Beste KYMCO-scootergebruiker, Dank u voor uw aanschaf van deze KYMCO-scooter en welkom als KYMCO-scooterrijder. Als u veilig en plezierig wilt rijden, doet u er goed aan deze handleiding grondig door te nemen voordat u de scooter in gebruik neemt. Uw veiligheid hangt niet alleen af van uw eigen alertheid en vertrouwdheid met de scooter maar ook van de technische staat waarin uw scooter verkeert. Controle voorafgaand aan elke rit en geregeld onderhoud zijn van essentieel belang.
INHOUDSOPGAVE (3) CONTROLE VAN DE REMMEN ................................... 13 (4) BANDENINSPECTIE.................................................... 13 (5) CONTROLE VAN HET BENZINEPEIL/ BIJTANKEN ........ 15 (6) STUUR....................................................................... 16 (7) CONTROLE VAN HET DASHBOARD ............................ 16 (8) VRIJE SLAG VAN DE REMHEVELS: CONTROLE EN AFSTELLING ............................................................ 17 (9) CONTROLE VAN DE REMSCHOENEN ..
. METHODEN OM DE MOTOR TE STARTEN.....................20 (8) CONTROLEREN EN BIJVULLEN VAN HET ....................... REMVLOEISTOFPEIL................................................ 37 (9) CONTROLEREN VAN DE RUBBER BESCHERMING VAN DRADEN EN KABELS................................................ 37 (1) ZET DE CONTACTSCHAKELAAR AAN.......................... 20 (2) BLOKKEER HET ACHTERWIEL .................................... 20 (3) GEBRUIK DE ELEKTRISCHE STARTKNOP ....................
1. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR VEILIG RIJDEN (1)KLEDING Als u veilig wilt rijden, is het belangrijk dat u comfortabele kleding draagt en een ontspannen zithouding aanneemt. U rijdt veilig als u zich aan de verkeersregels houdt, het hoofd koel houdt, zich ontspant en voorzichtig bent. (1) Draag een helm en maak deze stevig vast. (2) Zorg dat uw kleding goed zit. Maak losse manchetten vast en zorg dat de remhevel niet erachter kan blijven haken.
(2) ZITHOUDING De veiligheid van tweewielers wordt medebepaald door de zithouding van de bestuurder. De bestuurder dient te zitten op het middengedeelte van de buddyseat. Als de bestuurder op de achterkant van de buddyseat zit, zal er op het voorwiel minder gewicht rusten. Als gevolg hiervan kan het stuur heen en weer gaan bewegen hetgeen gevaarlijk is voor de bestuurder. Als u een bocht neemt, is het makkelijker zijn om de scooter te sturen als u met uw lichaam licht in de bocht gaat hangen.
2.
(1) Lichtschakelaar/ Elektrische startknop (2) Contactschakelaar (3) Rechterrichtingaanwijzer voor (4) Voorremhevel (5) Uitlaatdemper (6) Rechterrichtingaanwijzer achter (7) Achterdrager (8) Accu (9) Framenummer (10) Dashboard 4
3. BEDIENINGSINSTRUCTIES (1) CONTACTSCHAKELAAR / STUURSLOT (1) ON In deze stand staat de stroom aan en kan de motor gestart worden. De sleutel kan niet uit het slot genomen worden. (2) OFF Met de sleutel in deze stand is de stroom uitgezet en staat de motor stil. De sleutel kan uit het slot genomen worden. (3) LOCK In deze stand is het stuur vergrendeld. De sleutel kan uit het slot genomen worden.
(2) ELEKTRISCHE STARTKNOP Om de motor te starten, draait u eerst de contactsleutel in de “ON”-stand en daarna drukt u de startknop in. Terwijl u dit doet, zorg dan dat u de voor- en de achterremhevel geheel heeft ingeknepen zodat de stroom wordt aangezet. WAARSCHUWING! Druk de startknop niet in terwijl de motor loopt. Dit zou de motor beschadigen. Zet de licht- en de richtingaanwijzerschakelaar uit voordat u de startknop gebruikt. Laat de startknop onmiddellijk los zodra de motor is gestart.
(4) DIMSCHAKELAAR/SIGNAALSCHAKELAAR (1) : Zet de dimschakelaar in deze stand voor grootlicht. (1) (2) : Als u in de stad rijdt of als er een auto uit de tegengestelde richting komt, gebruik dan dimlicht om te voorkomen dat de tegenligger verblind wordt. (3) signaallichtschakelaar (“PASSING”): Als u passeert en er komen auto’s uit de tegengestelde richting, druk dan de signaalschakelaar in en laat deze weer los. De koplamp gaat knipperen om aankomende auto’s te waarschuwen.
(6) BUDDYSLOT/HELMBAK Ontgrendel de buddy en leg de helm in de helmbak. Ontgrendelen Zet de motor uit en draai de contactschakelaar in de “OFF”-stand. Steek de contactsleutel in het buddyslot en draai de sleutel naar rechts. Vergrendelen Om de buddy te vergrendelen, drukt u deze naar beneden totdat het slot automatisch vast klikt. Zorg ervoor dat het zadel goed in het slot zit voordat u gaat rijden. WAARSCHUWING! Zorg dat u de sleutel nooit onder de buddyseat legt en vervolgens de buddy in het slot drukt.
(8) DASHBOARD (1) Odometer: De totaal afgelegde afstand wordt aangegeven in kilometers. Het getal in zwart/wit geeft een eenheid van 100 m weer. (2) Richtingaanwijzer-indicatielampje: Als de richtingaanwijzer –schakelaar wordt aangezet, gaat dit indicatielampje knipperen. (3) Grootlicht-indicatielampje: Dit indicatielampje gaat branden als het grootlicht wordt aangezet. (4) Benzinemeter: De benzinemeter geeft aan hoeveel benzine er in de benzinetank is.
C. Om de maand in te stellen drukt u op de modusknop totdat de “maand”-cijfers gaan knipperen. Vervolgens drukt u op de instelknop totdat de juiste maand is ingesteld. D. Om de cijfers voor de dag te veranderen, drukt u op de modusknop totdat de “dag”-cijfers gaan knipperen. Druk op de instelknop totdat het display de correcte dag aangeeft. E. Om het instellen van de juiste tijd en datum te beëindigen, drukt u de modusknop en de bijstelknop tegelijkertijd in. Het display stopt met knipperen. F.
(11) PARKEERREMHEVEL 1. 2. Plaats de scooter op de middenstandaard en zorg dat de jiffy opgeklapt is. Vergrendel het achterwiel door de parkeerremhevel te gebruiken. Druk de parkeerremhevel naar beneden WAARSCHUWING! Zorg dat u een draaiend achterwiel niet aanraakt. U kunt gewond raken. Vergrendel daarom het achterwiel met de parkeerrem als de scooter op de middenstandaard staat.
4. CONTROLE VOORAFGAAND AAN ELKE RIT (1) CONTROLE VOORAF Neem de goede gewoonte aan om uw scooter te controleren voordat u gaat rijden. Om schade en ongelukken te voorkomen, is het absoluut noodzakelijk dat u de scooter controleert voordat u gaat rijden. WAARSCHUWING! Zorg dat u controle en onderhoud uitvoert nadat uw nieuwe scooter de eerste 300 km heeft gereden. (2) CONTROLE VAN HET OLIEPEIL/ OLIEVERVERSING Zet de scooter op de middenstandaard. Neem de oliepeilstok uit de tank en veeg hem schoon.
(3) CONTROLE VAN DE REMMEN Rijd met de scooter langzaam op een droog wegdek en gebruik achtereenvolgens de voorrem- en de achterremhevel om het remvermogen te controleren. De remhevels dienen de juiste vrije slag te hebben. “Vrije slag” betekent de afstand tussen de stand van een volledig ingeknepen hevel en een volledig losgelaten hevel. Meet de vrije slag aan het uiteinde van de remhevel en controleer of deze binnen de gespecificeerde waarden ligt (1 – 2 cm). (4) BANDENINSPECTIE 1.
2. Scheurtjes en andere beschadigingen Controleer het loopvlak van de banden op scheurtjes of andere beschadigingen. 3. Abnormale slijtage (4) Controleer de bandloopvlakken op abnormale slijtage. 4. Steentjes, stukjes glas of metaal Controleer de loopvlakken en de wangen van de banden op stukjes glas, metaal of steentjes. (5) 5. Moet voldoende profieldiepte hebben Als de band dusdanig is versleten dat het slijtagegrensmerkje niet meer zichtbaar is, moet de band vervangen worden.
(5) CONTROLE VAN HET BENZINEPEIL/BIJTANKEN Controleer of er voldoende benzine in de tank is. Als de wijzer van de benzinemeter in het rode gedeelte staat, vul dan zo snel mogelijk bij met EURO 95 benzine. Bijtanken 1. 2. 3. 4. 5. 6. Zet de motor stil en zet de contactschakelaar in de “OFF”-stand. Steek de contactleutel in het buddyslot (p. 8) en draai de sleutel naar rechts om de buddyseat te ontgrendelen. Open de buddyseat.
(6) STUUR Bekijk het stuur en kijk of er beschadigingen zijn. Knijp de voorremhevel in en beweeg het stuur op en neer om het te controleren op abnormaal geluid. Beweeg het stuur op en neer en heen en weer om te controleren of er iets loszit. Controleer of het stuur vrij kan draaien. Als u iets abnormaals constateert, ga dan naar uw scooterdealer om het stuur te laten nakijken. (7) CONTROLE VAN HET DASHBOARD (1) Controleer of de snelheidsmeter goed functioneert.
(8) VRIJE SLAG VAN DE REMHEVELS: CONTROLE EN AFSTELLING De vrije slag van de remhevels moet afgesteld worden met de remhevelstelschroeven. Knijp na het afstellen de remhevels geheel in en controleer of de vrije slag binnen de gespecificeerde waarden ligt (1 – 2 cm). (1-2 cm) WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat de uitsparing op de borgmoer om de remarmpin valt nadat u de vrije slag definitief correct heeft afgesteld. Zodoende voorkomt u gevaarlijke situaties en ongelukken.
(10) CONTROLE VAN DE KLAXON/LICHTEN Zet de contactschakelaar in de “ON”-stand en druk op de klaxonknop om te testen of deze toetert. Controle van de koplamp/het achterlicht: Start de motor en zet de lichtschakelaar aan om te controleren of de koplamp en het achterlicht het goed doen en kijk of de lichtglazen vuil of beschadigd zijn. Controle van het remlicht: Knijp één voor één de voor- en de achterremhevel in om te controleren of het remlicht goed werkt.
(11) CONTROLE VAN DE VOOR- EN ACHTERSCHOKBREKERS Controleer de toestand van de voor-/achterschokbrekers door meermaals op het stuur en de buddy te duwen. (12) CONTROLE VAN HET REMVERMOGEN Knijp de voor- en de achterremhevel volledig in en duw de scooter naar voren om te kijken om het remeffect goed is. (13) CONTROLE VAN DE HOEK VAN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL Ga rechtop op de scooter zitten en controleer of de achteruitkijkspiegel goed staat afgesteld.
5. METHODEN OM DE MOTOR TE STARTEN (1) ZET DE CONTACTSCHAKELAAR AAN Haal het stuur van het slot. Zet de contactschakelaar in de “ON” -stand. WAARSCHUWING! Controleer het benzine- en het oliepeil voordat u de motor start. Zorg dat de middenstandaard uitgeklapt is als u de motor start. Voor de veiligheid dient de jiffy met de voet ingeklapt te worden voordat de motor gestart wordt. (2) BLOKKEER HET ACHTERWIEL Knijp de achterremhevel in om de stroom in te schakelen om te starten.
(3) GEBRUIK DE ELEKTRISCHE STARTKNOP Druk op de startknop zonder dat u aan de gashendel draait. Als de motor niet start nadat u de startknop gedurende 3 tot 4 seconden heeft ingedrukt, draai dan de gashendel ⅛- tot ¼-slag open om het starten te vergemakkelijken.
(4) STARTEN MET HET KICKSTARTPEDAAL 1. 2. Plaats de scooter op de middenstandaard op een vlakke ondergrond. Trap het kickstartpedaal krachtig naar beneden. Als de motor koud is en niet start nadat het kickstartpedaal 3 tot 4 keer naar beneden is getrapt, draai dan de gashendel ⅛- tot ¼- slag open om het starten te vergemakkelijken. Laat de motor enige tijd (2 tot 3 minuten) warmdraaien na een koude start.
6. NORMALE RIJMETHODE (1) DE MOTOR STARTEN Start de motor zoals beschreven in hoofdstuk 5. WAARSCHUWING! Houd uw vinger weg van de startknop direct nadat de motor gestart is om schade aan de motor te voorkomen. De achterremhevel dient ingeknepen te zijn voordat u gaat rijden. (2) DE MIDDENSTANDAARD OPKLAPPEN Houd de achterremhevel ingeknepen en duw de scooter naar voren. De middenstandaard klapt nu automatisch op.
(3) EEN CORRECTE ZITHOUDING AANNEMEN Ga vanaf de linkerzijde schrijlings op de scooter zitten en zit rechtop. Houd uw linkervoet aan de grond om te voorkomen dat de scooter slipt. WAARSCHUWING! De bestuurder moet een helm, handschoenen en een motorbril dragen. Draag geen kledingstukken die de rijveiligheid in gevaar kunnen brengen. (4) DE GASHENDEL OPENDRAAIEN Laat de achterremhevel los en draai de gashendel langzaam open. De scooter zal in een vloeiende beweging optrekken.
7. VOORZORGSMAATREGELEN (1) CORRECT RIJDEN Voordat u gaat rijden, moet u de richtingaanwijzer inschakelen en controleren of de weg achter u veilig is. Rijd niet met grote snelheid een weg op en blijf zoveel mogelijk rechts rijden om gevaarlijke situaties te voorkomen. WAARSCHUWING! Een beheerste rijstijl zal de levensduur van de motor verlengen. De koppelingsvoeringen verslijten sneller naarmate ze vaker bij een lage snelheid worden gebruikt.
(3) DE JUISTE RIJMETHODE ZAL DE LEVENSDUUR VAN DE MOTOR VERLENGEN Een nieuwe scooter mag tijdens de eerste 1000 kilometer niet sneller dan 30 km (LIKE 50) / 60 km (LIKE 125) per uur rijden. Probeer niet te plotseling op te trekken of langdurig met hoge snelheid te rijden. Bij warm weer raakt de motor snel oververhit als deze lang achtereen stationair draait. Zet in dit geval de motor af. WAARSCHUWING! Een beheerste rijstijl zal de levensduur van de motor verlengen.
(5) STOP NOOIT PLOTSELING EN MAAK GEEN SCHERPE BOCHTEN Plotseling stoppen en scherpe bochten nemen zijn de belangrijkste oorzaken voor slippen. Dit kan dus zeer gevaarlijk zijn. Bij regenachtig weer is het wegdek glad. Door plotseling te stoppen zal de scooter in een slip raken. Wees voorzichtig en vermijd gevaarlijke situaties. (6) WEES BIJ REGEN EXTRA VOORZICHTIG Als het wegdek nat is, zal de scooter een langere remweg hebben.
8. HOE TE STOPPEN MET RIJDEN (1) ALS U DE PLAATS NADERT WAAR U WILT PARKEREN Zet de richtingaanwijzer van te voren aan. Kijk of er auto’s van achteren of van de zijkant komen en zet de scooter langzaam stil aan de rechterkant van de weg. Draai de gashendel dicht en gebruik zo spoedig mogelijk de voor- en de achterremhevel. Nu gaat het remlicht branden om het van achter naderende verkeer te waarschuwen.
(3) PARKEREN Plaats de scooter op de middenstandaard op een vlakke ondergrond en waar het verkeer niet gehinderd kan worden. Ga aan de linkerzijde van de scooter staan en pak het stuur met uw linkerhand en de zijstang of de achterdrager met uw rechterhand vast. Duw vervolgens met uw rechtervoet de middenstandaard rustig naar beneden en trek met uw rechterhand de scooter krachtig naar achteren. WAARSCHUWING! De scooter kan gemakkelijk omvallen als deze is geparkeerd op een ongelijke ondergrond.
9. EENVOUDIG ONDERHOUD (1) CONTROLEREN, REINIGEN EN VERVANGEN VAN HET LUCHTFILTER 1. 2. 3. 4. Verwijder het deksel van het luchtfilterhuis na verwijderen van de schroeven. Verwijder het luchtfilterelement en kijk of het vuil of verstopt is. Reinig zonodig het luchtfilterelement met perslucht. Voor (terug)plaatsing gaat u te werk in de omgekeerde volgorde van verwijderen. Vervang het element na elke 2000 kilometer.
(2) BRANDSTOFSYSTEEM Controle op benzinelekkage Controleer de benzineleiding tussen de benzinetank en de carburateur op lekkage. benzinetank benzineslangconnector carburateur WAARSCHUWING! Controleer en vervang de benzineslangconnector altijd als die kapot of beschadigd is. Zodoende voorkomt u dat de scooter zonder benzine komt te staan.
(3) ACCU Dit model heeft een onderhoudsvrije accu (behoeft geen bijvulling van gedestilleerd water). Als u de accupolen wilt schoonmaken, verwijdert u de schroeven van het accudeksel en haalt u het deksel van de accubak. Als de accupolen inderdaad vuil zijn, haal dan de accu uit de accubak en maak ze schoon. Smeer een dunne laag vet of vaseline op de accupolen voordat u de accu terugplaatst. WAARSCHUWING! Open nooit de kap van een accu van het verzegelde type.
(4) VERVANGEN VAN DE ZEKERINGEN Als een zekering is doorgebrand, vervang deze dan met een zekering die het gespecificeerde amperage heeft. Stel de oorzaak van het defect vast voordat u een nieuwe zekering plaatst. Amperage van de zekeringen: 7A/10A /10A. (1) (2) (3) WAARSCHUWING! Zorg dat u de zekeringhouder tijdens het vervangen niet teveel uitrekt. Nadat een nieuwe zekering is geplaatst, dient u te controleren of de zekeringhouder niet is uitgerekt, zodat de zekering loszit.
(5) VERVERSEN VAN DE MOTOROLIE 1. 2. 3. 4. 5. Plaats de scooter op de middenstandaard op een vlakke ondergrond. Verwijder de oliepeilstok. Verwijder de aftapplug om de olie af te tappen. Vul verse motorolie bij (0.8 liter). Draai de oliepeilstok stevig vast. Laat de motor warmdraaien en controleer opnieuw het oliepeil nadat de motor 20 tot 30 seconden heeft stilgestaan. Aanbevolen olie: SAE 10W/40 full synthetic API Service Classificatie: SG Carterinhoud/verversing: LIKE 50: 0.8L/0.7L LIKE 125: 0.9 L/0.
(6) TRANSMISSIEOLIE 1. 2. 3. Controleer de versnellingsbak op lekkage. Plaats de scooter op de middenstandaard op een vlakke ondergrond. Wacht 2 tot 3 minuten nadat de motor is stilgezet. Verwijder de ?olieaftapplug? en de olievuldop. Het oliepeil moet tot de rand van het gat staan. Als het peil te laag is, vul dan olie van het aanbevolen type en de gespecificeerde viscositeit bij tot het juiste niveau. Bepaal met een oliepeilglas of het peil niet te hoog staat. Dit zou lekkage geven.
(7) CONTROLEREN VAN DE BOUGIE Controleer de massa-elektrodes van de bougie op slijtage. Vuilaanslag op de bougie-elektroden en een te grote elektrodenafstand kunnen ervoor zorgen dat de vonkoverdracht niet goed verloopt. Verwijderen van de bougie: 1. 2. (1) koolaanslag verwijderen Verwijder de bougie met een bougiesleutel. Voor terugplaatsing gaat u te werk in de omgekeerde volgorde. Reinigen van de bougie: 1. 2. Aanslag op de bougie kunt u het beste met een bougiestraler verwijderen.
(8) CONTROLEREN EN BIJVULLEN VAN HET REMVLOEISTOFPEIL Verwijder de twee schroeven van het remvloeistofreservoir en verwijder het deksel. Vul de tank bij met de aanbevolen DOT4- remvloeistof tot het maximumpeilstreepje. Plaats het deksel terug en draai de schroeven vast. maximumpeil minimumpeil Aanbevolen remvloeistof: DOT 4 WAARSCHUWING! Meng nooit remvloeistof van verschillende merken. Dit kan remfalen veroorzaken en is zeer gevaarlijk.
10. BELANGRIJKE OPMERKINGEN (1) ALS DE MOTOR NIET KAN STARTEN OF STOPT TIJDENS HET RIJDEN Is er genoeg benzine in de tank? Als de wijzer van de benzinemeter in het rode gedeelte staat, vul dan bij met EURO 95 benzine. Is de motor op de juiste manier gestart? Zijn er andere onderdelen defect? (2) IN GEVAL VAN PANNE Als er zich tijdens het rijden een probleem voordoet, dient u zich te wenden tot een KYMCO-dealer of -werkplaats om de scooter te laten nakijken.
11. EMISSIEREGELSYSTEEM (VOOR EURO 3) Het emissieregelsysteem van dit model gebruikt de terugslagklep om secundaire lucht in het uitlaatsysteem te zuigen, waar pulserende verbranding plaatsvindt. Hierdoor wordt de uitlaatgasemissie tot een minimum beperkt. .
(2). ONDERHOUD VAN HET EMISSIEREGELSYSTEEM: 1. 2. 3. 4. Zie pagina 28 voor het reinigen van het luchtfilter. Motorolie: om een zo hoog mogelijke verbrandingsgraad te hebben en de uitstoot van vervuilende stoffen te beperken, zorg dat u de motorolie elke 1000 km ververst. Benzine: om te voorkomen dat de verbranding minder goed verloopt door de prestatie van het ontstekingssysteem, dient u EURO 95 loodvrije benzine te gebruiken.
12. CONTROLE- EN ONDERHOUDSSCHEMA Om de veiligheid, optimale prestatie, lange levensduur en beperking van de gasuitstoot van uw scooter te behouden, dient u op de voorgeschreven momenten controle en onderhoud uit te voeren. C: Controleren en reinigen, smeren, bijvullen, repareren of vervangen indien nodig; B: Bijstellen; R: Reinigen; V: Vervangen/verversen; A: Aandraaien. Onderhoud na aantal gereden kilometers Onderdeel Controle voorafgaand aan elke rit 300 1000 3000 5000 7000 9000 11.000 13.
13. TECHNISCHE GEGEVENS LIKE 50 VIERTAKT Motortype OHC luchtgekoeld 1 cilinder 4-takt Lengte 1915 mm Cilinderinhoud 50 cc Breedte 690 mm Boring & slag 39.0 x 41.4 mm Hoogte 1115 mm Compressieverhouding 11 Droog gewicht/ 92.5 kg/ Max. laadvermogen 150 kg Maximaal vermogen 2.4 kW x 7500 tpm Wielbasis 1315 mm Bougie NGK-CR7HSA CHAMPION-P-RZ9HC Maximaal koppel 3.
LIKE 125 VIERTAKT Motortype OHC luchtgekoeld 1 cilinder 4-takt Lengte 1915 mm Cilinderinhoud 125 cc Breedte 690 mm Boring & slag 52.4 x 57.8 mm Compressieverhouding 13 Hoogte Droog gewicht/ Max. laadvermogen 1115 mm 105.5 kg/ 150 kg Maximaal vermogen 6.5 kW x 7500 tpm Wielbasis 1315 mm Bougie NGK-CR7HSA CHAMPION-P-RZ9HC Maximaal koppel 9.
KWANG YANG MOTOR CO , LTD . . . NO 35 Wan Hsing Street, San Min District Kaohsiung, Taiwan, Republic of PROC Telephone 886 7 3822526 FAX 886 7 395002 1 .