Operation Manual

61
INRIJDEN
De eerste 1600 km zij
n cruciaal
voor de levensduur
van uw scooter.
Mede door het juist inrijden
gedurende deze periode zal uw nieuwe scooter zijn
maximale levensduur en prestatie behouden.
Door
de scoo
ter op de juiste manier in te rijden zullen de
bewerkte oppervlakken elkaar polijsten waardoor
ze gladder worden
en soepel gaan samenlopen
.
De betrouwbaarheid en prestatie van een scooter
hangt af van de speciale zorg en
de
terughoudendheid die worden bet
racht tijdens de
inrijperiode.
Het is in het bijzonder belangrijk dat u
de motor
niet dus
danig
belast
dat de motordelen
oververhit raken
.
De
hierna
volgende richtlijnen
geven u de juiste
inrijmethodes.
De
aanbevolen maximale
bediening
van de
gashendel
tij
dens de inrijperiode:
Eerste 800 km: minder dan 1/2 slag.
Tot 1600 km: minder dan 3/4 slag.
Varieer de motorsnelheid
De motorsnelh
eid dient gevarieerd
en niet constant
te zijn.
Hierdoor kunnen de onder
delen
m
et druk
“geladen”
en vervolgens ontlad
en
wor
den
,
waardoor ze kunnen afkoelen
en
beter
gaan
samenlopen.
Het is belangrijk dat e
r enige kracht
wordt uitgeoefend
op de motordele
n gedurende het
inrijden om dit
samenlopen te bewerkstelligen.
U
dient echter de motor niet teveel te belasten.
Vermijd een
constante lage snelheid
Als de motor
op een constante lage snelheid
rijdt
(lichte belastin
g) kan dit verglazing
van de delen tot
gevolg
hebben, waardoor ze zich niet zullen zetten
.
Laat de motor voluit optrekken via de transmissie
,
zonder de aanbevolen max
imum
snelheden te
overschrijden.
Geef
echter gedurende de
eerste
1600 km
geen
vol gas.