Operation Manual

nl
17
Afwassen
Besparingstip
Bij een niet vol beladen
machine kunt u meestal
gebruik maken van een minder
sterk programma.
Programmagegevens
De programmagegevens hebben
betrekking op normale omstandigheden.
Door:
verschillen in de hoeveelheid
serviesgoed
de temperatuur van het toegevoerde
water
de druk in de waterleiding
de omgevingstemperatuur
toleranties in de netspanning
en de onvermijdelijke toleranties in het
apparaat (bijv. temperatuur,
hoeveelheid water, ...)
kunnen grotere afwijkingen optreden.
De waarden van het waterverbruik hebben
betrekking op instelwaarde 4 van de
waterhardheid.
Aqua-Sensor *
* niet bij alle modellen
De Aqua-Sensor is een optisch
meetsysteem waarmee de vertroebeling
van het afwaswater wordt gemeten. Met
infrarood licht kan de vervuiling van het
water door losgeweekte etensresten,
zoals ei, vet en havermout, herkend
worden.
Afhankelijk van het programma treedt
de Aqua-Sensor in werking. Als de
Aqua-Sensor actief is, kan het ”schone”
afwaswater in de volgende reinigingsfase
gebruikt worden en/of de temperatuur
worden aangepast. Is het water te vuil,
dan wordt het afgepompt en door vers
water vervangen. Op deze manier wordt
het waterverbruik bij ”minder” vervuiling
van het serviesgoed met ca. 4 liter
verminderd.
Inschakelen van het apparaat
Kraan opendraaien.
Hoofdschakelaar 1 inschakelen.
De indicaties van het laatst gekozen
programma branden.
Dit programma begint als u geen
andere programmatoets 7 hebt
ingedrukt.
Op de cijferindicatie 4 verschijnt de
vermoedelijke programmaduur.
Deur sluiten.
Het programmaverloop start
automatisch.
Einde van het programma
Het einde van het programma wordt
akoestisch aangegeven door een
zoemtoon.
Deze functie kan als volgt veranderd
worden:
Programmatoets starttijd kiezen 3
ingedrukt houden en de
hoofdschakelaar
1 inschakelen.
Daarna de toetsen loslaten.
De toets starttijd kiezen
3 knippert
en op de cijferindicatie brandt de door
de fabriek ingestelde waarde
(luid).
Om de instelling te veranderen:
programmatoets starttijd kiezen
3
indrukken.
Bij elke druk op de toets wordt de
instelwaarde met één cijfer verhoogd;
als stand
bereikt is, dan springt de
indicatie weer op
(uit).
Hoofdschakelaar 1 uitschakelen.
De instelling is opgeslagen in het
geheugen.