Operation Manual
3.4
Dagelijks gebruik
Automatisch verzenden van een faxbericht
1. Plaats het te faxen document in de invoer en geef met behulp van de
cijfertoetsen het nummer in van de fax die u wilt bellen.
U kunt nummers die zijn opgeslagen onder naamtoetsen of verkort-
kiesnummers programmeren om de nummers die u het meest
gebruikt te kunnen kiezen met één druk op een naamtoets of via een
tweecijferig verkort-kiesnummer.
Zie pagina 3.6 voor meer informatie.
Als u een fout maakt bij het intoetsen van een nummer, kunt u met
➛
of
❿
de cursor onder het verkeerde cijfer plaatsen en het cijfer
verbeteren of op Zoek/Wis drukken om het cijfer te wissen.
2. Wanneer het juiste nummer in het display staat, drukt u op Start. De
Telefax 380 belt het nummer en begint met verzenden nadat de ont-
vangende fax heeft opgenomen.
Voorbereid kiezen en een bericht naar meer
bestemmingen verzenden
Deze functie slaat de documenten automatisch op in het geheugen en
verzendt ze naar een andere fax. U kunt uw documenten met deze func-
tie ook naar een reeks faxnummers verzenden. Nadat de documenten zijn
verzonden, worden ze automatisch uit het geheugen gewist.
1. Leg het document met de achterkant naar u toe in de invoer van de
Telefax 380. Pas zonodig de resolutie en het contrast aan (zie pagina
3.2).
2. Druk op Faxfuncties op het bedieningspaneel.
In het display wordt het eerste menu-item getoond:
‘GROEPSVERZENDEN’.
3. Druk op Start om in het juiste menu te komen.
4. Toets het te bellen faxnummer in.
U kunt ook op een naamtoets drukken voor het nummer of voor een
groep nummers, of op
Verkort kiezen
drukken en een verkort-kiesnum-
mer van twee cijfers intoetsen en daarna op Start drukken.
Het nummer wordt in het display getoond.
5. Druk op Start wanneer het juiste nummer in het display verschijnt.
In het display wordt gevraagd of u nog een faxnummer wilt opgeven
waar u het faxbericht naartoe wilt sturen.