidingen zodanig dat er meer ruimte tussen komt.
4 Plaats het papier met de te bedrukken kant naar boven. 5 Het papier mag niet boven de markering , uitkomen. U kunt per keer maximaal 500 vel (80 g/m2) normaal papier in de lade plaatsen. Schuif de papiergeleidingen tot aan de papierranden.
6 140 Sluit lade 3.
Dubbelzijdig afdrukken Met deze printer kunt u duplex (dubbelzijdig) afdrukken, het heeft standaard een duplex-eenheid. Wanneer het papier een lage ondoorzichtigheid (hoge doorschijnendheid) heeft, schijnen de bedrukte gegevens van de ene kant door naar de andere kant. Controleer uw toepassing voor marge-informatie. Voor de beste resultaten bedrukt u een klein aantal om te garanderen dat de ondoorschijnendheid acceptabel is.
Wanneer u bovendien “Combinatie” hebt ingesteld op “Booklet”, vindt autoduplex bedrukken plaats. De volgende volgorde-instellingen zijn beschikbaar wanneer u “Booklet” hebt geselecteerd. Wanneer u “Left Binding” hebt geselecteerd, kunnen de pagina’s als een aan de linker rand gebonden brochure worden gevouwen. 2 1 1 Als u “Right Binding” hebt geselecteerd, kunnen de pagina’s als een aan de rechter kant gebonden brochure worden gevouwen. 1 2 3 3 3 1 2 3 Plaats normaal papier in de lade.
Uitvoerlade Het apparaat voert aan de linker kant van de machine alle media met de bedrukte zijde naar onderen uit in de uitvoerlade. Deze lade heeft een capaciteit van circa 250 vel (A4/Letter) van 80 g/m2 papier. Bevinden zich te veel bladen in de uitvoerlade, zal het papier vaker vastlopen. De bedrukte pagina’s zullen erg bol staan of door statische lading aan elkaar kleven. Haal de folies direct na het drukken uit de uitvoerlade om statische oplading te vermijden.
Media opslaan Bewaar de media in de originele verpakking op een vlak oppervlak, tot u ze in de lade plaatst. Afdrukmateriaal dat u gedurende langere tijd zonder verpakking opslaat, kan uitdrogen en in de printer vastlopen. Laat het afdrukmateriaal (indien mogelijk) ingepakt tot u het gebruikt, en pak het, als u het niet gebruikt weer in in de originele verpakking. Bewaar het op een koele, donkere plaats.
Documentmateriaal Specificaties Documenten die u op de glasplaat kunt leggen De volgende soorten documenten kunt u op de glasplaat leggen. Documenttype Vellen of boeken Maximaal documentformaat Legal Maximaal gewicht 3 kg Let op de volgende veiligheidsinstructies, wanneer u een document op de glasplaat legt. Leg geen voorwerpen op de glasplaat die zwaarder zijn dan 3 kg, omdat het glas anders zou kunnen worden beschadigd.
Brochures of gebonden documenten Documenten met lijmgebonden pagina’s Documenten met pagina’s met uitgesneden gedeeltes of die zelf uitgesneden gedeeltes zijn Etiketvellen Offsetdruk-documenten Documenten met gaten 146 Documentmateriaal
Kopieerdocument plaatsen Plaats een document op de glasplaat 1 2 Klap het ADI-deksel omhoog. Plaats het document op de glasplaat. Document Richt het document zoals in de afbeelding wordt getoond naar de pijl aan de linker, achterste hoek van de glasplaat.
3 Sluit het ADI-deksel voorzichtig. Document in de ADI plaatsen 1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de ADI. 2 148 Document Voordat u een document in de ADI plaatst, controleert u of er geen documentpagina’s op de glasplaat achterblijven. Plaats het document zo, dat de bovenste rand van het document tegen de achterkant of de rechterkant van de machine komt. Pas de documentgeleiders aan het formaat van het document aan.
Details voor het laden van het document leest u onder “Het kopieerapparaat gebruiken” op pagina 169. Voor details leest u “Gebruik van de scanner” op pagina 185.
150 Kopieerdocument plaatsen
4Het printerstuurprogramma gebruiken
Printeropties / standaardwaarden selecteren (voor Windows) Voordat u aan het werk gaat met de machine, moet u de standaardinstellingen van het stuurprogramma controleren / wijzigen. Wanneer u bovendien opties in de printer hebt geïnstalleerd, moet u deze opties in het stuurprogramma “invoeren”. Windows 7/Vista/Server 2008/XP/Server 2003/2000 (PCL6, PS) 1 Kies de stuurprogramma-eigenschappen als volgt.
4 5 Controleer of de geïnstalleerde opties correct in de lijst staan. Indien dat niet zo is, gaat u verder met de volgende stap. Anders gaat u naar stap 8. Klik op de knop Refresh om geïnstalleerde opties automatisch te configureren. 6 Selecteer in de lijst Device Options een optie (telkens maar één) en selecteer Enable of Disable in het menu Settings. 7 10 11 12 13 Als Printer Memory is geselecteerd, selecteer dan 256 MB, 512 MB of 768 MB overeenstemmend met het geïnstalleerd geheugen.
Het printerstuurprogramma verwijderen (voor Windows) Dit gedeelte beschrijft hoe u het printerstuurprogramma verwijdert. Windows 7/Vista/Server 2008/XP/Server 2003/2000 (PCL6, PS) 1 2 3 4 5 6 154 Sluit alle toepassingen. Selecteer het Uninstall Program als volgt. – (Windows 7/Vista/Server 2008/XP/Server 2003) In het menu Start selecteert u All programs, KONICA MINOLTA, magicolor 4695MF, en dan Uninstall Printer Driver.
Instellingen voor het printerstuurprogramma weergeven (voor Windows) Windows 7 1 2 Klik in het menu Begin op Apparaten en printers om de map Apparaten en printers te openen. klik met de rechter muisknop op het printerpictogram KONICA MINOLTA mc4695MF PCL6 of KONICA MINOLTA mc4695MF PS en klik op Printing Preferences.
Instellingen van het printerstuurprogramma Algemene knoppen De knoppen zijn bij alle tabbladen hetzelfde. OK U verlaat het dialoogvenster Properties, waarbij u de gemaakte veranderingen opslaat. Cancel U verlaat het dialoogvenster Properties, zonder daarbij de wijzigingen op te slaan. Apply U slaat de wijzigingen op, zonder het dialoogvenster Properties te verlaten. Help Klik op deze knop om de helppagina op te roepen. Favoriete instelling Klik op Add om de huidige instellingen op te slaan.
Quality View Klik op de knop om een voorbeeld te geven van de instellingen die u hebt geselecteerd op het tabblad Quality. Deze knop verschijnt uitsluitend wanneer u het tabblad Quality hebt geselecteerd. Default Met deze knop stelt u de instellingen terug op hun standaardwaarden. Wanneer u op deze knop hebt geklikt, gaan de instellingen in het weergegeven dialoogvenster terug naar hun standaardwaarden. De instellingen op de andere tabbladen worden niet gewijzigd.
een vertrouwelijke taak op de machine opslaan en beschermen met een toegangscode een testafdruk maken authentificatie-instellingen van de gebruiker specificeren op de achterkant van bedrukt papier afdrukken papier gebruiken waarop al is afgedrukt met deze machine De afdruk met deze instelling wordt niet gegarandeerd. Gebruik niet de volgende papiersoorten.
Tabblad Watermark/Overlay Let er bij het werken met overlays op dat papierformaat en de positie van de betreffende afdrukopdracht en het overlayformulier identiek zijn. Bedenk ook dat wanneer in het printerstuurprogramma “N-up” of “Booklet” staat, u het overlayformulier niet kunt aanpassen aan de gekozen instellingen.
Registerkaart Quality Met de functies op het tabblad Quality kunt u pendelen tussen afdrukken in kleur of in grijswaarden de helderheid van een afbeelding bepalen (Brightness) de tonen in een beeld (Contrast) bepalen (alleen PCL printerstuurprogramma) de kleurinstellingen specificeren (snelle kleurinstelling) de mate van detail aangeven in grafische patronen (alleen PCL printerstuurprogramma) instellingen voor beeldcompressie specificeren (alleen PCL printerstuurprogramma) kleurscheiding uitvo
Beperkingen van printerstuurprogrammafuncties geïnstalleerd met Point and Print Als Point and Print uitgevoerd wordt met de volgende client-server combinaties, dan zijn er beperkingen voor sommige printerstuurprogrammafuncties.
162 Instellingen van het printerstuurprogramma
5Camera Direct
Camera Direct Wordt een digitale camera met PictBridge (1.0 of hoger) via de USB Host aansluiting met het apparaat verbonden, dan kunnen op de digitale camera opgeslagen afbeeldingen direct door het apparaat worden afgedrukt. Voor details over het gebruik van de digitale camera raadpleegt u de handleiding van de digitale camera. Camera Direct ondersteunt de volgende functies niet.
6Direct geheugen
Direct geheugen PDF-, XPS-, JPEG- en TIFF-bestanden op USB-geheugensticks kunnen afgedrukt worden door de USB-stick in de machine te steken. Direct geheugen kan alleen gebruikt worden als het optionele vaste-schijfpakket of een CompactFlash-kaart is geïnstalleerd. Om gesorteerd af te kunnen drukken met direct geheugen, moet het optionele vaste-schijfpakket of een CompactFlash-kaart geïnstalleerd zijn.
5 Kies de gewenste afdrukinstellingen. 6 Details over direct geheugen leest u onder “Menu MEMORY PRINT” op pagina 111. Druk op de toets Start-Color of de toets Start-B&W om het afdrukken te starten. Verwijder de USB-stick niet uit de USB HOST aansluiting tijdens afdrukken via direct geheugen.
168 Direct geheugen
7Het kopieerapparaat gebruiken
Eenvoudige kopieën maken Dit hoofdstuk beschrijft de basisstappen voor het maken van kopieën en de hierbij vaak gebruikte functies, bijvoorbeeld de instelling van een zoomfactor en de kopieerdichtheid. Controleer voordat u kopieën gaat maken, dat de toets Copy groen is opgelicht. Als de toets niet groen opgelicht is, druk dan de toets Copy om de kopieermodus te activeren. U kunt de standaardinstelling voor het papierformaat veranderen met PAPER SETUP in het menu UTILITY.
Maken van eenvoudige kopieën 1 Plaats het document dat u wilt kopiëren. 2 Details voor het plaatsen van het document leest u onder “Plaats een document op de glasplaat” op pagina 147 en “Document in de ADI plaatsen” op pagina 148. Druk op de toets Copy.
3 Kies de gewenste kopieerinstellingen. 4 Voer via het numerieke toetsenbord het gewenste aantal kopieën in. 5 Voor details over het specificeren van de kopieermodus en de kopieerdichtheid leest u “De kopieerkwaliteit instellen” op pagina 172. Details over het specificeren van de zoomfactor leest u onder “De zoomfactor definiëren” op pagina 173. Details over het selecteren van de papierlade leest u onder “De medialade selecteren” op pagina 174.
Het documenttype selecteren 1 2 3 Druk in het hoofdscherm (kopieermodus) op de toets + of , om de huidige kopieerkwaliteit te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om MODE te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om MIX, TEXT, PHOTO, FINE/MIX, FINE/ TEXT of FINE/PHOTO te selecteren, en druk dan op de toets Select. Het hoofdscherm (kopieermodus) verschijnt weer.
U kunt de volgende zoomfactoren instellen. In het metrische stelsel: 25%, 50%, 70% (A4A5), 81% (A4B5), 100%, 115% (B5A4), 141% (A5A4), 200%, 400% In het inchstelsel: 25%, 50%, 64% (LTST), 78% (LGLT), 100%, 129% (STLT), 154% (STLG), 200%, 400% U kunt de zoomfactor niet veranderen via het cijferblok. Een aangepaste zoomfactor instellen 1 2 3 Druk in het hoofdscherm (kopieermodus) op de toets + of , om de huidige zoomfactor te selecteren, en druk dan op de toets Select.
Geavanceerd kopiëren De hier volgende gedeeltes beschrijven de instellingen die u moet realiseren voor het kopiëren van 2-in-1 of 4-in-1, het identiteitskaarten-kopiëren, herhaald kopiëren, poster-kopiëren, duplex (dubbelzijdig) kopiëren, en gesorteerd kopiëren. Het identiteitskaarten-kopiëren, herhaald kopiëren of poster-kopiëren kan niet tegelijkertijd met het 2-in-1 of 4-in-1 kopiëren, duplex (dubbelzijdig) kopiëren of gesorteerd kopiëren ingesteld worden.
2-in-1 / 4-in-1 kopiëren vanaf de glasplaat 1 2 3 Druk in het hoofdscherm (kopieermodus) op de toets + of , om de huidige pagina-opmaak te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om 2-in-1 of 4-in-1 te selecteren, en druk dan op de toets Select. De zoomfactor wordt automatisch ingesteld aan de hand van het gespecificeerde mediumformaat. Verander de zoomfactor wanneer dat nodig is. Plaats de eerste pagina van het document op de glasplaat.
Het identiteitskaart-kopiëren, herhaald kopiëren of het poster-kopiëren kunt u uitsluitend verrichten via de glasplaat. Plaats de documentpagina’s die u wilt scannen op de glasplaat, zodat ze zijn uitgelijnd met de linker bovenhoek van de glasplaat. De afbeelding wordt 4 mm van de boven- en linkerrand afgedrukt; leg daarom desnoods het document op een andere plaats. Voor details over het document op de glasplaat leggen leest u “Plaats een document op de glasplaat” op pagina 147.
3 4 5 Druk op de toets + of , om ID CARD COPY te selecteren, en druk dan op de toets Select. Wanneer u kleurkopieën wilt maken, drukt u op de toets Start-Color. Voor zwart-wit-kopieën drukt u op de toets Start-B&W. Het scannen van het document begint. Wanneer NEXT PAGE? verschijnt, plaatst u de achterzijde van het document op dezelfde plaats als de voorzijde, en drukt u op de toets Select. Na het scannen van de achterzijde vindt het afdrukken automatisch plaats.
6 Voer op het cijferblok de documentlengte in, en druk daarna op de toets Select. 7 Wanneer u de documentafmetingen wilt veranderen, drukt u op de toets Back om de huidige afmetingen te wissen, en specificeert u de gewenste afmetingen op het cijferblok. Voer op het cijferblok de documentbreedte in, en druk daarna op de toets Select. Na het scannen van het document vindt het afdrukken automatisch plaats.
Het maken van dubbelzijdige kopieën (Duplexfunctie) Duplex kopiëren via de ADI Bij het duplex (dubbelzijdig) kopiëren kan het apparaat met de ADI twee enkelzijdige pagina’s scannen en afdrukken op één vel papier. 1 2 3 Druk in het hoofdscherm (kopieermodus) op de toets + of , om de huidige simplex / duplex (enkelzijdig / dubbelzijdig) instelling te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om 1-SIDE2-SIDE te selecteren, en druk op de toets Select.
Dubbelzijdig kopiëren vanaf de glasplaat U kunt ook duplex (dubbelzijdig) kopiëren met het document op de glasplaat. 1 Plaats het document op de glasplaat. 2 3 4 Druk in het hoofdscherm (kopieermodus) op de toets + of , om de huidige simplex / duplex (enkelzijdig / dubbelzijdig) instelling te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om 1-SIDE2-SIDE te selecteren, en druk op de toets Select.
Duplex (dubbelzijdig) documenten kopiëren Het apparaat kan een duplex (dubbelzijdig) document scannen en afdrukken als een duplex (dubbelzijdige) kopie of een simplex (enkelzijdige) kopie. 1 2 3 4 Duplex (dubbelzijdig) kopiëren kunt u uitsluitend verrichten vanuit de ADI. Druk in het hoofdscherm (kopieermodus) op de toets + of , om de huidige simplex / duplex (enkelzijdig / dubbelzijdig) instelling te selecteren, en druk dan op de toets Select.
4 5 6 7 Wanneer u kleurkopieën wilt maken, drukt u op de toets Start-Color. Voor zwart-wit-kopieën drukt u op de toets Start-B&W. Wanneer NEXT PAGE? verschijnt, legt u de tweede documentpagina op de glasplaat en drukt u op de toets Select. Herhaal stap 5, tot u alle documentpagina’s hebt gescand. Wanneer het apparaat alle documentpagina’s heeft gescand, specificeert u op het cijferblok het gewenste aantal afdrukken, en drukt u op de toets Start-Color of Start-B&W om te beginnen met het afdrukken.
184 Geavanceerd kopiëren
8Gebruik van de scanner
Scannen vanaf een computertoepassing Documenten kunt u scannen vanaf een computer die via een USB-kabel of een netwerk is aangesloten op dit apparaat. Het scannen kunt u instellen, en de scanbewerking kunt u verrichten vanaf TWAIN of WIA compatibele toepassingen. Vanuit het scannerstuurprogramma kunt u een voorbeeld weergeven en verscheidenen instellingen realiseren, bijvoorbeeld de afmetingen van het scangebied.
2 3 4 5 Start de voor het scannen noodzakelijke toepassing. Start het scannerstuurprogramma overeenkomstig de toepassingsinstellingen. Zorg in het scannerstuurprogramma voor de nodige instellingen. Klik op de toets Scan in het scannerstuurprogramma. Windows TWAIN stuurprogramma-instellingen Load Een opgeslagen instellingenbestand (dat-bestand) specificeren voor het scannen. Save Sla de huidige instellingen op als een instellingenbestand (dat-bestand).
Scanning mode Selecteer Auto of Manual. Wanneer u Manual hebt geselecteerd, verschijnt een tabblad zodat u de gedetailleerde instellingen kunt specificeren, bijvoorbeeld voor Brightness/Contrast en Filter. De parameters die ingesteld kunnen worden, verschillen afhankelijk van de geselecteerde scanmodus. Als Autois geselecteerd als de scanmodus, wordt scannen van de glasplaat uitgevoerd nadat een prescan is gemaakt, zodat een voorvertoning bekeken kan worden.
Preview window Geeft een voorbeeld van de afbeelding weer. Sleep de rechthoek over de afbeelding om een gebied te selecteren. Before/After (RGB) Verplaats de muisaanwijzer in het voorbeeldvenster om de kleurtinten bij de muisaanwijzer voor en na de aanpassingen weer te geven Width/Height Geeft de breedte en de hoogte voor het geselecteerde gebied aan in de geselecteerde maateenheid. Windows WIA stuurprogramma-instellingen Paper source Selecteer de papierlade.
Preview window Geeft een voorbeeld van de afbeelding weer. Sleep de rechthoek over de afbeelding om een gebied te selecteren. Preview Hiermee start u het scannen van een voorbeeld. Scan Hiermee start u het scannen. Cancel Hiermee sluit u het WIA stuurprogrammavenster. Macintosh TWAIN stuurprogramma-instellingen Load Een opgeslagen instellingenbestand (dat-bestand) specificeren voor het scannen. Save Sla de huidige instellingen op als een instellingenbestand (dat-bestand).
Wanneer u de resolutie is ingesteld op 1200 × 1200 dpi of hoger, kunt u geen instelling groter dan 100% specificeren. Scanning mode Selecteer Auto of Manual. Wanneer u Manual hebt geselecteerd, verschijnt een tabblad zodat u de gedetailleerde instellingen kunt specificeren, bijvoorbeeld voor Brightness/Contrast en Filter. De parameters die ingesteld kunnen worden, verschillen afhankelijk van de geselecteerde scanmodus.
Preview window Geeft een voorbeeld van de afbeelding weer. Sleep de rechthoek over de afbeelding om een gebied te selecteren. Before/After (RGB) Verplaats de muisaanwijzer in het voorbeeldvenster om de kleurtinten bij de muisaanwijzer voor en na de aanpassingen weer te geven Width/Height Geeft de breedte en de hoogte voor het geselecteerde gebied aan in de geselecteerde maateenheid.
Scannen met het apparaat U kunt de apparaattoetsen gebruiken om te scannen. Deze bewerking verschilt van het scannen vanaf een computertoepassing omdat u ook de bestemming van de scangegevens kunt specificeren. Controleer voordat u gaat scannen, dat de toets Scan groen is opgelicht. Als de toets niet groen opgelicht is, druk dan de toets Scan om de scanmodus te activeren.
3 Kies de gewenste scaninstellingen. 4 Wanneer u kleurscans wilt maken, drukt u op de toets Start-Color. Wanneer u zwart-witscans wilt maken, drukt u op de toets Start-B&W. Wanneer u het document in de ADI hebt geplaatst, begint het scannen, en worden de gegevens naar de gespecificeerde locatie gezonden. Wanneer u het document op de glasplaat hebt gelegd, gaat u verder met stap 5. 5 7 Bij het scannen met de optie Scan to PC, kunt u niet een document met meer pagina’s scannen via de glasplaat.
Details over hoe u een taak annuleert waarvoor het scannen is voltooid en de gegevens in de wachtrij zijn geplaatst voor verzending raadpleegt u “Een verzendtaak in de wachtrij verwijderen” op pagina 216. De gegevenslocatie specificeren Selecteer of u de gescande gegevens wilt opslaan op de computer of het USB-geheugenapparaat. Bij verzending via een netwerk raadpleegt u “Het bestemmingsadres specificeren (Scannen naar e-mail / FTP / SMB)” op pagina 196.
Gegevens opslaan op een USB-geheugenapparaat (Scan to USB Memory) Volg de onderstaande procedure om scangegevens naar een USB-geheugenapparaat te zenden dat in de USB HOST-poort van dit apparaat is gestoken. 1 2 3 Dit apparaat is compatible met een USB-geheugenapparaat van 4 GB of minder. Plaats het USB-geheugenapparaat in de USB HOST-poort van dit apparaat. Druk in het hoofdscherm (scanmodus) op de toets + of , om “SCAN TO” te selecteren, en druk dan op de toets Select.
Het e-mailadres direct invoeren U kunt het adres (e-mailadres) waar u het scanbestand naartoe wilt sturen, rechtstreeks intypen. 1 U kunt maximaal 16 adressen (totale aantal e-mailadressen uit directe invoer en een LDAP-zoekactie) specificeren. Gebruik in het hoofdscherm (scanmodus) het cijferblok om het bestemmingsadres in te voeren. 2 3 Details voor het invoeren / bewerken van tekst leest u onder “Tekst invoeren” op pagina 353. Na het invoeren van de tekst drukt u op de toets Select.
Wanneer u nog een e-mailadres wilt invoeren, selecteert u ADD in stap 4, en specificeert de bestemming. Wanneer u de gegevens naar een FTP-adres of SMB-adres verzendt, kunt u maar één adres specificeren. Om het gespecificeerde e-mailadres te controleren, selecteert u CHECK/EDIT in stap 4. Om een adres te verwijderen, selecteer CHECK/EDIT in stap 4, en vervolg dan met stap 2 van "Deleting a Specified Destination Address".
Een groepskiesnummer selecteren U kunt maximaal 20 groepskiesnummers opslaan op dit apparaat. (Één groep kan maximaal 50 e-mailadressen omvatten.) Volg de onderstaande procedure om uit de geregistreerde groepskiesnummers e-mailadressen te specificeren als ontvanger van de scangegevens. 1 2 3 4 Voor details over het registreren van e-mailadressen als groepskiesnummers raadpleegt u “Groepskiesnummers opslaan” op pagina 211.
Uit het adresboek selecteren De snelkies- en groepskiesnummers die zijn geregistreerd op dit apparaat zijn opgeslagen in het adresboek. Volg de onderstaande procedure om uit het adresboek een adres te specificeren (e-mailadres, FTP-adres of SMB-adres) als ontvanger van de scangegevens. 1 2 3 4 5 Deze functie is uitsluitend beschikbaar wanneer u gegevens hebt opgenomen in het adresboek.
3 Voer op het cijferblok het zoekwoord (maximaal 10 tekens) in, en druk daarna op de toets Select. Het zoeken begint, en even later ziet u de zoekresultaten. Wanneer er geen treffers zijn, ziet u twee seconden lang NOT FOUND. 4 6 Er wordt gezocht naar tekst die begint met het eerste teken van de maximaal 10 tekens. Wanneer de zoektekst zich in het midden van een woord bevindt, vindt de zoekmachine het woord niet.
1 2 3 Als anonieme toegang wordt gebruikt om informatie te zoeken op een LDAP-server, kan het zijn dat niet de juiste zoekresultaten gevonden worden. Met het hoofdscherm (scanmodus) of Can Use AddressBook zichtbaar drukt u viermaal op de toets AddressBook zodat PHONE BOOK verschijnt. Druk op de toets + of , om LDAP SEARCH te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om NAME of E-MAIL te selecteren, en druk dan op de toets Select.
Wanneer u nog een e-mailadres wilt invoeren, selecteert u ADD in stap 7, en specificeert de bestemming. Voor het bewerken van het e-mailadres selecteert u CHECK/EDIT in stap 7, en gaat u verder met stap 2 van "Editing a Specified Destination Address". Voor het verwijderen van een e-mailadres selecteert u CHECK/EDIT in stap 7, en gaat u verder met stap 2 van "Deleting a Specified Destination Address". U kunt het adres niet bewerken.
2 3 4 Druk op de toets + of , om CHECK/EDIT te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om het e-mailadres te selecteren dat u wilt bewerken, en druk op de toets Select. Bewerk het e-mailadres met behulp van het cijferblok, en druk daarna op de toets Select. 5 6 Details voor het invoeren / bewerken van tekst leest u onder “Tekst invoeren” op pagina 353. U voltooit het bewerken van de adressen met de toets Back.
Adressen opslaan / bewerken U kunt adressen registreren / bewerken in de favorietenlijst, als snelkies- of als groepskiesbestemmingen. Adressen kunt u ook registreren / bewerken met PageScope Web Connection of met LSU (Local Setup Utility) op de bijgevoegde CD/ DVD met toepassingen. Voor details leest u de referentiehandleiding op de documentatie-CD/DVD. Hetzelfde instellingenmenu voor het registreren / bewerken van faxnummers wordt gebruikt voor het registreren / bewerken van adressen.
8 Wanneer u het registreren van adressen wilt afronden, drukt u op de toets + of , om FINISH te selecteren en op de toets Select. Uit de lijst favorieten verwijderen U kunt geregistreerde informatie verwijderen uit de lijst favorieten. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Veranderingen die u hebt aangebracht met behulp van deze procedure zijn niet van toepassing op de originele gegevens (snel- en groepskiesbestemmingen et cetera).
1 2 3 4 5 Snelkiesnummers 221 tot 250 zijn gereserveerd voor het registreren van FTP-adressen en SMB-adressen van Local Setup Utility (LSU) of van PageScope Web Connection. Druk in het hoofdscherm (scanmodus) op de toets + of , om UTILITY te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om DIAL REGISTER te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om SPEED DIAL te selecteren, en druk dan op de toets Select.
1 2 3 4 5 Toetsbewerkingen van het apparaat kunt u niet gebruiken wanneer u een FTP-adres of SMB-adres registreert als snelkiesbestemming. Deze adressen kunnen geregistreerd worden met Local Setup Utility (LSU) of PageScope Web Connection. Voor details leest u de referentiehandleiding op de documentatie-CD/DVD. Snelkiesnummers 221 tot 250 zijn gereserveerd voor het registreren van FTP-adressen en SMB-adressen van Local Setup Utility (LSU) of van PageScope Web Connection.
9 10 Een e-mailadres dat langer is dan 64 tekens kunt u specificeren. Wanneer u dat probeert, verschijnt circa twee seconden lang ADDRESS IS TOO LONG, en een scherm om het bestemmingsadres te specificeren. Om de zoekresultaten te verkleinen, druk de toets Back en voer opnieuw stap 7 uit. Desgewenst voert u de registratienaam in, en drukt u op de toets Select. Desgewenst voert u het e-mailadres in, en drukt u op de toets Select.
7 Bewerk het e-mailadres met behulp van het cijferblok, en druk daarna op de toets Select. De bewerkte instellingen zijn opgeslagen, en het menu DIAL REGISTER verschijnt weer. 210 Wanneer de bewerkte snelkiesbestemming is opgeslagen in de lijst favorieten, of met een groepskiesbestemming, verschijnt een bevestigingsbericht dat u vraagt te bevestigen dat u de bewerkte snelkiesbestemming zo geregistreerd wilt laten, nadat u de bewerking in stap 7 hebt voltooid.
Groepskiesnummers opslaan E-mailadressen kunt u registreren als groepskiesnummers. U kunt maximaal 20 groepskiesnummers registreren. (Één groep kan maximaal 50 e-mailadressen omvatten.) 1 2 3 4 5 De adressen die geregistreerd kunnen worden als groepskiesbestemmingen zijn beperkt tot adressen die geregistreerd zijn als snelkiesbestemmingen of als andere groepskiesbestemmingen. Druk in het hoofdscherm (scanmodus) op de toets + of , om UTILITY te selecteren, en druk dan op de toets Select.
Een groepskiesnummer bewerken / wissen Hier kunt u informatie die is geregistreerd met een groepskiesbestemming bewerken of verwijderen. 1 2 3 4 5 6 Druk in het hoofdscherm (scanmodus) op de toets + of , om UTILITY te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om DIAL REGISTER te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om GROUP DIAL te selecteren, en druk dan op de toets Select.
12 Wanneer u het verwijderen van snelkiesnummers wilt afronden, drukt u op de toets + of , om FINISH te selecteren en drukt u op de toets Select. Wanneer de bewerkte groepskiesbestemming is opgeslagen in de lijst favorieten, verschijnt een bevestigingsbericht dat u vraagt te bevestigen dat u de bewerkte snelkiesbestemming zo geregistreerd wilt laten, nadat u de bewerking in stap 12 hebt voltooid. Wanneer u het geregistreerd wilt laten als het is, selecteert u Yes.
3 Druk op de toets + of , om 150x150 dpi, 300x300 dpi of 600x600 dpi te selecteren, en druk op de toets Select. Het hoofdscherm (scanmodus) verschijnt weer. Als Color of GRAY was geselecteerd voor de scankleur, wordt de resolutie automatisch veranderd in 300×300dpi tijdens scannen, zelfs als 600×600dpi was geselecteerd. De scanmodus selecteren 1 2 3 Druk in het hoofdscherm (scanmodus) op de toets + of , om de huidige scankwaliteit te selecteren, en druk dan op de toets Select.
2 3 Druk op de toets + of , om 2-SIDE te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toetsen + of , om LONG EDGE of SHORT EDGE te selecteren, en druk dan op de toets Select. Het hoofdscherm (scanmodus) verschijnt weer. Details over LONG EDGE en SHORT EDGE leest u “Duplex kopiëren via de ADI” op pagina 180. De scanafmeting instellen U kunt de afmetingen van de scangegevens specificeren. 1 2 De instelling is A4, maar LETTER voor de VS en Canada.
Het onderwerp specificeren Specificeer het onderwerp dat u wilt gebruiken wanneer u gescande gegevens als e-mail verzendt. 1 2 Druk in het hoofdscherm (scanmodus) op de toets + of , om SUBJECT te selecteren, en druk dan op de toets Select. Voer het onderwerp in, en druk daarna op de toets Select. Het hoofdscherm (scanmodus) verschijnt weer. Details voor het invoeren / bewerken van tekst leest u onder “Tekst invoeren” op pagina 353. Met de toets Back verwijdert u het onderwerp weer.
9Verbruiksmaterialen vervangen
Verbruiksmaterialen vervangen Opmerking Wanneer u zich niet houdt aan de instructies zoals die zijn aangegeven in het gebruikershandboek, kan de garantie van uw multifunctionele apparaat vervallen. Opmerking Wanneer een foutmelding (Toner Empty, Trans.Belt Life, et cetera) verschijnt, drukt u de configuratiepagina af, en controleert u de status van de andere verbruiksmaterialen. Details over foutmeldingen leest u onder “Storingsmeldingen” op pagina 315.
Opmerking Gebruik geen opnieuw gevulde of niet-toegestane tonercartridges. Door schade aan het functionele apparaat of kwaliteitsproblemen die ontstaan zijn door een opnieuw gevulde of niet toegestane tonercartridge vervalt de garantie. Het verhelpen van dergelijke problemen behoort niet tot de taak van de servicedienst. Raadpleeg bij het vervangen van tonercartridges de onderstaande tabel.
Machine Machine onder- Type tonercartridge -type deelnummer AU GC A0FD 052 A0FD 082 Tonercartridge onderdeelnummer Standaard tonercartridge: geel (Y) A0DK 291 Standaard tonercartridge: magenta (M) A0DK 391 Standaard tonercartridge: cyaan (C) A0DK 491 Grote tonercartridge: zwart (K) A0DK 192 Grote tonercartridge: geel (Y) A0DK 292 Grote tonercartridge: magenta (M) A0DK 392 Grote tonercartridge: cyaan (C) A0DK 492 Standaard tonercartridge: geel (Y) A0DK 281 Standaard tonercartridge:
Plaats de cartridge nooit op de kant of op de kop, houd hem niet verticaal en draai hem geen 180°. Daardoor kan de toner in de cartridges klonten vormen of ongelijkmatig worden verdeeld. Y Bescherm de cartridges tegen zouthoudende lucht en bijtende gassen zoals sprays.
De tonercartridge vervangen Opmerking Zorg ervoor dat u bij het vervangen van een tonercartridge geen toner morst. Als u toner morst, veeg het dan direct op met een zachte, droge doek. Wanneer MACHINE SETTING/TONER EMPTY in het menu UTILITY is ingesteld op STOP, verschijnt het bericht TONER EMPTY/CHANGE X TONER (waar “X” op de tonerkleur duidt) wanneer de tonercartridge bijna op is. Volg de onderstaande stappen bij het vervangen van de tonercartridge.
4 Trek de hendel naar beneden om de grendel los te halen. Y Y 5 Pak de hendel van de tonercartridge die u wilt vervangen, en trek de cartridge eruit. De volgende instructies tonen de procedure voor het vervangen van de tonercartridge (Y). Y Y Opmerking Voer de gebruikte tonercartridge af volgens de plaatselijke voorschriften. Verbrand de cartridge niet. Voor details leest u “De tonercartridge” op pagina 218. 6 7 Controleer de kleur van de nieuwe tonercartridge die u wilt installeren.
8 Schud de cartridge om de toner te verdelen. 3 Y 9 Controleer of de tonercartridge dezelfde kleur heeft als het onderdeel van het apparaat, en steek de tonercartridge in het apparaat. Y Y 10 Controleer of de tonercartridge stevig is geïnstalleerd, en trek dan de beschermende film eraf.
11 Til de voorste hendel op naar zijn originele positie. Y Y 12 Trek de hendel naar links zodat hij in zijn plaats valt. 13 U moet de voorste hendel stevig terugplaatsen in zijn originele positie, anders kunt u het voordeksel van het apparaat niet sluiten. Y Sluit de voorklep.
Een beeldeenheid vervangen Raadpleeg bij het vervangen van een beeldeenheid de onderstaande tabel. Om een betrouwbare, goede afdrukkwaliteit en -prestatie te krijgen, moet uitsluitend de echte beeldeenheden van KONICA MINOLTA voor uw printertype volgens de onderstaande lijst gebruiken. Het apparaattype en de artikelnummers van de beeldeenheden vindt u op de sticker voor de nabestelling van verbruiksmaterialen aan de binnenkant van het bovenste deksel.
Opmerking Raak het drumoppervlak van de OPC niet aan. Dat kan de beeldkwaliteit verminderen. P U S H Y We adviseren u de aangegeven beeldeenheid te vervangen wanneer het bericht I-UNIT END/REPLACE X verschijnt. 1 2 Controleer het berichtvenster om te zien welke kleurenbeeldeenheden u moet vervangen. Open het voordeksel van het apparaat.
3 Trek de voorste hendel van de aangeduide kleurtonercartridge naar rechts. Y M C K De vervangingsprocedure voor de beeldeenheid is hetzelfde voor alle kleuren (geel: Y, magenta: M, cyaan: C, en zwart: K). De volgende instructies tonen de procedure voor het vervangen van de tonercartridge (K). 4 K Trek de hendel naar beneden om de grendel los te halen.
Opmerking Verwijder de gebruikte beeldeenheid volgens de plaatselijke voorschriften. Verbrand de beeldeenheid niet. 6 Controleer de kleur van de nieuwe beeldeenheid die u wilt installeren. 7 Laat de beeldeenheid in de zak totdat u stap 5 hebt verricht, om morsen te vermijden. Neem de beeldeenheid uit de zak. PU SH K 8 SH PU Houd de beeldeenheid met beide handen vast, en schud hem dan tweemaal zoals weergegeven in de afbeelding. Y Pak de onderzijde van de zak beet.
9 Verwijder alle verpakkingsplakband van de beeldeenheid. P U S H K 10 Verwijder de beschermende afdekking van de beeldeenheid. Na het verdraaien verschuift de beschermende afdekking. P U S H K 11 230 Controleer of de nieuwe beeldeenheid dezelfde kleur heeft als het onderdeel van het apparaat, en installeer de beeldeenheid in het apparaat.
12 Til de voorste hendel op naar zijn originele positie. K K 13 Trek de hendel naar links zodat hij in zijn plaats valt. U moet de voorste hendel stevig terugplaatsen in zijn originele positie, anders kunt u het voordeksel van het apparaat niet sluiten. K 14 Sluit de voorklep.
De fles voor afvaltoner vervangen Wanneer de fles voor afvaltoner vol wordt, verschijnt het bericht WASTE TONER FULL/REPLACE BOTTLE in het berichtenvenster. Het apparaat stopt, en start niet weer voordat u de fles voor afvaltoner hebt vervangen. 1 2 Open het voordeksel van het apparaat. Draai de draaischakelaar op de fles voor afvaltoner tegen de klok in naar de vrijgavepositie.
3 4 Open de linker en rechter hendels van de fles voor afvaltoner. Pak de linker en rechter hendels van de fles voor afvaltoner, en trek de fles er langzaam uit. 5 Ga zorgvuldig te werk, omdat u afvaltoner zou kunnen morsen bij het verwijderen van de fles. Neem de nieuwe fles voor afvaltoner uit de verpakking. Plaats de gebruikte fles voor afvaltoner in de plastic zak uit de doos, en doe hem in de doos. Opmerking Verwijder de gebruikte fles voor afvaltoner volgens de plaatselijke voorschriften.
6 7 Schuif de fles voor afvaltoner helemaal in het apparaat. Draai de draaischakelaar met de klok mee tot de fles in de vergrendelpositie staat.
8 Sluit de voorklep. Wanneer de fles niet geheel in het apparaat is gestoken of de draaischakelaar niet is vergrendeld, kunt u het voordeksel van het apparaat niet sluiten. De transportrol vervangen Wanneer het tijd wordt dat u de transportrol vervangt, verschijnt het bericht Trans. Roll. Life . Na het verschijnen van dit bericht kunt u blijven afdrukken, maar eigenlijk moet u de rol onmiddellijk vervangen, want de afdrukkwaliteit vermindert.
236 2 Beweeg de hendel naar u toe. 3 Verwijder de transportrol.
4 5 6 Maak een nieuwe transportrol klaar voor gebruik. Plaats de as van de transportrol in de lagers. Beweeg de hendels van u af tot hij op zijn plaats klikt.
7 8 9 238 Sluit de rechter deur. Stel de teller op zijn beginwaarden terug met ADMIN. MANAGEMENT/ SUPPLIES REPLACE/TRANSFER ROLLER in het menu UTILITY. Vervang het ozonfilter met behulp van de volgende procedure.
Het ozonfilter vervangen 1 2 Verwijder het ozonfilter uit het apparaat. Schuif het nieuwe ozonfilter in het apparaat tot hij op zijn plaats klikt.
De eenheid transportriem vervangen Wanneer het tijd wordt dat u de eenheid transportriem vervangt, verschijnt het bericht Trans. Belt Life . Na het verschijnen van dit bericht kunt u blijven afdrukken, maar eigenlijk moet u de eenheid transportriem onmiddellijk vervangen, want de afdrukkwaliteit vermindert. 1 2 Schakel het apparaat uit en trek daarna de net- en interfacekabels eruit. Trek aan de hendel en open de rechter deur. 240 Voordat u de rechter deur opent, vouwt u lade 1 omhoog.
3 4 5 Draai met een muntstuk de bevestigingsbouten van de eenheid transportriem los. Open het voordeksel van het apparaat. De fles voor afvaltoner verwijderen. Details over het verwijderen van de fles voor afvaltoner leest u onder “De fles voor afvaltoner vervangen” op pagina 232.
6 Verwijder alle beeldeenheden. Details over het verwijderen van de beeldeenheid leest u onder “Een beeldeenheid vervangen” op pagina 226. K Dek de verwijderde beeldeenheid af tegen direct zonlicht. K K K Y M C 7 242 Verwijder de uitvoerlade.
8 9 Open het linker zijdeksel. Aan de linker kant trekt u de blauwe sluiterhendel voor de eenheid overdrachtriem naar rechts. 10 Verplaats de blauwe hendel niet. Houd de arm vast, en trek de eenheid transportriem er voorzichtig uit.
11 Maak een nieuwe eenheid transportriem klaar voor gebruik. 12 13 244 Raak nooit het riemoppervlak aan. Verplaats de blauwe hendel niet. Verwijder alle verpakkingsplakband van de nieuwe eenheid transportriem. Verwijder de beschermende afdekking van de nieuwe eenheid transportriem.
14 Schuif de nieuwe eenheid transportriem langs de rails. 15 Sluit het linker zijdeksel. 16 Plaats de uitvoerlade.
17 18 246 Draai vanaf de rechter deurzijde de bouten aan om de eenheid transportriem te bevestigen. Sluit de rechter deur.
19 Installeer alle beeldeenheden. Details over het installeren van de beeldeenheid leest u onder “Een beeldeenheid vervangen” op pagina 226. K Y M C K K 20 Installeer de fles voor afvaltoner. Details over het installeren van de fles voor afvaltoner leest u onder “De fles voor afvaltoner vervangen” op pagina 232.
21 22 23 Sluit de voorklep. Plaats de stekker weer in het stopcontact, en zet het apparaat aan. Stel de teller op zijn beginwaarden terug met ADMIN. MANAGEMENT/ SUPPLIES REPLACE/TRANSFER BELT in het menu UTILITY. De fixeereenheid vervangen Wanneer het tijd wordt dat u de fixeereenheid vervangt, verschijnt het bericht Fuser Unit Life. Na het verschijnen van dit bericht kunt u blijven afdrukken, maar eigenlijk moet u de fixeereenheid onmiddellijk vervangen, want de afdrukkwaliteit vermindert.
1 Schakel het apparaat uit en trek daarna de net- en interfacekabels eruit. Opmerking Dit apparaat heeft erg hete inwendige onderdelen. Voordat u de fixeereenheid vervangt, wacht u circa 20 minuten nadat u het apparaat hebt uitgezet, en controleert u of het fixeergedeelte de kamertemperatuur heeft bereikt; anders kunt u brandwonden oplopen. 2 Open het voordeksel van het apparaat.
3 4 Sluit de scannereenheid langzaam. Trek aan de hendel en open de rechter deur. 5 250 Voordat u de rechter deur opent, vouwt u lade 1 omhoog. Draai met een muntstuk de bevestigingsbouten van de fixeereenheid los.
6 7 Verwijder de fixeereenheid. Maak een nieuwe fixeereenheid klaar voor gebruik. 8 Raak nooit het oppervlak van de fixeerrol aan. Plaats de fixeereenheid.
9 10 11 12 252 Draai de twee bevestigingsbouten van de fixeereenheid vast. Sluit de rechter deur; laat de scannereenheid langzaam zakken, en sluit het voordeksel. Plaats de stekker weer in het stopcontact, en zet het apparaat aan. Stel de teller op zijn beginwaarden terug met ADMIN. MANAGEMENT/ SUPPLIES REPLACE/FUSER UNIT in het menu UTILITY.
10Onderhoud 10
Onderhoud van het apparaat PAS OP Lees zorgvuldig alle plakplaatjes met gevarenaanduidingen, en volg de aanwijzingen die daarop staan beslist op. Deze plakplaatjes bevinden zich aan de binnenkant van de deksels van het apparaat aan de binnenkant van de behuizing van het apparaat. Behandel de machine voorzichtig, om de levensduur te verlengen en beschadigingen te vermijden. Het niet volgens de voorschriften omgaan met het apparaat kan ertoe leiden dat de garantie vervalt.
Test de werking van een reinigingsmiddel (bijvoorbeeld een zacht reinigingsmiddel) altijd eerst op een niet opvallende plaats van de behuizing. Gebruik nooit scherpe of ruwe hulpmiddelen zoals een draad of kunststof spons. Sluit het voordeksel van het apparaat altijd behoedzaam. Stel het apparaat nooit bloot aan trillingen. Schakel het apparaat uit en laat het afkoelen voordat u het afdekt met een beschermhoes. Schakel hem uit en wacht tot hij is afgekoeld.
PAS OP Mocht er toner in uw ogen komen, spoel de ogen dan direct uit met koud water en consulteer een arts. Controleer zorgvuldig of alle gedurende de reiniging gedemonteerde onderdelen weer gemonteerd zijn, voordat u de stekker er weer insteekt. Het apparaat reinigen PAS OP Schakel het apparaat beslist uit en trek daarna de stekker eruit voordat u met reinigingswerkzaamheden begint.
Buitenkant Ventilatiegleuven Bedienpaneel Behuizing Glasplaat Het apparaat reinigen Bovenklep 257
Mediarollen Verzameld papierstof en andere gruis op de mediarollen kan leiden tot toevoerproblemen bij het papier. De mediatoevoerrollen schoonmaken (handmatige toevoerlade) 1 2 258 Open lade 1. Druk in het midden van de plaat die het papier optilt, tot de linker en rechter vergrendellippen (wit) op hun plaats vastklikken.
3 4 Reinig de invoerrollen met een zachte, droge doek. Sluit de lade.
De mediatoevoerrollen reinigen (lade 2 / 3) 1 2 3 260 Trek de lade eruit. Reinig de invoerrollen met een zachte, droge doek. Sluit de lade.
De mediatoevoerrollen voor lade 3 reinigen 1 Open de rechter zijklep van lade 3. 2 3 Voordat u de rechter zijklep van lade 3 opent, vouwt u lade 1 omhoog. Reinig de mediatoevoerrollen met een zachte, droge doek. Sluit de rechter zijklep van lade 3.
De mediatoevoerrollen voor de ADI reinigen 1 2 3 262 Open de toevoerklep van de ADI. Reinig de invoerrollen met een zachte, droge doek. Sluit de toevoerklep van de ADI.
De mediatoevoerrollen voor de Duplex reinigen 1 Trek aan de hendel en open de rechter deur. 2 3 Voordat u de rechter deur opent, vouwt u lade 1 omhoog. Reinig de invoerrollen met een zachte, droge doek. Sluit de rechter deur.
Laserlens Dit apparaat heeft vier laserlenzen. Reinig alle lenzen zoals hieronder beschreven. Bevestig het reinigingsgereedschap voor de laserlens aan de binnenzijde van de voorklep. 1 2 3 264 Open de voorklep van het apparaat, en verwijder het reinigingsgereedschap van de voorklep van het apparaat. Plaats het reinigingsgereedschap voor de laserlens in de reinigingsopening van de laserlens, trek hem eruit, en herhaal de heen- en weerbeweging twee of drie keer.
4 5 Het reinigingsgereedschap voor de laserlens wordt bij het apparaat geleverd. Bewaar het reinigingsgereedschap voor de laserlens op een veilige locatie, zodat u het niet kwijtraakt. Plaats het reinigingsgereedschap voor de laserlens weer in zijn houder aan de binnenzijde van de voorklep. Sluit de voorklep.
266 Het apparaat reinigen
11Problemen oplossen 11
Inleiding Dit hoofdstuk bevat informatie, waarmee u eventuele problemen die zich bij uw apparaat voordoen, kunt verhelpen. In ieder geval zult u hier de geschikte informatie of verwijzingen kunnen vinden.
Een configuratiepagina afdrukken 1 Druk in het hoofdscherm op de toets + of , om REPORT/STATUS te 2 3 4 selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om REPORT te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets + of , om CONFIGURATION PAGE te selecteren, en druk dan op de toets Select. Druk op de toets Start-B&W of de toets Start-Color.
De scanner ontgrendelen 1 Klap het ADI-deksel omhoog. 2 270 Schuif de vergrendelknop van de scanner naar . 3 Sluit de klep van de ADI. 4 Schakel de machine uit, en zet haar dan weer aan.
Het vastlopen van papier vermijden Zorg ervoor dat...
Het mediatraject begrijpen Voor het lokaliseren van vastgelopen papier is het belangrijk dat u weet hoe de media door het apparaat lopen. 1. ADI mediatoevoerrollen 1 2. Documenttoevoerlade 2 3 3. Documentuitvoerlade 4. Tonercartridge 5. Fixeereenheid Documenttraject 6. Duplex 7. Lade 1 (lade voor handmatige toevoer) 8. Lade 3 (optionele onderste toevoereenheid) 4 13 5 9. Lade 2 11 10. Laser 10 11. Beeldeenheid 9 12. Eenheid transportriem 8 13.
PAS OP Niet gefixeerde toner kan uw handen, uw kleding en alle voorwerpen waarmee deze in aanraking komt, vuil maken. Mocht er echter toner op uw kleding zijn gekomen, probeer die er dan eerst voorzichtig af te borstelen. Eventueel nog aanwezige tonerresten kunt u dan met koud (nooit met warm) water afwassen. Wanneer uw huid met toner in aanraking komt, kunt u die gewoon met water of een neutraal reinigingsmiddel afwassen.
Melding van vastgelopen papier Paginareferentie DUPLEX UPPER JAM pagina 285 OPEN RIGHT DOOR pagina 274 MP TRAY JAM OPEN RIGHT DOOR pagina 292 HORIZONTAL TRANS JAM OPEN FRONT COVER UP SCANNER UNIT pagina 292 OUTPUT JAM OPEN FRONT COVER UP SCANNER UNIT pagina 290 SWITCH BACK JAM OPEN FRONT COVER UP SCANNER UNIT pagina 283 ORIGINAL DOC. JAM OPEN DOC.FEED COVER Vastgelopen papier uit lade 1 (handmatige toevoerlade) en transportrol verwijderen 1 Trek aan de hendel en open de rechter deur.
2 Trek de vastgelopen media er voorzichtig uit. PAS OP Het gedeelte rond de fixeereenheid is erg heet. Iets anders dan de aangegeven hendels aanraken, kan leiden tot brandwonden. Bij brandwonden moet u de huid onmiddellijk onder koud water koelen, en dan professionele medische verzorging opzoeken.
Opmerking Wanneer u de beeldeenheid of de transportrol aanraakt, kan dat leiden tot een lagere afdrukkwaliteit. Raak nooit het oppervlak van de beeldtransportriem of de transportrol aan. 3 276 Sluit de rechter deur.
Vastgelopen papier in lade 2 verwijderen 1 Trek aan de hendel en open de rechter deur. 2 Voordat u de rechter deur opent, vouwt u lade 1 omhoog. Trek de vastgelopen media er voorzichtig uit.
PAS OP Het gedeelte rond de fixeereenheid is erg heet. Iets anders dan de aangegeven hendels aanraken, kan leiden tot brandwonden. Bij brandwonden moet u de huid onmiddellijk onder koud water koelen, en dan professionele medische verzorging opzoeken. Opmerking Wanneer u de beeldeenheid of de transportrol aanraakt, kan dat leiden tot een lagere afdrukkwaliteit. Raak nooit het oppervlak van de beeldtransportriem of de transportrol aan.
3 4 5 Sluit de rechter deur. Trek lade 2 eruit, en verwijder dan alle media uit de lade. Waaier de media die u eruit hebt genomen en lijn ze goed uit.
6 7 Plaats het papier met de te bedrukken kant naar boven in lade 2. Controleer of de media glad liggen. Het papier mag niet boven de markering , uitkomen. Schuif de papiergeleidingen tot aan de papierranden. Sluit lade 2. Vastgelopen papier in lade 3 verwijderen 1 Open de rechter zijklep van lade 3. 280 Voordat u de rechter zijklep van lade 3 opent, vouwt u lade 1 omhoog.
2 3 4 Trek de vastgelopen media er voorzichtig uit. Sluit de rechter zijklep van lade 3. Trek lade 3 eruit, en verwijder dan alle media uit de lade.
5 6 7 282 Waaier het papier die u eruit hebt genomen en lijn het goed uit. Plaats het papier met de te bedrukken kant naar boven in lade 3. Controleer of het papier glad ligt. Het papier mag niet boven de markering , uitkomen. Schuif de papiergeleidingen tot aan de papierranden. Sluit lade 3.
Vastgelopen papier in de ADI verwijderen 1 2 3 Open de toevoerklep van de ADI. Verwijder alle documenten uit de documentinvoer van de ADI. Klap het ADI-deksel omhoog.
4 284 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 5 Sluit de klep van de ADI. 6 Sluit de toevoerklep van de ADI.
Vastgelopen papier in de Duplex verwijderen 1 Trek aan de hendel en open de rechter deur. 2 3 Voordat u de rechter deur opent, vouwt u lade 1 omhoog. Trek de vastgelopen media er voorzichtig uit. Sluit de rechter deur.
Vastgelopen papier in de fixeereenheid verwijderen 1 2 3 Open het voordeksel van het apparaat. Til de scannereenheid langzaam op, en open het deksel. Trek aan de hendel en open de rechter zijklep. 286 Voordat u de rechter deur opent, vouwt u lade 1 omhoog.
4 5 Druk de hendels van het deksel van de fixeereenheid omhoog, en open het deksel. Trek de vastgelopen media er voorzichtig uit. Wanneer u het vastgelopen papier er niet naar beneden kunt uittrekken, trekt u het vanaf de bovenkant van de fixeereenheid.
Wanneer het papier kreukelt en vastloopt in de fixeereenheid, opent u het deksel van de eenheid, en verwijdert u het papier. PAS OP Het gedeelte rond de fixeereenheid is erg heet. Iets anders dan de aangegeven hendels aanraken, kan leiden tot brandwonden. Bij brandwonden moet u de huid onmiddellijk onder koud water koelen, en dan professionele medische verzorging opzoeken.
Opmerking Wanneer u de beeldeenheid of de transportrol aanraakt, kan dat leiden tot een lagere afdrukkwaliteit. Raak nooit het oppervlak van de beeldtransportriem of de transportrol aan. 6 Druk de hendels omlaag.
7 Sluit de rechter deur; laat de scannereenheid langzaam zakken, en sluit het voordeksel. Vastgelopen papier in de omkeerinrichting verwijderen 1 2 290 Open het voordeksel van het apparaat. Til de scannereenheid langzaam op, en open het deksel.
3 4 5 Sluit langzaam het deksel van de horizontale transporteenheid. Trek de vastgelopen media er voorzichtig uit. Sluit langzaam de scannereenheid.
6 Sluit de voorklep. Vastgelopen papier uit het horizontale transportgedeelte verwijderen 1 292 Open het voordeksel van het apparaat.
2 3 4 Til de scannereenheid langzaam op, en open het deksel. Trek de vastgelopen media er voorzichtig uit. Sluit het deksel, en laat de scannereenheid langzaam zakken.
5 294 Sluit de voorklep.
Problemen bij het vastlopen van papier oplossen Wanneer het papier vaak op een bepaalde locatie vastloopt, moet u dit gedeelte controleren, repareren of reinigen. Ook bij het gebruik van niet ondersteunde papiersoorten of documenten loopt het papier vaker vast. Symptoom Oorzaak Oplossing Het apparaat transporteert meer bladen gelijktijdig. Er steken bladen uit de stapel aan de voorkant. Verwijder de media en stapel ze recht. Leg het materiaal er dan weer in. De media zijn vochtig.
Symptoom Oorzaak Oplossing Vastlopers bij Duplex U gebruikt niet-ondersteund drukmateriaal (verkeerd formaat, verkeerde dikte, verkeerde soort et cetera). Gebruik de door KONICA MINOLTA aanbevolen media. Zie “Specificaties” op pagina 116. Raadpleeg ook http://printer.konicaminolta.com voor een complete lijst van momenteel goedgekeurde drukmaterialen. Normaal papier en hergebruikt papier kunt u automatisch aan beide zijden bedrukken, wanneer het mediatype correct is ingesteld in het stuurprogramma.
Symptoom Oorzaak Oplossing Het papier loopt vast. Het papier ligt niet goed in de lade. Verwijder het vastgelopen papier, en plaats de media correct in de lade. Het aantal vel in de lade overschrijdt het maximumaantal vellen. Verwijder de overmaat aan papier, en plaats de juiste hoeveelheid media in de lade. De documentgeleiders zijn niet correct ingesteld op de media-afmetingen. Stel de documentgeleiders van lade 1 goed in op de breedte van de media.
Symptoom Oorzaak Oplossing Het papier loopt vast. Enveloppen liggen de Plaats de enveloppen zodanig in lade verkeerde kant op in 1 dat de kleppen naar boven wijzen. lade 1. Bevinden zich de kleppen aan de lange kant, plaats de enveloppen dan met de kleppen naar het apparaat toe, en met de klepkant naar boven. Transparanten hebben opgehoopte statische elektriciteit in de lade. Neem de transparanten eruit en laad ze vel voor vel in lade 1. Transparanten mag u vóór het plaatsen niet uitwaaieren.
Andere problemen oplossen KONICA MINOLTA verbruiksmaterialen bestelt u op www.q-shop.com. Symptoom Oorzaak Het appaDe stekker zit niet raat krijgt goed in het stopcongeen stroom. tact. Oplossing Schakel het apparaat uit, controleer of de stekker goed in het stopcontact zit en schakel het apparaat weer in. Er zijn problemen met Sluit een ander elektrisch apparaat het stopcontact aan op het betreffende stopcontact en waarop het apparaat controleer of dit apparaat goed werkt. is aangesloten.
Symptoom Oorzaak U kunt geen foto’s afdrukken vanaf de digitale camera. De aangesloten digi- Gebruik een digitale camera die comtale camera is niet patibel is met PictBridge. compatibel met PictBridge. Afdrukken van een USB-stick is niet mogelijk. Oplossing De overdrachtmodus Stel de overdrachtmodus van de digivan de digitale tale camera in op PictBridge. camera is niet ingesteld op PictBridge. CAMERA DIRECT Verander de instelling voor UTI- voor dit apparaat is ingesteld op DISABLE. LITY/ADMIN.
Symptoom Oorzaak Oplossing Een tonercartridge is Installeer een correcte KONICA MINOLTA tonercartridge die is voor een ander goedgekeurd voor uw apparaat. gebied bestemd of het is een niet-aanbevolen cartridge (Wrong Toner X verschijnt in het berichtvenster). Wanneer bij de Wacht even. Geen maatregelen nodig. afdruktaaktransmissi e in de kopieermodus een storing is waargenomen, duurt het even om de storing te verwerken en het afdrukken te hervatten.
Symptoom Oorzaak Oplossing Sommige delen van het beeld gaan verloren bij het kopiëren van 2in1 (4in1). Bij het afdrukken van enveloppen werd de zoomfactor gespecificeerd, en vervolgens werd 2in1 (4in1) kopieren ingesteld. Bij het 2in1 (4in1) kopiëren wordt de zoomfactor automatisch ingesteld. Voor 2in1 (4in1) kopiëren op media met een smal afdrukgebied (zoals enveloppen) stelt u 2in1 (4in1) kopiëren in, en dan de zoomfactor (indien nodig).
Symptoom Oorzaak Oplossing Bij N-voudig en duplexpagina’s selecteert u Collate only op het tabblad Basic van het printerstuurprogramma. In de toepassing deactiveert u Collation. Het duurt erg lang om scandata naar de USB-stick te transfereren. De reactietijd kan lang zijn afhankelijk van de soort USB-stick die wordt gebruikt. Wacht totdat het transfereren is beëindigd. Het is niet Er is een fout opge- Corrigeer de oorzaak van de fout en mogelijk om treden in de kopieer- activeer dan een andere modus.
304 Symptoom Oorzaak Oplossing Bij het kopiëren of scannen met de ADI verschijnt een streep aan het einde van de afbeelding of document (5 tot 6 mm). Mogelijkerwijs ontWanneer op de kopie na het kopiëren stond er bij de over- een streep verschijnt, vergroot u de dracht via de ADI een kopieerdichtheid met 1 stap. storing. Wanneer er in de afbeelding na het scannen een streep verschijnt, moet u voor het scannen de glasplaat gebruiken. U kunt niet Envelope DL, Envekopiëren met lope Monarch, of de ADI.
Symptoom Oorzaak Oplossing Het drukma- Het drukmateriaal is Haal de vochtige media eruit en verteriaal is ver- vanwege de omgevang ze door nieuw, droog materiaal. kreukeld. vingsvoorwaarden vochtig of er is water op gekomen. De transportrol of de Controleer ze op beschadigingen. fixeereenheid is Meld eventuele storingen aan de serdefect. vicedienst. U gebruikt niet-ondersteund drukmateriaal (verkeerd formaat, verkeerde dikte, verkeerde soort et cetera).
Problemen met de drukkwaliteit oplossen Symptoom Oorzaak Oplossing Er wordt niets afgedrukt, of de afgedrukte pagina heeft lege vlakken. Eén of meer tonerHaal de tonercartridges eruit en concartridges is mogelij- troleer of er één is beschadigd. kerwijze beschadigd. Eén of meer beeldHaal de beeldeenheden eruit en coneenheden is mogelij- troleer op beschadigingen. Vervang ze kerwijze beschadigd. als ze beschadigd zijn. De media zijn vochtig. Verander de luchtvochtigheid voor de mediaopslag.
Symptoom Oorzaak Oplossing Beeld is te licht, beelddichtheid is te gering. De laserlens is vuil. Reinig de laserlens. De kopieerdichtheid staat te licht. Selecteer een donkerder kopieerdichtheid. De media zijn vochtig. Haal het vochtige drukmateriaal uit de lade en vervang het door nieuw, droog materiaal. De tonercartridge is bijna leeg. Vervang de tonercartridge. Eén of meer tonercar- Haal de tonercartridges eruit en contridges is mogelijker- troleer op beschadigingen.
Symptoom Oorzaak Oplossing Het beeld is vaag, de achtergrond is een beetje vuil, de glans van de afbeelding is verdwenen. Eén of meer tonercar- Haal de tonercartridges eruit en contridges is mogelijker- troleer op beschadigingen. Vervang ze wijze beschadigd. als ze beschadigd zijn. Eén of meer beeldHaal de beeldeenheden eruit en coneenheden is mogelij- troleer op beschadigingen. Vervang ze kerwijze beschadigd. als ze beschadigd zijn. De glasplaat is vies. Maak de glasplaat schoon.
Symptoom Oorzaak Oplossing Eén of meer beeldHaal de beeldeenheden eruit en coneenheden is bescha- troleer op beschadigingen. Vervang ze digd. als ze beschadigd zijn. Het beeld is onvoldoende gefixeerd of het kan er worden afgewreven. De media zijn vochtig. Haal de vochtige media eruit en vervang ze door nieuw, droog materiaal. U gebruikt niet-ondersteund drukmateriaal (verkeerd formaat, verkeerde dikte, verkeerde soort et cetera). Gebruik de door KONICA MINOLTA aanbevolen media.
Symptoom Oorzaak Oplossing Er zijn tonervlekken aan de achterkant van het vel (het doet er niet toe of het blad aan beide zijden bedrukt is). De transportrol is vuil. Reinig de transportrol. Wanneer de transportrol moet worden vervangen, moet u de storing bij de servicedienst melden. De papierweg is door Druk een aantal lege pagina’s af, en toner vervuild. het teveel aan toner moet verdwijnen. Eén of meer tonercar- Haal de tonercartridges eruit en contridges is misschien troleer op beschadigingen.
Symptoom Oorzaak Oplossing Horizontale lijnen of strepen op het beeld Het apparaat staat niet horizontaal. Plaats het apparaat op een vlak, stabiel oppervlak. De papierweg is door Druk meer lege pagina’s af, daardoor toner vervuild. moet het te veel aan toner verdwijnen. Eén of meer tonercar- Haal de tonercartridges eruit en contridges is mogelijker- troleer op beschadigingen. Vervang ze wijze beschadigd. als ze beschadigd zijn.
Symptoom Oorzaak Oplossing Lijnen worden niet in kleur gedrukt. Wordt de optie lijnweergave met de resolutie 2400 x 600 dpi gecombineerd, moet u de kleuraanpassing deactiveren. Op het tabblad Quality van het printerstuurprogramma deactiveert u de kleuraanpassing. Kies een lagere resolutie 1200 x 600 of 600 x 600 dpi. Slechte Eén of meer beeldHaal de beeldeenheden eruit en conkleurweereenheden is mogelij- troleer op beschadigingen. Vervang ze gave of wei- kerwijze beschadigd. als ze beschadigd zijn.
Status-, storings- en servicemeldingen Status, storing- en servicemeldingen komen in het venster van het bedienpaneel. Deze meldingen bevatten informatie voor de status van uw apparaat, en helpen u de oorzaak van vele problemen te lokaliseren. Wanneer de reden voor de melding is gecorrigeerd, verdwijnt de betreffende melding uit het venster. Statusmeldingen Deze melding... betekent... Doe dit... ACCEPTED Het apparaat past de instellingen toe. Geen maatregelen nodig.
Deze melding... betekent... PLEASE WAIT! De AIDC-kleurcalibratie wordt uitgevoerd. Doe dit... De AIDC-kleurcalibratie wordt automatisch uitgevoerd in de volgende gevallen. wanneer de machine aan staat wanneer de machine uit de energiebesparingsstand (slaapstand) komt wanneer de machine opnieuw is opgestart nadat er instellingen zijn gewijzigd. nadat een tonercartridge is vervangen Dit proces garandeert optimale afdrukkwaliteit.
Storingsmeldingen Voor details over fax-storingsmeldingen leest u de gebruikershandleiding voor het faxapparaat op de documentatie-CD/ DVD. Deze melding... betekent... 2-SIDED SCAN SETTING Het document is niet in de ADI SET ORIGINAL TO ADFR geladen, terwijl duplex (dubbelzijdig) scannen is ingesteld. Doe dit... Plaats het document in de ADI. ADDRESS IS TOO LONG Het e-mailadres dat van de LDAP-server is ontvangen, is langer dan 64 tekens.
Deze melding... betekent... Doe dit... COMMUNICATION ERROR Bij het verzenden van gegevens in de scanmodus werd de verbinding met het USB-geheugenapp araat onderbroken. Controleer de aansluiting met het USB-geheugenappara at, en probeer daarna de gegevens opnieuw te verzenden. Bij het verzenden van gegevens in de scanmodus werd de verbinding met de server onderbroken. Controleer de instellingen in het menu NETWORK SETTING en probeer de gegevens dan opnieuw te verzenden.
Deze melding... betekent... Doe dit... HOLD JOB ERROR Omdat lade 3 niet geïnstalleerd is, kunnen opgeslagen taken niet afgedrukt worden. Installeer lade 3 om de taken af te drukken en probeer dan opnieuw de opgeslagen taken af te drukken. NO TRAY3 ILLEGAL MEMORY CARD Er is een Installeer een incompatible compatibele CompactFlash-kaart CompactFlash-kaart. geïnstalleerd. Er is een vaste schijf geïnstalleerd die is geformatteerd met een andere machine.
Deze melding... betekent... Doe dit... HDD Er is een taak voor opslag ontvangen hoewel het vaste-schijfpakket niet geïnstalleerd is op de machine. Verwijder taken opgeslagen op de vaste schijf of formatteer de betreffende gebruikersruimte. NEAR FULL INCORRECT TONER CHANGE x TONER De aangegeven Vervang de tonercartridge is niet aangegeven correct. tonercartridge door een correcte. INCORRECT PAPER SIZE Het in de lade ingestelde papierformaat is verkeerd.
Deze melding... betekent... Doe dit... MEMORY FILE FULL Het maximumaantal van 1.024 beeldgegevensbest anden is bereikt. Schakel het apparaat uit en na enige seconden weer aan. Verminder de af te drukken hoeveelheid gegevens (bijvoorbeeld door een geringere resolutie) en probeer opnieuw af te drukken. MEMORY FULL Het apparaat heeft meer gegevens ontvangen dan het in het interne geheugen kan verwerken. Schakel het apparaat uit en na enige seconden weer aan.
Deze melding... betekent... NO SUITABLE PAPER Er is geen papier in Plaats papier in een de papierlade papierlade dat geschikt geplaatst dat is voor afdrukken. geschikt is voor afdrukken. LOAD PAPER (xxx) NON SUPPORT MEMORY CARD NOT E-MAIL ADDRESS Doe dit... Er is een CompactFlash-kaart geïnstalleerd die niet wordt ondersteund door deze machine. Installeer een CompactFlash-kaart die wordt ondersteund door deze machine.
Deze melding... betekent... Doe dit... OVER SEARCH TIME Communicatie met de LDAP-server is onderbroken. Herstel de communicatie met de LDAP-server. PAPER EMPTY In de aangegeven papierlade bevindt zich geen papier meer. Plaats papier in de aangegeven lade. Het juiste formaat papier is niet in de papierlade geplaatst. Plaats het juiste formaat papier in de papierlade.
Deze melding... betekent... Doe dit... THE PARTY IS FULL Het maximumaantal van 236 bestemmingen voor de scangegevens is bereikt. Verzend de gegevens, en probeer dan nogmaals te scannen. Wis anders onnodige bestemmingen voordat u de gewenste bestemmingen toevoegt. TONER EMPTY De aangegeven Vervang de aangegetonercartridge is ven tonercartridge. leeg geraakt. (Deze melding verschijnt als TONER EMPTY op het menu MACHINE SETTING is ingesteld op STOP.
Deze melding... betekent... Doe dit... USB Dev. Not support U hebt een Verbreek de verbinding USB-apparaat aan- tussen het USB-appagesloten dat niet bij raat en dit apparaat. dit apparaat past. USB Hub Not support Er is een USB-hub aangesloten op dit apparaat. Dit apparaat past niet bij een USB-hub. Wanneer u USB-kabels aansluit op dit apparaat, gebruik dan geen USB-hub. USB MEMORY FULL Het USB-geheugenapparaat dat is aangesloten op dit apparaat heeft geen geheugenruimte meer beschikbaar.
Deze melding... betekent... Doe dit... Wrong Toner x U hebt een tonercartridge geplaatst dat niet bij dit apparaat past. Vervang de aangegeven tonercartridge door een correcte. xxx IS DISABLED De TCP/IP-, FTP-, SMTP- of SMB-instellingen zijn uitgeschakeld. Schakel de TCP/IP-, FTP-, SMTP- of SMB-instellingen in. DESTINATION SET Er zijn meer dan 16 adressen gevonden met een LDAP zoekactie. Verhoog het aantal ingevoerde tekens en voor dan opnieuw de zoekactie uit.
Onderhoudsmeldingen Door deze meldingen worden storingen aangegeven die alleen door een monteur van de servicedienst kunnen worden verholpen. Verschijnt een dergelijke melding, dan schakelt u het apparaat uit en weer aan. Blijft het probleem bestaan, neem dan contact op met de plaatselijke dealer of een geautoriseerde servicedienst. Deze servicemelding... betekent... Doe dit... MACHINE TROUBLE Er is een fout geconstateerd bij het onderdeel dat wordt aangegeven bij “xxxx” in de servicemelding.
326 Status-, storings- en servicemeldingen
12Accessoires installeren 12
Inleiding Opmerking Door schade die ontstaat door accessoires, die niet door KONICA MINOLTA zijn vervaardigd of aanbevolen, verliest men aanspraak op garantie. Dit hoofdstuk bevat informatie over de hieronder staande printeropties. Dual In-Line Memory Module (DIMM) 256 MB, 512 MB DIMM (DDR2-667 SO-DIMM, 166 MHz, 200pins, No ECC, Unbuffered, CL=3) Dichtheid: 512 Mbits Organisatie: 64 Mwords x 8 bits Lade 3 Onderste toevoereenheid met inbegrip van een lade voor 500 bladen.
Antistatische bescherming Opmerking Het is heel belangrijk dat u het regelpaneel van de printer beschermt tegen elektrostatische schade wanneer u enige taak verricht waarbij het regelpaneel is betrokken. Schakel eerst alle vermogensschakelaars uit. Wanneer het printeroptiepakket een antistatische polsarmband omvat, doe dan één uiteinde aan uw pols en het andere einde aan het zichtbare metalen chassis aan de achterkant van de printer. Verbind de polsarmband nooit met een apparatuurdeel waar stroom op staat.
Dual In-Line Memory Module (DIMM) U heeft mogelijk extra geheugen (DIMM) nodig voor complexe grafische afbeeldingen en voor duplex (dubbelzijdig) afdrukken. Deze machine detecteert slechts de helft van de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen. Een dual in-line memory module (of DIMM) is een compacte printplaat met geheugenchips aan de oppervlakte. Er is 256 MB intern geheugen aanwezig en één geheugenuitbreidingsslot beschikbaar. Het geheugen kan uitgebreid worden tot maximaal 768 MB (256 MB + 512MB).
2 3 Verwijder de achterklep. Draai de schroef los met een schroevendraaier. 4 Draai alleen de schroef los die is aangegeven in de illustratie. Open het binnendeksel.
5 6 7 8 9 10 11 332 Steek de nieuwe DIMM recht in de DIMM-connector tot de grendels in de gesloten stand vastklikken. Lijn de ruwe zijde van de DIMM uit met de connector. Wanneer u de DIMM niet kunt laten vastklikken, forceer hem dan niet. Steek hem opnieuw in en controleer of de DIMM volledig in de connector steekt. Sluit het binnendeksel en draai de schroef vast. Sluit de achterklep. Sluit alle interfacekabels weer aan. Plaats de stekker weer in het stopcontact, en zet het apparaat aan.
Vaste-schijfpakket Als u een vaste-schijfpakket installeert, kunt u het volgende uitvoeren: Taken afdrukken/opslaan Lettertypen/formulieren/kleurprofielen downloaden Gebruikersverificatie Afdrukken via Direct Print Een vaste-schijfpakket en een CF-adapter kunnen niet gelijktijdig geïnstalleerd zijn. Het vaste-schijfpakket installeren Opmerking Het is heel belangrijk dat u het regelpaneel van de printer en soortgelijke printplaten beschermt tegen elektrostatische schade.
2 3 Verwijder de achterklep. Draai de schroef los met een schroevendraaier. 4 334 Draai alleen de schroef los die is aangegeven in de illustratie. Open het binnendeksel.
5 6 7 8 9 Steek de kabel van het vaste-schijfpakket in de connecter van het regelpaneel. Steek de drie montagepennen op het vaste-schijfpakket in de gaten van het regelpaneel om het vaste-schijfpakket op het regelpaneel te monteren. Sluit het binnendeksel en draai de schroef vast. Sluit de achterklep. Sluit alle interfacekabels weer aan.
10 11 336 Plaats de stekker weer in het stopcontact, en zet het apparaat aan. Geef de vaste schijf aan in het Windows printerstuurprogramma (Properties / tabblad Configure).
CompactFlash Als u een CompactFlash-kaart installeert, kunt u het volgende uitvoeren: Lettertypen/formulieren/kleurprofielen downloaden Gebruikersverificatie Direct afdrukken (inclusief het gebruik van PageScope Direct Print) Er kunnen alleen CompactFlash-kaarten met een capaciteit van 512 MB, 1 GB, 2 GB of 4 GB gebruikt worden. De functie taken afdrukken/opslaan is niet beschikbaar met een CompactFlash-kaart. Voor deze functies moet een optioneel vaste-schijfpakket geïnstalleerd zijn.
1 2 3 Schakel het apparaat uit en trek daarna de net- en interfacekabels eruit. Verwijder de achterklep. Draai de schroef los met een schroevendraaier. 338 Draai alleen de schroef los die is aangegeven in de illustratie.
4 5 6 Open het binnendeksel. Steek de kabel van de CF-adapter in de connecter van het regelpaneel. Steek de drie montagepennen op de CF-adapter in de gaten van het regelpaneel om de CF-adapter op het regelpaneel te monteren.
7 Steek de CompactFlash-kaart goed en volledig in het betreffende slot. Wanneer de CompactFlash-kaart goed is aangebracht, steekt het knopje aan de bovenkant van het slot (omcirkeld in de illustratie) een klein beetje uit. 8 9 10 340 Druk voor het verwijderen van de CompactFlash-kaart deze knop in. Sluit het binnendeksel en draai de schroef vast. Sluit de achterklep. Sluit alle interfacekabels weer aan.
11 12 Plaats de stekker weer in het stopcontact, en zet het apparaat aan. Geef de geheugenkaart aan in het Windows printerstuurprogramma (Properties / tabblad Configure).
Lade 3 (onderste toevoereenheid) U kunt een optionele onderste toevoereenheid (lade 3) installeren. De onderste toevoereenheid vergroot de media-toevoercapaciteit van het apparaat met 500 vel.
Lade 3 installeren Opmerking Omdat reeds verbruiksmateriaal is geïnstalleerd, moet het apparaat bij een transport beslist horizontaal worden gehouden, zodat er geen toner wordt gemorst. 1 2 3 Schakel het apparaat uit en trek daarna de net- en interfacekabels eruit. Bereid de onderste toevoereenheid voor. Plaats de onderste toevoereenheid beslist op een vlak oppervlak. Open de rechter zijklep van de onderste toevoereenheid.
4 Met iemands assistentie plaatst u het apparaat op de onderste toevoereenheid, waarbij u ervoor zorgt dat de positioneerpennen op de onderste toevoereenheid correct in de gaten aan de onderkant van het apparaat passen. 55 kg 121 lbs WAARSCHUWING! Het apparaat weegt circa 55 kg wanneer hij geheel is bevoorraad met verbruiksmaterialen. Twee mensen moeten het apparaat optillen. 5 6 344 Sluit de rechter zijklep van de onderste toevoereenheid. Sluit alle interfacekabels weer aan.
7 8 Plaats de stekker weer in het stopcontact, en zet het apparaat aan. Geef de lade 3 aan in het Windows printerstuurprogramma (Properties / tabblad Configure).
346 Lade 3 (onderste toevoereenheid)
AAppendix
Technische specificaties Type Bureaublad (Tandem Full Color A4 all-in-one-apparaat op basis van een kleuren-laserprinter) Documentinvoervak Stationair Ontwikkelsysteem Eén-component SMT Fixeersysteem Riemfixeersysteem Resolutie Kopiëren: 1200 dpi x 600 dpi, 600 dpi x 600 dpi Scannen: 600 dpi x 600 dpi, 600 dpi x 300 dpi (bij gebruik van ADI) Afdrukken: 600 x 600 dpi x 4 bit Eerste afdruk Simplex Zwartwit / kleuren 18,0 seconden voor A4, Letter (normaal papier) Eerste kopie Simplex Zwart-wit
Mediaformaten Lade 1 (lade voor handmatige toevoer) Papierbreedte: 92 tot 216 mm Papierlengte: 148 tot 356 mm Lade 2 Papierbreedte: 92 tot 216 mm Papierlengte: 148 tot 297 mm Lade 3 (optie) A4, B5, Executive, Letter, G-Legal, Legal Papier / media Normaal papier (60 tot 90 g/m2) Hergebruikt papier (60 tot 90 g/m2) Transparant Briefpapier Enveloppen Etiketten Zwaar papier (91 tot 150 g/m²) Zwaar papier (151 tot 210 g/m²) Briefkaart Glans 1 (100 tot 128 g/m2) Glans 2 (129 tot 158 g/m2) Invoercapaci
Bedrijfstemperatuur 10 tot 35 °C Luchtvochtigheid gedurende werking 15% tot 85% Spanningsvoorziening 120 V, 220 tot 240 V (50 tot 60 Hz, ±3%) Opgenomen vermogen 120 V, 220 tot 240 V: maximaal 1250 W Energiespaarstand maximaal 25 W Stroomsterkte 120V: maximaal 11 A 220 tot 240 V: maximaal 6 A Geproduceerd geluid Reservestand: maximaal 39 dB Afdrukken: maximaal 54 dB Kopiëren: maximaal 56 dB Buitenafmetingen Hoogte: 578 mm Breedte: 539 mm Diepte: 590 mm Gewicht 50 kg (zonder verbruiksmaterialen)
Vermoedelijke levensduur van het verbruiksmateriaal Door de gebruiker te vervangen Positie Vermoedelijke, gemiddelde levensduur Tonercartridge Standaardcartridges in doos Afgedrukt binnen een constante omgeving 3.000 pagina’s of meer (constant gebruik) Afgedrukt buiten een constante omgeving 2.400 pagina’s of meer (constant gebruik) Vervangende cartridge (standaardcapaciteit): Afgedrukt binnen een constante omgeving 4.000 pagina’s of meer (constant gebruik) Afgedrukt buiten een constante omgeving 3.
De waarden voor de tonercartridge en fles voor afvaltoner zijn een aanduiding voor het aantal pagina’s voor simplex afdrukken met behulp van A4/Letter-formaat media met een dekking van 5%. De werkelijke levensduur kan verschillen (korter zijn), afhankelijk van de afdrukomstandigheden (dekking, papierformaat, et cetera), verschillen in de drukmethode, zoals continu afdrukken of intermitterend afdrukken (wanneer u vaak één pagina afdrukt), of het gebruikte papiertype, bijvoorbeeld zwaar papier.
Tekst invoeren Bij de invoer van de gebruikersnaam of de programmering van de ontvangersnaam via voorkeurtoetsen kunt u letters, tekens met accent, cijfers en symbolen gebruiken. Toetsfunctie Met het cijferblok kunt u cijfers, letters en symbolen invoeren. Lijst van karakters die beschikbaar zijn voor elke toets van het cijferblok.
Namen invoeren Cijferblok Ondersteunde tekens Toets [1] [A] 1 1 .,'?¿!¡"1-()@/:;_ 2 2 ABC2abcÆÇàáâãäåæç 3 3 DEF3defÐèéêëð 4 4 GHI4ghiìíîï 5 5 JKL5jkl€£¢ 6 6 MNO6mnoØŒñòóôõöøœº 7 7 PQRS7pqrsß$ 8 8 TUV8tuvùúûü 9 9 WXYZ9wxyzÞýþ 0 0 (spatie)0 # # *+×÷=#%&<>[]{}\|µ^`~ E-mailadressen invoeren Cijferblok Ondersteunde tekens 354 Toets [1] [A] 1 1 .
Invoermodus wijzigen Elke keer als u de toets indrukt, schakelt de invoermodus heen en weer tussen numerieke en alfabetische tekens. [1…]: cijferinvoer. [A…]: letterinvoer. Voorbeeld Het onderstaande verklaart de invoer van tekst aan de hand van het voorbeeld “NJ Office”. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Druk op de -toets om naar de invoer van letters te schakelen. Druk tweemaal op de toets 6. “N” wordt ingevoerd. Druk eenmaal op de toets 5. “J” wordt ingevoerd. Druk eenmaal op de toets 0.
Tekst corrigeren en tips voor de invoer Druk om al de ingevoerde tekst te wissen op de toets Back. Gebruik om maar een deel van de ingevoerde tekst te wissen de toets * en ) zodat u de cursor (_) verplaatst naar het teken dat u wilt wissen, en druk op de toets Back. Wanneer een aantal karakters aan één toets is toegewezen verschijnt onder in het venster “OK=)”. Wanneer u na elkaar twee op één toets liggende tekens moet invoeren, selecteert u het eerste teken op de toets en drukt u op de toets ).
Tekst invoeren 357
358 Tekst invoeren
Index 2-in-1 / 4-in-1 kopiëren ................ 175 A Adresboek Adres selecteren ........................ 200 Een adres zoeken ...................... 200 Afdrukmedia .................................116 Bedrukbaar gebied ..................... 126 Opslag ........................................ 144 Afdrukscherm ................................ 28 Antistatische bescherming ......... 329 B Bedienpaneel ................................. 16 Bedrukbaar gebied ...................... 126 Berichtenvenster .......
Dual in-line memory module ...... 330 Duplex Kopiëren .................................... 180 Scan ........................................... 214 E Elektrostatisch ontladen ............. 329 Envelop ........................................ 120 Etiket ............................................. 121 G Gerecycled papier ....................... 117 Gesorteerd kopiëren ................... 182 Groepskiezen Adres selecteren ........................ 199 Adressen bewerken / verwijderen ........................
Menu Sys Default ........................ 104 Menu Utility .................................... 33 Menu Admin. Management .......... 43 Menu Copy Setting ...................... 61 Menu Dial Register ...................... 63 Menu Direct Print ......................... 74 Menu FAX RX Operation ............. 67 Menu FAX TX Operation ............. 65 Menu Machine Setting ................. 35 Menu Paper Setup ....................... 40 Menu Reporting ........................... 71 Menu Scan Setting ............
T Tab Overige .................................. 160 Tabblad Advanced ...................... 157 Tabblad Basic .............................. 157 Tabblad Cover Page .................... 158 Tabblad Layout ............................ 158 Tabblad Quality ........................... 160 Tabblad Watermark/Overlay ....... 159 Tekst invoeren ............................. 353 Invoermodus .............................. 355 Invoervoorwaarden .................... 356 Tekst corrigeren .........................