Deze gebruikshandleiding dient te allen tijde bij het voertuig te blijven. KPIPE 125 Lees, alvorens de scooter te gebruiken, de handleiding zorgvuldig door. Deze bevat belangrijke veiligheidsinformatie. MOTORFIETS Gebruikshandleiding © 2013 KYMCO. Alle rechten voorbehouden. www.kymco.
INHOUDSOPGAVE DEEL 1 - WOORD VOORAF & INLEIDING M.B.T.VEILIGHEID.. ..2-6 CONTROLE EN AFSTELLING VAN HET KOPPELINGSPANEEL ............ 36 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE............................................ .. 3 LUCHTFILTERELEMENT ........................................................................... 37 BESCHERMENDE KLEDING .................................................................. 4 - 6 BEDIENING EN AFSTELLING VAN DE GASHENDEL..............................
DEEL 1 - WOORD VOORAF & INLEIDING M.B.T.VEILIGHEID Dank u voor uw aanschaf van deze KYMCO K-PIPE 125 motorfiets en welkom als KYMCO-rijder. Wij raden u aan om deze handleiding grondig door te nemen, zodat u volledig vertrouwd bent met de juiste bediening van uw motorfiets en met de kenmerken, mogelijkheden en beperkingen ervan, voordat u gaat rijden.
DEEL 1 - WOORD VOORAF & INLEIDING M.B.T.VEILIGHEID BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE U kunt vele jaren profijt en plezier van uw motorfiets hebben als u de verantwoordelijkheid neemt voor uw eigen veiligheid en begrijpt welke uitdagingen u op de weg kunt tegenkomen. U kunt zelf veel doen om uzelf te beschermen terwijl u rijdt. In deze handleiding vindt u veel nuttige adviezen. Hier volgen enige zeer belangrijke veiligheidstips: Draag altijd een helm.
DEEL 1 - WOORD VOORAF & INLEIDING M.B.T.VEILIGHEID BESCHERMENDE KLEDING Voor uw veiligheid dient u tijdens het rijden altijd een goedgekeurde motor- of motorfietshelm te dragen, alsmede oogbescherming, laarzen, handschoenen, een lange broek en een shirt of jack met lange mouwen. Helm en bescherming Uw helm is het belangrijkste onderdeel van uw rijuitrusting omdat het de beste bescherming biedt tegen verwondingen aan het hoofd. Uw helm dient goed om uw hoofd te passen en stevig vast te zitten.
DEEL 1 - WOORD VOORAF & INLEIDING M.B.T.VEILIGHEID Met behulp van deze richtlijnen kunt u bepalen hoe u accessoires aan u motorfiets kunt toevoegen en hoe u de motorfiets op de juiste wijze kunt beladen. Richtlijnen voor belading Maximale belading Dit zijn de beladingsgrenzen voor uw KPIPE 125 motorfiets. Overlading van uw motorfiets zal een negatief effect hebben op de stabiliteit en de bestuurbaarheid van het voertuig.
DEEL 1 - WOORD VOORAF & INLEIDING M.B.T.VEILIGHEID Er is een grote verscheidendheid aan accessoires voor motorfietsen in de handel verkrijgbaar. KYMCO kan geen directe invloed uitoefenen op de kwaliteit of geschiktheid van de accessoires die u zou willen aanschaffen. Het toevoegen van ongeschikte accessoires aan uw motorfiets kan onveilige situaties opleveren.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING PLAATS VAN ONDERDELEN EN INSTRUMENTEN ④ ② ③ ⑥ ⑦ Versnellingspedaal Luchtfilter Bagagevak Jiffy Koplamp Aandrijfketting Linker richtingaanwijzer vóór Dashboard LET OP: Uw motorfiets kan er iets anders uitzien dan de in deze handleiding afgebeelde motorfiets.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING PLAATS VAN ONDERDELEN EN INSTRUMENTEN ② ⑥ ⑨ ③ ⑧ ⑦ ④ Kickstarter Elektrische startknop Contactschakelaar Voorremhevel Benzinevuldop (onder Choke Uitlaatdemper buddyseat) Rechter richtingaanwijzer Achterlicht en remlicht Achterrempedaal LET OP: Uw motorfiets kan er iets anders uitzien dan de in deze handleiding afgebeelde motorfiets.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING (1) CONTACTSCHAKELAAR / STUURSLOT ON : In deze stand staat de stroom aan en kan de motor gestart worden. De sleutel kan niet uit het slot genomen worden. OFF : In deze stand is de stroom uitgezet en staat de motor stil. De sleutel kan uit het slot genomen worden. LOCK : In deze stand is het stuur vergrendeld. De sleutel kan uit het slot genomen worden.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING (2) INSTRUMENTEN Kilometerteller / tripmeter / olieservicebeurt-indicatielampje: Druk op de modusknop om te schakelen tussen de meter voor totaal aantal ③ ④③ ② gereden kilometers (ODO), de tripmeter (aantal kilomters per rit - TRIP) en die voor de olieservicebeurt, of om de tripmeter weer op nul te zetten. Druk langer dan twee seconden op de "MODE"-knop: de ODO- en de TRIP-modus verschijnen nu op het display.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING Benzinepeilmeter: De benzinepeilmeter geeft op een gesegmenteerd display in het LCD-scherm aan hoeveel benzine er ongeveer beschikbaar is. De meter beweegt zich tussen het "E"-segment en het "F"-segment. Als de wijzer in het "E'-segment staat of het benzinetankicoon gaat knipperen, dan is het benzinepeil te laag en dient u zo snel mogelijk benzine bij te tanken. ⑤ Toerenteller: Geeft de motorsnelheid aan in aantal omwentelingen per minuut (RPM).
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING DIGITAAL KLOKJE Het klokje geeft de tijd in uren en minuten aan als de contactschakelaar in de "ON”-stand staat. Om het klokje handmatig af te stellen, doet u het volgende: 1. Zet de contactschakelaar in de “ON”-stand. 2. Druk op de "ADJ"-knop en houd deze gedurende meer dan twee seconden ingedrukt om voor de ODO-modus (kilometerteller) te kiezen. LET OP: Het digitale klokje kan alleen worden afgesteld in de ODO-modus.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING (4) RECHTER STUURSCHAKELAAR: ELEKTRISCHE STARTKNOP Draai de contactschakelaar in de "ON"-stand en druk op de elektrische startknop om de startmotor te activeren. PAS OP! Druk de startknop niet in terwijl de motor loopt. Dit zou de motor beschadigen. Zet de licht- en de richtingaanwijzerschakelaar uit voordat u de startknop gaat gebruiken. Laat de startknop onmiddellijk los zodra de motor is gestart.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING (4) LINKER STUURSCHAKELAAR: Dimlichtschakelaar : Als u de schakelaar in de " "-stand zet, dan gaat het grootlicht branden evenals het grootlicht-indicatielampje op het dashboard. Als u de schakelaar in de " " -stand zet, zet u het dimlicht aan en gaat ook het grootlicht-indicatielampje op het dashboard branden.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING (5) CONTROLE VAN HET BENZINEPEIL / BIJTANKEN Als het indicatielampje voor laag benzinepeil begint te knipperen, tank dan zo snel mogelijk bij met EURO 95 (loodvrije) benzine. Benzine bijvullen 1 Trek het beschermkapje van de benzinedop. Steek de contactsleutel ① in het slot op de dop en draai de sleutel tegen de klok in om de dop te ontgrendelen. Haal de dop uit de benzinetank en vul loodvrije EURO 95 benzine bij.
DEEL 2 - INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING (6) JIFFY De jiffy van uw motorfiets dient als steun om uw motorfiets op te parkeren. De jiffy bevat een veiligheidsmechanisme. Als u gaat rijden terwijl de jiffy nog is uitgeklapt, dan wordt het contact automatisch uitgeschakeld (startonderbreking). Voer de hiernavolgende controle van de jiffy uit. Controle van de startonderbreking: IN Controleer of het startonderbrekingsmechanisme van de jiffy goed werkt. 1. Zet de motorfietsrechtop op beide wielen. 2.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN Aanbevelingen voor het inrijden De eerste 1600 km die uw motorfiets rijdt zijn de belangrijkste in het leven van uw motorfiets. Als de motorfiets gedurende deze periode op de juiste manier wordt ingereden, dan helpt dat uw nieuwe motorfiets om een maximale levensduur en prestatie te bereiken. Als de motorfiets op de juiste manier wordt ingereden, dan zullen de delen elkaar polijsten en soepel ineengrijpen.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN PAS OP! De 1000-kilometerbeurt dient uitgevoerd te worden zoals beschreven in het Onderhousschema-gedeelte van deze gebruikshandleiding. Geef daarbij extra aandacht aan de punten die met WAARSCHUWING! en PAS OP! gemarkeerd zijn. Tenzij u officieel als onderhoudstechnicus bent opgeleid en beschikt over technisch naslagmateriaal van KYMCO, raden wij u sterk aan om de eerste servicebeurt door uw KYMCO-dealer te laten uitvoeren.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN Controle voorafgaand aan elke rit Voor uw veiligheid is het zeer belangrijk dat u de moeite neemt om telkens voordat u gaat rijden rond uw motorfiets te lopen en achter-/remlicht, de richtingaanwijzers, indicatielampjes en de klaxon goed werken. 7. Frame: Controleer of het frame overal in orde is (pagina 47). de toestand ervan te controleren. Als u een probleem ontdekt, zorg dan dat u dit meteen verhelpt of dat u dit laat verhelpen door uw erkende KYMCO-dealer.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN De motor starten met de startknop Om uw K-PIPE 125 motorfiets te starten, dient u te werk te gaan volgens de beschrijving op de volgende bladzijden. PAS OP! Om schade aan de startmotor te voorkomen, dient u deze niet langer dan vijf seconden per keer te gebruiken. Als de motorfiets niet onmiddellijk start, controleer dan het benzinepeil en de toestand van de accu en zorg dat de startmotor is afgekoeld voordat u weer probeert te starten.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN 3. De motor dient gestart te worden met de versnelling in de neutrale stand. Als de versnelling in "NEUTRAL" staat, dan gaat het neutraal-indicatielampje branden. 5. Voor een koude start drukt u de chokeknop naar beneden. Nadat de motor is opgewarmd, zet u de chokeknop terug in zijn oorspronkelijke stand. 4. Druk op de startknop zonder dat u aan de gashendel draait. Laat de startknop los zodra de motor start.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN 6. Houd de gashendel gesloten terwijl u de motor laat opwarmen. Laat de motor opwarmen totdat het stationair toerental stabiel en soepel loopt. LET OP : Als de motor warm is en niet meteen start, draai dan de gashendel 1/8 tot 1/4 open om de motor te helpen starten.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN De motor starten met de kickstarter 1. Plaats de motorfiets op de rechtop op beide wielen op een vlakke ondergrond. 2. Trap het kickstartpedaal met kracht naar beneden. Als de motor koud is en niet start nadat het kickstartpedaal 3 tot 4 keer naar beneden is getrapt, draai dan de gashendel 1/8- tot 1/4-slag open om het starten te vergemakkelijken. Laat de motor enige tijd (2 tot 3 minuten) warmdraaien na een koude start.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN Op uw motorfiets rijden Voordat u gaat rijden dient u atlijd de richtlijnen voor de controles voorafgaand aan elke rit op te volgen (pagina 18 van deze handleiding). 1. Start de motor volgens de aanwijzingen op pagina 20 t/m 23 Hierdoor krijgt de motorolie genoeg tijd om alle belangrijke motordelen te bereiken. LET OP: Kijk alle veiligheidsvoorschriften handleiding nog eens na voordat u gaat rijden. van deze handleiding.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN gashendel dicht PAS OP! PAS OP! Het handvat van de gashendel dient u, elke keer als u van versnelling verandert, van de volledig open- naar de volledig dicht- stand te draaien. Druk de versnelling met uw linkervoet naar beneden of til hem met uw voet omhoog om van versnelling te veranderen. 5. Voordat u zich in het verkeer begeeft, dient u uw voorgenomen rijrichting met een richtingaanwijzer aan te geven. Controleer ook of de weg veilig is.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN 7. Als u wilt afslaan of een bocht wilt nemen, vermindert u vaart door de gashendel geheel te sluiten en zowel de voor- als de achterremhevel tegelijkertijd in te knijpen. 8. Nadat u bent afgeslagen of de bocht heeft genomen, opent u de gashendel geleidelijk om de snelheid weer te op te voeren. 9. Als u een steile helling afrijdt, dient u de gashendel volledig dicht te draaien en beide remmen aan te halen om de motorfiets af te remmen.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN 10. Als u met uw motorfiets op een natte of gladde ondergrond rijdt, dient u extra voorzichtig te zijn. WAARSCHUWING! Als u in natte of regenachtige omstandigheden of op een gladde ondergrond rijdt, zult minder goed in staat zijn om te manoeuvreren en te stoppen. Voor uw veiligheid: • Wees uiterst voorzichtig als u remt, versnelt of een bocht maakt. • Rijd met gematigde snelheid en zorg dat u extra tijd en afstand neemt om te remmen. • Houd de motorfiets zoveel mogelijk rechtop.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN Stilzetten en parkeren van uw motorfiets Wees voorzichtig als u stopt met rijden en uw motorfiets parkeert. 1. Om andere weggebruikers tijdig te waarschuwen, dient u uw richtingaanwijzer aan te zetten voordat u een bocht 4. Vergeet niet om de richtingaanwijzer-schakelaar terug te zetten in de middenstand zodra u eenmaal stilstaat. 5. Als u helemaal stilstaat, draait u de contactschakelaar in de "OFF"-stand. maakt. 2.
DEEL 3 - GAAN RIJDEN 6. Knijp de voorremhevel aan, klap de jiffy naar beneden en stap aan de linkerzijde van de motorfiets af. 7. Draai de remhevels naar links en draai de contactsleutel in de contactschakelaar om het stuur te vergrendelen. Haal de sleutel uit het slot. 8. Controleer of uw motorfiets veilig geparkeerd staat en niet kan omvallen. WAARSCHUWING! De uitlaatpijp en -demper kunnen zeer heet worden tijdens het rijden en blijven dat nog enige tijd nadat de motorfiets is gestopt.
DEEL 4 - ONDERHOUD Het belang van onderhoud WAARSCHUWING! U dient te allen tijde uw motorfiets goed te onderhouden. Dit is van essentieel belang als u veilig, zuinig en probleemloos wilt rijden. Goed onderhoud draagt ook bij aan een beperking van de luchtvervuiling en een optimaal zuinig benzineverbruik.
DEEL 4 - ONDERHOUD Onderhoudsschema Voer het onderhoud (zie pagina 19) uit op elk moment dat in het onderhoudsschema staat aangegeven. Het moment is de waarde die de kilometerteller aangeeft. Legenda onderhoudsschema (zie pagina 32): C: CONTROLEREN EN REINIGEN, BIJSTELLEN, SMEREN, OF VERVANGEN INDIEN NODIG. R: REINIGEN V: VERVANGEN B: BIJSTELLEN C: CONTROLEREN Het onderhoudsschema op de volgende pagina geeft het onderhoud aan dat vereist is om uw K-PIPE 125 motorfiets in optimale toestand te houden.
DEEL 4 - ONDERHOUD Onderhoudsschema FREQUENTIE WAT HET EERST WAARDE OP DE KILOMETERTELLER [OPM 1] KOMT X 1000 km 0.3 2 4 6 8 10 12 14 16 MAAND 3 6 9 12 15 18 21 24 ONDERDEEL OPM 1 1 ZIE PAG.
DEEL 4 - ONDERHOUD Motorolie Aanbevolen motorolie Gebruik een hoge kwaliteit viertakt motorolie om verzekerd te zijn van een lange levensduur van uw motorfiets. Gebruik uitsluitend olie uit de SJ-categorie volgens de API-classificatie. Carterinhoud: 1.1 L Viscositeit motorolie: SAE 15W-40 Als deze viscositeit niet verkrijgbaar is, kies dan een alternatief volgens het schema hieronder. VISCOSITEIT MOTOROLIE: Controle van het motoroliepeil Controleer het motoroliepeil elke dag voordat u gaat rijden.
DEEL 4 - ONDERHOUD PAS OP! Vul niet teveel olie bij. Als u teveel olie in het carter bijvult, dan kan dat olielekkage en/of olieverontreiniging van het luchtfilter tot gevolg hebben. Zorg altijd dat het oliepeil tussen het blokje en het einde van de peilstok blijft. Olieverversing De kwaliteit van de motorolie is de belangrijkste factor die de levensduur van de motor bepaalt. Ververs de motorolie in uw motorfiets zoals wordt aangegeven in het onderhoudsschema (zie pp. 31-32).
DEEL 4 - ONDERHOUD 3. Verwijder de aftapplug om de olie af te tappen. 4. Plaats de aftapplug terug. Draai de plug vast tot het aangegeven koppel. Koppel olieaftapplug: 25 N-m. 5. Vul motorolie (gegevens hieronder), de hoeveelheid is na aftappen) bij via het olievul-/peilstokgat. Carterinhoud: 0.9 L Viscositeit motorolie: SAE 15W-40 Wrijf de peilstok af met een schone doek en plaats hem terug in het peilgat, maar schroef de stok niet vast. Steek de peilstok in het gat totdat hij het carter raakt.
DEEL 4 - ONDERHOUD 9. Zet de motor stil en controleer weer het oliepeil. Zorg dat het oliepeil zich op het einde van de peilstok bevindt terwijl de motorfiets rechtop geparkeerd staat met beide wielen op een vlakke ondergrond. Zorg dat er nergens olie lekt en plaats de peilstok weer terug. PAS OP! Als u de motorfiets laat rijden terwijl het oliepeil te laag is, dan kan dat een lage oliedruk tot gevolg hebben.
DEEL 4 - ONDERHOUD .Luchtfilterelement Verwijder het luchtfilter en kijk of het vuil of verstopt is. 1. Verwijder de schroeven uit het luchtfilterdeksel en verwijder vervolgens het deksel zelf. 2. Verwijder het luchtfilterelement. Drenk het filter in schone motorolie en knijp het teveel aan olie uit. Plaats het element met het filter terug. Vervang het luchtfilterelement na elke 4000 kilometer.
DEEL 4 - ONDERHOUD . Werking en afstelling van de gashendel Voorafgaand aan elke rit dient u te controleren of de gashendel bij alle standen van het stuur soepel draait van volledig open tot volledig dicht. Controle en afstelling van de aandrijfketting De ketting dient een slaphangend gedeelte van 12 cm in het midden tussen de twee kettingwielen te hebben. Bijstelling: Draai de achterasmoer los en draai aan de afstelmoer totdat het indexmerkje in het verlengde ligt met merkteken op de afsteller.
DEEL 4 - ONDERHOUD Bougie Verwijder de koolaanslag van de bougie met een kleine staalborstel of een bougiestraler. Na reiniging (of als u een nieuwe bougie plaatst) dient u de elektrodenafstand tot de aangegeven waarde af te stellen met een voelermaatje. De bougie dient periodiek vervangen te worden. Bij normaal gebruik dient het porseleine uiteinde van de bougie licht bruin of middenbruin te zijn. Als het porseleine uiteinde er zeer wit of glazig uitziet, dan is de bougie te heet geworden.
DEEL 4 - ONDERHOUD Controle van het remvloeistofpeil Controleer het remvloeistofpeil voor en achter terwijl de motorfiets rechtop staat. Controleer het kijkglas voor remvloeistofpeil op de hoofdremcilinderreservoirs op de stuurhelften volgens het onderhoudsschema. WAARSCHUWING! Versleten remblokken dienen onmiddellijk vervangen te worden. Als de remblokken niet versleten zijn, laat dan uw KYMCO-dealer het remsysteem controleren op lekkage. Ga nooit rijden als de remmen niet perfect werken.
DEEL 4 - ONDERHOUD Controle van de remmen Ga met uw motorfiets met lage snelheid rijden op een droge weg en haal afwisselend de voor- en de achterremhevel aan om de werking ervan de controleren. De voor- en de achterremhevel dienen de juiste vrije slag te hebben. "Vrije slag" is de afstand over welke de remhevel kan bewegen als deze wordt aangehaald vanuit een volledig losgelaten stand totdat de rem aangrijpt. 1. Vrije slag van de achterremhevel: 20 - 30 mm 2.
DEEL 4 - ONDERHOUD WAARSCHUWING! Het is voor uw veiligheid van essentieel belang dat de remmen goed werken. Neem onmiddellijk contact op met uw KYMCO-dealer als het remsysteem onderhoud nodig heeft. LET OP: Als uit een controle blijkt dat de vrije slag van de remhevels te groot of te klein is, neem dan meteen contact op met uw KYMCOdealer voor controle en onderhoud van het remsysteem. WAARSCHUWING! Versleten remblokken dienen onmiddellijk vervangen te worden.
DEEL 4 - ONDERHOUD .Accu Zekeringen Het accuzuurpeil dient tussen de boven- en de ondergrens te liggen. Als het accuzuurpeil het indicatiestreepje voor de ondergrens nadert, vul het accuzuur dan met gedestilleerd water bij tot het indicatiestreepje voor de bovengrens. Voor het schoonmaken van de accupolen dient u de schroeven waarmee het deksel op het paneel vastzit, te verwijderen en vervolgens het deksel te verwijderen.
DEEL 4 - ONDERHOUD Banden LET OP: Controleer de bandspanning en de profieldiepte van de WAARSCHUWING! Voorkom een ongeluk als gevolg van slechte banden door de volgende aanwijzingen op te volgen. De banden van uw motorfiets zijn de verbinding tussen uw motorfiets en het wegdek. Uw veiligheid en die van uw passagier hangen af van de toestand van de banden. Volg deze aanwijzingen op: Controleer de toestand en de spanning van de banden en stel telkens voordat u gaat rijden de bandspanning bij.
DEEL 4 - ONDERHOUD Controle van de banden De toestand van de banden van uw motorfiets is van essentieel belang voor efficient rijden en uw veiligheid. Controleer voor elke rit de spanning en de profieldiepte van de banden en kijk of de banden nergens beschadigd zijn. Slijtagegrens van het bandprofiel: VOOR ACHTER 1.6 mm 2.0 mm 2. Controleer de banden op spijkers, schroeven en andere voorwerpen die in het rubber zouden kunnen vastzitten. 3. Controleer de profieldiepte bij de slijtage-indicatiepunten.
DEEL 4 - ONDERHOUD 4. Controleer de banden op beschadigingen (blaren of sneden) in de wangen en op grote slijtageplekken in het profiel. Vervang de band onmiddellijk zodra u een dergelijk mankement heeft geconstateerd. LET OP: Als u de band van uw motorfiets vervangt, zorg dan dat de vervangende band de hier opgegeven maat heeft. Als u een band met een andere maat gebruikt, dan heeft dat een negatief effect op de bestuurbaarheid van uw motorfiets waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen.
DEEL 4 - ONDERHOUD Controle van het frame Sluit de controle voor elke rit af door de volgende onderdelen van het frame te controleren: Voorophanging en achterschokbreker: Controleer de ophanging door op de stuurhelften en de buddyseat te duwen. De ophanging dient soepel terug te veren. Remhevels: Controleer dat de achter- en de voorremhevel genoeg spanning hebben en de wielen vergrendelen als u de hevels aanhaalt.
DEEL 4 - ONDERHOUD Reiniging Reinig uw motorfiets regelmatig om de afwerking van de oppervlakken te beschermen en deze te controleren op beschadigingen, slijtage en olie-, koelvloeistofen remvloeistoflekkage. Gebruik geen schoonmaakproducten die niet speciaal gemaakt zijn door gebruik op oppervlakken van scooters, motorfietsen of auto's. Universele schoonmaakmiddelen kunnen bijtende stoffen of chemische oplosmiddelen bevatten die het metaal, de verf en het plastic van uw motorfiets kunnen aantasten.
DEEL 4 - ONDERHOUD 6..Test de remmen voordat u gaat rijden. Mogelijk dient u de remmen meerdere keren te gebruiken voordat ze weer normaal werken. LET OP: Het kan zijn dat, direct na het wassen van de 8. Droog de motorfiets af en bescherm de geverfde en metalen oppervlakken met een was of een glansmiddel. remdelen nat zijn geworden. Houd daarom rekening met een Onderhoud van de geverfde aluminium wielen langere remweg. Daarmee voorkomt u ongelukken.
DEEL 4 - ONDERHOUD RICHTLIJNEN VOOR STALLING Als u de motorfiets voor langere tijd, zoals tijdens de wintermaanden, gaat stallen, dan dient u de volgende dingen te doen om te voorkomen dat uw motorfiets tijdens deze periode in prestatie en levensduur achteruitgaat. Zorg dat elk voorgeschreven periodiek onderhoud en eventuele reparaties zijn uitgevoerd voordat u de motorfiets stalt, zodat deze in goede staat verkeert als u weer gaat rijden. Stalling 1. Vervang de motorolie en het filter. 2.
DEEL 4 - ONDERHOUD Uit de stalling halen 1. Verwijder de bedekking van de motorfiets en reinig de motorfiets. 2. Ververs de motorolie als de motorfiets langer dan één maand gestald is geweest. 3. Laad de accu op (gebruik een oplader van goede kwaliteit). Plaats de accu terug. 4. Als er overtollige roestremmende olie in de benzinetank aanwezig is, tap deze dan af. Tank verse benzine bij. 5. Voer de controles voorafgaand aan elke rit uit (zie pagina 19.
DEEL 5 - TECHNISCHE GEGEVENS Afmetingen Lengte .................................................................................................. 1930 mm Frame Breedte................................................................................................... 740 mm Bandmaat (voor)………………………………… ............................. 2.75 – 17 41P Hoogte.................................................................................................. 1040 mm Bandmaat (achter)……………………………………… ..............
DEEL 6 - UITLAATEMISSIE-REGELSYSTEEM Onderhoud van het uitlaatemissie-regelsysteem Het uitlaatemissie-regelsysteem heeft geen speciaal onderhoud nodig om goed te kunnen werken. Volg deze richtlijnen om te zorgen dat het systeem goed werkt zodat uw motorfiets het milieu niet overmatig vervuilt. 1. Zorg dat het luchtfilterelement in goede staat blijft (zie pagina 37). 2.
DEEL 6 - UITLAATEMISSIE-REGELSYSTEEM Carteremissie-regelsysteem De motor van uw KPIPE 125 -motorfiets is uitgerust met een gesloten cartersysteem. Carterdampen worden teruggeleid in de verbrandingskamer via het luchtinlaatsysteem. Hierdoor kunnen de carterdampen niet in de atmosfeer terechtkomen.
"KPIPE 125 Motorcycle Owner's Manual" door KWANG YANG Motor Co., Ltd. Eerste uitgave, november 2012. Vertaling: Amstel Translations, juni 2013. Alle rechten voorbehouden. Elke verveelvoudiging of elk gebruik zonder de schriftelijke toestemming van KWANG YANG Motor Co., Ltd. en KYMCO BENELUX B.V. is uitdrukkelijk verboden.