Inhoud Alle titels Instellingen Bovenste pagina Gebruikershandleiding Handleiding voor het apparaat In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over het product en deze handleiding. Aan de slag In dit hoofdstuk worden de procedures beschreven voor de installatie en configuratie van het apparaat, de mogelijkheden om het apparaat met andere apparatuur te verbinden en de manier waarop het papier wordt verwerkt. De printerfunctie gebruiken In dit hoofdstuk worden de printerfuncties beschreven.
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat Handleiding voor het apparaat Inleiding Handelsmerken Afwijzing van aansprakelijkheid Handleidingen voor dit apparaat Machinetypes Hoe leest u deze handleiding Symbolen Aantekeningen Webbrowser Belangrijke functies Het apparaat gebruiken als printer Aansluiten via USB Aansluiten via een netwerk Vertrouwelijke documenten afdrukken Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat Vergrote of verkleinde kopieën maken Meerdere pagina's op één vel
Bedieningspaneel Boven Copyright © 2009
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag Aan de slag Het apparaat installeren Het apparaat plaatsen Verpakking verwijderen Het apparaat inschakelen Eerste installatie Werkingsmodus wijzigen Energie besparen Meervoudige toegang Het apparaat aansluiten Verbinden met een USB-kabel Verbinden met een netwerkkabel Betekenis van de LED-lampjes Aansluiten op een telefoonlijn Het apparaat configureren Instellingen IP-adres configureren Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres H
Papier van het formaat Legal plaatsen Enveloppen plaatsen Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid Papier plaatsen in de handinvoer Papiertype en papierformaat opgeven Het papiertype opgeven Het standaardpapierformaat opgeven Een aangepast papierformaat opgeven Originelen plaatsen Originelen Aanbevolen formaat van originelen Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF) Beeldgebied dat niet wordt gescand Originelen plaatsen Originelen op de glasplaat plaatsen
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken De printerfunctie gebruiken Optie-instellingen voor de printer configureren Voorwaarden voor bidirectionele communicatie Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld Windows Mac OS X Printereigenschappen openen Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten] Printereigenschappen openen vanuit een toepassing Windows Mac OS X Basisinstructies voor het werken in de printermodus Verkeerd papier Doorgaan met afdruk
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken De kopieerfunctie gebruiken Het scherm in de kopieermodus Belangrijkste functies in de kopieermodus Een kopieertaak annuleren Vergrote of verkleinde kopieën maken Meerdere pagina's combineren Twee of vier pagina's op één vel kopiëren Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken De scannerfunctie gebruiken Het scherm in de scannermodus Scanbestemmingen registreren Scanbestemmingen wijzigen Scanbestemmingen verwijderen Scannen vanaf het bedieningspaneel Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden De scanbestemming opgeven Scaninstellingen opgeven Het scanformaat opgeven in overeenstemming met het formaat van het origineel Beelddichtheid aanpassen Resolutie opgeven Scannen vanaf een computer Ins
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken De faxfunctie gebruiken Het scherm in de faxmodus Datum en tijd instellen Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen verwijderen Faxbestemmingen registreren via webbrowser Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen verwijderen Een fax verzenden Verzendmodus selecteren Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax Een faxtaak annuleren De bestemming van de fa
Verzendinstellingen configureren Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma. Een fax ontvangen Ontvangstmodus selecteren Een fax ontvangen in de handmatige modus Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren Het apparaat via het bedieningspaneel configureren Basisbediening via het menuscherm Overzicht van de menu's Kopieerinstellingen Kopieerinstellingen wijzigen Parameters voor kopieerinstellingen Scannerinstellingen Scannerinstellingen wijzigen Parameters voor scannerinstellingen Verzendinstellingen voor het faxen De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen Systee
PDL-instellingen PDL-instellingen wijzigen Parameters voor PDL-instellingen Boven Copyright © 2009
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser Het apparaat configureren met de webbrowser De webbrowser gebruiken De hoofdpagina weergeven De taal voor de interface wijzigen De systeeminformatie controleren De statusinformatie controleren De tellerinformatie controleren De informatie over het apparaat controleren De apparaatinstellingen configureren Het luidsprekervolume configureren De papierinstellingen configureren Het papierformaat voor het printen bepalen De lade
Copyright © 2009
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing Probleemoplossing Overzicht Algemene problemen Problemen bij de papierinvoer Papierstoringen verhelpen Het papier is vastgelopen in de fusereenheid Het papier is vastgelopen in een lade Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid Papierstoringen bij het scannen verhelpen Problemen met de afdrukkwaliteit De toestand van het apparaat controleren Afdrukproblemen De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen De kleuren op de afdruk komen
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud Onderhoud Reinigen Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat Reinigen van de tonerdensiteitsensor Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen De registratierol reinigen De glasplaat reinigen De automatische documentinvoer (ADF) reinigen Het apparaat verplaatsen Over een korte afstand verplaatsen Over een lange afstand verplaatsen Afvoer Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Bijlage Bijlage Apparaatspecificaties Specificaties voor algemene functies Specificaties voor printerfuncties Specificaties voor kopieerfuncties Specificaties voor scanfuncties Specificaties voor faxfuncties Specificaties voor opties Papierinvoereenheid Geheugeneenheid Elektromagnetische storing Informatie over geïnstalleerde software expat JPEG LIBRARY Boven Copyright © 2009
Inhoud Instellingen Bovenste pagina > Alle titels Handleiding voor het apparaat Inleiding Handelsmerken Afwijzing van aansprakelijkheid Handleidingen voor dit apparaat Machinetypes Hoe leest u deze handleiding Symbolen Aantekeningen Webbrowser Belangrijke functies Het apparaat gebruiken als printer Aansluiten via USB Aansluiten via een netwerk Vertrouwelijke documenten afdrukken Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat Vergrote of verkleinde kopieën maken Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren.
Bedieningspaneel Aan de slag Het apparaat installeren Het apparaat plaatsen Verpakking verwijderen Het apparaat inschakelen Eerste installatie Werkingsmodus wijzigen Energie besparen Meervoudige toegang Het apparaat aansluiten Verbinden met een USB-kabel Verbinden met een netwerkkabel Betekenis van de LED-lampjes Aansluiten op een telefoonlijn Het apparaat configureren Instellingen IP-adres configureren Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres Het IP-adres van het apparaat handma
Papiertype en papierformaat opgeven Het papiertype opgeven Het standaardpapierformaat opgeven Een aangepast papierformaat opgeven Originelen plaatsen Originelen Aanbevolen formaat van originelen Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF) Beeldgebied dat niet wordt gescand Originelen plaatsen Originelen op de glasplaat plaatsen Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen Tekens invoeren Invoermodus voor waarden Invoermodus voor faxnummers Invoermodus voor te
Vertrouwelijke documenten afdrukken Een beveiligd afdrukbestand opslaan Een beveiligd afdrukbestand afdrukken Een beveiligd afdrukbestand verwijderen Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd Werken met de verschillende afdrukfuncties Functies voor afdrukkwaliteit Uitvoerfuncties De kopieerfunctie gebruiken Het scherm in de kopieermodus Belangrijkste functies in de kopieermodus Een kopieertaak annuleren Vergrote of verkleinde kopieën maken Meerdere pagina's combineren Twee of vier pagina's
Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen verwijderen Faxbestemmingen registreren via webbrowser Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen verwijderen Een fax verzenden Verzendmodus selecteren Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax Een faxtaak annuleren De bestemming van de fax opgeven De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen De bestemming opgeven met Verkort kiezen De bestemming opgeven met de broadcastfunctie De bestemming opgeven met
Basisbediening via het menuscherm Overzicht van de menu's Kopieerinstellingen Kopieerinstellingen wijzigen Parameters voor kopieerinstellingen Scannerinstellingen Scannerinstellingen wijzigen Parameters voor scannerinstellingen Verzendinstellingen voor het faxen De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen Systeeminstellingen voor het faxen Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen Faxdirectoryinstell
De taal voor de interface wijzigen De systeeminformatie controleren De statusinformatie controleren De tellerinformatie controleren De informatie over het apparaat controleren De apparaatinstellingen configureren Het luidsprekervolume configureren De papierinstellingen configureren Het papierformaat voor het printen bepalen De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie Tonerbesparing configureren Bestemmingen registreren De apparaatfuncties gebru
De toestand van het apparaat controleren Afdrukproblemen De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm Problemen bij het kopiëren Problemen bij het scannen Problemen bij het faxen Fout- en statusberichten op het scherm Tonercartridges vervangen De tonerafvalcontainer vervangen Onderhoud Reinigen Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat Reinig
Elektromagnetische storing Informatie over geïnstalleerde software expat JPEG LIBRARY Boven Copyright © 2009
Inhoud Vorige De HTML-handleidingen gebruiken Op deze pagina wordt uitgelegd hoe u de HTML-handleidingen gebruikt. # Er worden eenvoudige screenshots gebruikt. Schermnavigatie 1 Klik hierop om de bovenste pagina weer te geven. 2 Toont een lijst met alle handleidingtitels. 3 Toont de inhoud van de handleiding. 4 Brengt u terug naar de voorgaande pagina. 5 Brengt u naar de voorgaande pagina (op volgorde van titels). 6 Brengt u naar de volgende pagina (op volgorde van titels).
Gebruik trefwoorden om te zoeken naar items die u wilt bekijken. Gecombineerd zoeken met meerdere trefwoorden is niet mogelijk. Zoekresultaten met synoniemen van het trefwoord worden ook weergegeven. 1 Wanneer u zoekt in de bovenste pagina, dan worden zoekresultaten van alle handleidingen weergegeven. U kunt de kleur van het weergavescherm wijzigen en procedure-afbeeldingen verbergen. Klik op [OK]om wijzigingen toe te passen.
Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan. Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot ernstige lichamelijke verwondingen of overlijden. Lees deze voorschriften altijd. Ze zijn te vinden in het gedeelte 'Veiligheidsinformatie'. Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan. Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot gemiddelde of lichte lichamelijke verwondingen of schade aan het apparaat of eigendommen. Lees deze voorschriften altijd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Inleiding Inleiding Hartelijk dank dat u voor dit product hebt gekozen. In deze handleiding vindt u uitgebreide instructies voor het gebruik van dit apparaat en belangrijke opmerkingen. Om ten volle te kunnen profiteren van de veelzijdigheid van dit apparaat, verdient het aanbeveling dat alle gebruikers deze handleiding zorgvuldig doorlezen en de aanwijzingen opvolgen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Inleiding > Handelsmerken Handelsmerken Microsoft®, Windows®, Windows Server® en Windows Vista® zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Adobe®, PostScript®, Acrobat®, PageMaker® en Adobe Type Manager zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. PCL® is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company.
Microsoft® Windows Server® 2008 Datacenter without Hyper-VTM ● In deze handleiding staat PostScript 3 voor “Adobe PostScript 3 Emulation”.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Inleiding > Afwijzing van aansprakelijkheid Afwijzing van aansprakelijkheid 1. Het bedrijf is in geen enkel opzicht aansprakelijk voor directe, indirecte, bijzondere, bijkomende of voortvloeiende schade als gevolg van de werking of het gebruik van dit apparaat. 2. Deze handleiding mag zonder toestemming noch geheel noch gedeeltelijk worden vermenigvuldigd, gewijzigd, geciteerd of herdrukt.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Handleidingen voor dit apparaat Handleidingen voor dit apparaat Lees de handleiding die van belang is voor het doel waarvoor u het apparaat wilt gebruiken. Veiligheidsinformatie Hier vindt u informatie over een veilig gebruik van het apparaat. Lees deze informatie zorgvuldig door om persoonlijk letsel en schade aan het apparaat te voorkomen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Machinetypes Machinetypes Modeltypen Het symbool gebruikt voor informatie die alleen geldt voor het 120 V-model, terwijl het symbool wordt gebruikt voor informatie die alleen geldt voor het 220 V - 240 V-model. Het model van het apparaat bepalen U kunt als volgt het model van uw apparaat vaststellen: ● Boven Controleer op de achterzijde van het apparaat het daar aangegeven voltage.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding Hoe leest u deze handleiding Verwante onderwerpen Symbolen Aantekeningen Webbrowser Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding > Symbolen Symbolen In deze handleiding wordt gebruik gemaakt van de volgende symbolen: Hiermee worden punten aangegeven waarop u moet letten bij het gebruik van het apparaat, evenals een uitleg van de waarschijnlijke oorzaken van vastgelopen papier, schade aan originelen of verlies van gegevens. Zorg ervoor dat u deze uitleg leest.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding > Aantekeningen Aantekeningen De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. In deze handleiding worden twee grootte-eenheden gebruikt. De afbeeldingen die in deze handleiding worden gebruikt kunnen afwijken van de machine.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding > Webbrowser Webbrowser Webbrowser in deze handleiding vertegenwoordigt COMMAND CENTER.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies Belangrijke functies In dit gedeelte vindt u informatie over de basisprincipes en enkele handige functies van het apparaat. ● Voor bepaalde functies is een speciale configuratie van het apparaat nodig.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer Het apparaat gebruiken als printer Wanneer u het apparaat als printer wilt gebruiken, hebt u de keuze uit twee verbindingsmethoden: ● USB-aansluiting ● Netwerkaansluiting Verwante onderwerpen Aansluiten via USB Aansluiten via een netwerk Vertrouwelijke documenten afdrukken Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer > Aansluiten via USB Aansluiten via USB U kunt het apparaat rechtstreeks met een USB-kabel op een computer aansluiten. Afdrukken via USB Zo gebruikt u dit apparaat als printer via een USB-aansluiting: 1. Sluit het apparaat met een USB-kabel aan op een computer en installeer het printerstuurprogramma op de computer.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer > Aansluiten via een netwerk Aansluiten via een netwerk U kunt het apparaat aansluiten op een netwerk en als netwerkprinter gebruiken. Afdrukken via een netwerk Zo gebruikt u dit apparaat als printer via een netwerkverbinding: 1. Sluit het apparaat aan op het netwerk. Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel . 2.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer > Vertrouwelijke documenten afdrukken Vertrouwelijke documenten afdrukken Als u de functie Beveiligde afdruk gebruikt, kunt u uw afdruktaak beveiligen met een wachtwoord. Dit betekent dat uw afdruktak pas wordt afgedrukt nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd op het bedieningspaneel van het apparaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat In dit gedeelte worden enkele handige functies beschreven bij het gebruik van dit apparaat als kopieerapparaat. Verwante onderwerpen Vergrote of verkleinde kopieën maken Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren. Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Vergrote of verkleinde kopieën maken Vergrote of verkleinde kopieën maken Dit apparaat heeft vooraf ingestelde verhoudingen voor het schalen van originelen, waardoor u gemakkelijk documenten kunt omzetten van het ene naar het andere standaardformaat. Vergrote of verkleinde kopieën maken Zo kunt u altijd kopieën vergroten en verkleinen: 1.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren. Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren. U kunt meerdere pagina's van het origineel kopiëren op één vel papier. ● U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat ligt.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren. Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren. U kunt de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs (of een ander klein document) op één zijde van een vel papier kopiëren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Dubbelzijdige kopieën maken Dubbelzijdige kopieën maken U kunt dubbelzijdige kopieën maken door enkelzijdige documenten op zowel de voor- als de achterkant van het papier te kopiëren. ● U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat ligt.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > De papieruitvoer sorteren De papieruitvoer sorteren Wanneer u meerdere kopieën maakt van verschillende pagina's, kunt u het apparaat het uitgevoerde papier laten sorteren. ● U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat ligt. De papieruitvoer sorteren 1.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner Het apparaat gebruiken als scanner Er zijn twee methoden om te scannen: scannen vanaf de computer (TWAIN-scannen) en scannen vanaf het bedieningspaneel. Scannen vanaf de computer Met TWAIN-scannen kunt u het apparaat bedienen vanaf de computer en originelen rechtstreeks naar de computer scannen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Scannen vanaf een computer Scannen vanaf een computer Met TWAIN-scannen kunt u het apparaat bedienen vanaf de computer en originelen rechtstreeks naar de computer scannen. Scannen vanaf een computer met een USB-verbinding 1. Sluit het apparaat met een USB-kabel aan op de computer en installeer het scannerstuurprogramma op de computer.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Gescande bestanden per e-mail verzenden Gescande bestanden per e-mail verzenden U kunt vanaf het bedieningspaneel gescande bestanden per e-mail verzenden. Voorbereiden van het per e-mail verzenden van gescande bestanden 1. Sluit het apparaat aan op het netwerk Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel . 2.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden U kunt vanaf het bedieningspaneel gescande bestanden naar een FTP-server verzenden. Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden 1. Sluit het apparaat aan op het netwerk Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel . 2.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer U kunt vanaf het bedieningspaneel gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer op een netwerk. Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer 1.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat Het apparaat gebruiken als faxapparaat In dit gedeelte worden de basisprocedures beschreven voor het gebruik van dit apparaat als faxapparaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat > Gebruiken als faxapparaat Gebruiken als faxapparaat Gebruiken als faxapparaat 1. Sluit het apparaat aan op de telefoonlijn. Zie voor meer gegevens Aansluiten op een telefoonlijn . 2. Configureer de instellingen van het telefoonnetwerk. Zie voor meer gegevens Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren . 3. Configureer de datum en de tijd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat > Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon U kunt dit apparaat gebruiken als faxapparaat en tegelijkertijd via dezelfde lijn een telefoongesprek voeren. Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon 1. Sluit een externe telefoon aan op het apparaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat > Fax verzenden vanaf een computer (LAN-Fax) Fax verzenden vanaf een computer (LAN-Fax) U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het document eerst te printen. ● De functie wordt ondersteund door Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2/2008.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen Overzicht van de onderdelen In dit gedeelte vindt u de naam en de functie van de onderdelen van dit apparaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Buitenzijde: Voorzijde Buitenzijde: Voorzijde 1. Klep van de ADF (automatische documentinvoer) Open deze klep als er originelen zijn vastgelopen in de ADF. 2. Invoerlade voor de ADF Plaats hier de stapels originelen. De originelen worden automatisch ingevoerd. Deze lade kan maximaal 35 vellen normaal papier bevatten. 3.
12. Glasplaat Plaats hier vel voor vel de originelen. 13. Klep over de glasplaat Open deze klep als u originelen op de glasplaat wilt leggen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Buitenzijde: Achterzijde Buitenzijde: Achterzijde 1. Knop voor het verschuiven van de ADF Druk op deze knop om de ADF naar achteren te schuiven en in die positie te laten als u het uitgevoerde papier niet goed uit de uitvoerlade kunt halen. 2. Geheugenklepje Verwijder dit klepje als u de optionele geheugeneenheid wilt plaatsen. 3.
raken bij het schuiven. ● Zet de papierstop omhoog zoals hieronder wordt afgebeeld, om te voorkomen dat afdrukken van A4- of Letter-formaat uit de lade vallen. ● Zet de papierstop omhoog zoals hieronder wordt afgebeeld, om te voorkomen dat afdrukken van Legal-formaat uit de lade vallen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Binnenzijde Binnenzijde 1. Tonercartridges Plaats de cartridges vanaf de achterzijde van het apparaat, in de volgorde cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K). Als er tonercartridges moeten worden vervangen of als er nieuwe cartridges moeten worden voorbereid voor gebruik, verschijnt er een bericht op het scherm. 2.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Bedieningspaneel Bedieningspaneel In dit gedeelte worden de namen en het gebruik van de verschillende onderdelen van het bedieningspaneel beschreven. ● Het bedieningspaneel kan verschillen van de onderstaande afbeelding, afhankelijk van het land waarin het apparaat wordt gebruikt. 1.
Druk op deze toets om instellingen te bevestigen of naar het volgende niveau van de menustructuur te gaan. 8. Toets [Wissen/Stop] ❍ ❍ ❍ Tijdens de verwerking van een taak: druk op deze toets om de taak te annuleren. Tijdens het configureren van het apparaat: druk op deze toets om de huidige instelling te annuleren en terug te keren naar de stand-bymodus. In de stand-bymodus: druk op deze toets om tijdelijke instellingen, zoals dichtheid of resolutie, te annuleren. 9.
bedieningspaneel. Als het bedieningspaneel bedekt is met een beschermende laag, dient deze eerst te worden verwijderd voordat de stickers worden aangebracht.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren Het apparaat installeren In dit gedeelte worden de stappen beschreven die nodig zijn om het apparaat te installeren en gereed te maken voor gebruik.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Het apparaat plaatsen Het apparaat plaatsen De plaats van het apparaat dient zorgvuldig te worden gekozen, want de omgeving is van grote invloed op de prestaties. ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● Het meegeleverde netsnoer is uitsluitend bestemd voor dit apparaat. Gebruik het snoer niet voor andere apparatuur. Als u dit wel doet, kan dit brand, elektrische schokken of letsel tot gevolg hebben.
Optimale omgeving Het toelaatbare en aanbevolen bereik voor temperatuur en vochtigheid is het volgende: ● Wit gebied: toelaatbaar bereik ● Grijs gebied: aanbevolen bereik ● Om een concentratietoename van ozon te voorkomen, dient u dit apparaat in een grote, goed geventileerde ruimte te plaatsen met een luchtverversingssnelheid van meer dan 30 m3/uur/persoon.
● Locatie die aan sterke trillingen onderhevig is Voeding Sluit het netsnoer aan op een voedingsbron met de volgende specificatie: Boven ● : 120 V, 50/60 Hz, 11 A of meer (bij volledige uitrusting) ● : 220 -240 V, 50/60 Hz, 6 A of meer (bij volledige uitrusting) Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Verpakking verwijderen Verpakking verwijderen Het apparaat wordt in schuimrubber verpakt en dichtgeplakt met tape om het tijdens het vervoer te beschermen tegen schokken en trillingen. Verwijder deze beschermmaterialen nadat u het apparaat op de gewenste locatie hebt geplaatst. ● ● ● ● ● ● ● Gebruikte toner of tonercartridges mogen niet worden verbrand.
Verwijder de plastic zak. Til het apparaat samen met iemand anders op aan de geïntegreerde handgrepen aan beide zijden van het apparaat. Verwijder de beschermende materialen aan de buitenzijde van het apparaat. De koorden die het apparaat ingaan niet verwijderen. Bij het apparaat dat u feitelijk gebruikt kunnen de beschermende materialen zich op andere plekken bevinden. Controleer de buitenzijde van het apparaat op beschermende materialen en verwijder deze volledig. Open de ADF-klep.
Verplaats de blauwe hendel naar de achterkant van het apparaat en duw hem nadien omhoog om de papierinvoerrol los te koppelen. Til de papierinvoerrol voorzichtig op om hem te verplaatsen. Trek aan de beschermende laag om deze te verwijderen. Met het rolgedeelte naar beneden, plaats het uiteinde van de papierinvoerrol in de opening van de ADF.
Plaats de papierinvoerrol opnieuw op zijn oorspronkelijke positie. Duw de blauwe hendel naar beneden om de papierinvoerrol te vergrendelen. Sluit de ADF-klep. Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep voorzichtig omlaag. Duw de blauwe hendels van de fusereenheid omlaag.
Pak beide stukken oranje tape aan het uiteinde vast en trek ze voorzichtig naar boven en verwijder ze tegelijkertijd van het apparaat. Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze gesloten is. Trek de ontgrendelingshendel van de klep aan de bovenzijde van het apparaat omhoog en open de klep voorzichtig. Zorg ervoor dat de ADF gesloten is. Verwijder de beschermende tape.
Til de tonercartridge uit het apparaat en schud deze heen en weer. De zwarte tonercartridge wordt geleverd met een beschermende laag die u moet verwijderen vóór het schudden. Til een tonercartridge verticaal op, waarbij u de cartridge in het midden vasthoudt. Plaats de zwarte tonercartridge op een vlakke ondergrond en verwijder de beschermende laag voorafgaand aan het schudden. Schud iedere tonercartridge vijf- of zesmaal heen en weer.
Hou het midden van het deksel met beide handen vast en sluit voorzichtig het deksel. Let op dat uw vingers niet bekneld raken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Het apparaat inschakelen Het apparaat inschakelen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat inschakelt. ● Zorg ervoor dat uw handen droog zijn wanneer u het netsnoer loskoppelt of aansluit. Bij natte handen bestaat het risico van een elektrische schok. ● Zorg dat de stekker goed in het stopcontact zit voordat u het apparaat inschakelt.
● Boven Zie Beheerdersinstellingen Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over de [Standaardmodus].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Eerste installatie Eerste installatie Wanneer u het apparaat voor de eerste keer inschakelt, ziet u een menu op het scherm waarmee u de hierna beschreven instellingen kunt configureren. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de eerste installatie uitvoert. : de internationale wetgeving schrijft een faxnummercode voor.
● Zie Beheerdersinstellingen ● Zie Verzendinstellingen voor het faxen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Beheerdersinstellingen]. voor meer informatie over [Koptekst verzender].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Werkingsmodus wijzigen Werkingsmodus wijzigen U kunt de modi voor kopiëren, scannen en faxen activeren door op de bijbehorende toetsen te drukken. Kopieermodus Druk op [Kopie] als u wilt kopiëren. In de kopieermodus licht de toets [Kopie] op. Scannermodus Druk op [Scanner] als u wilt scannen. In de scanmodus licht de toets [Scanner] op. Faxmodus Druk op [Facsimile] als u een fax wilt verzenden.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Energie besparen Energie besparen Deze machine is uitgerust met de volgende Energiebesparende modi: Energiebesparende modus 1 en Energiebesparende modus 2. Als het apparaat gedurende een bepaalde periode inactief is, zal het automatisch naar de Energiebesparende modus schakelen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Meervoudige toegang Meervoudige toegang Dit apparaat kan meerdere taken uitvoeren waarbij van verschillende functies wordt gebruikgemaakt, zoals tegelijk kopiëren en faxen. De gelijktijdige uitvoering van meerdere functies wordt “Meervoudige toegang” genoemd. In de volgende tabel ziet u welke functies gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd.
Een te faxen document voor de transmissie opslaan in het geheugen van de machine Direct verzenden van een fax (een origineel inscannen en het gelijktijdig verzenden) Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken ● Fax vanuit geheugen verzenden ● Fax in geheugen ontvangen ● Een fax direct afdrukken ● Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken ● Afdrukken*1 ● Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken ● Afdrukken*1 ● Fax in geheugen ontva
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten Het apparaat aansluiten In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat kunt aansluiten op een computer en een telefoonlijn.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Verbinden met een USB-kabel Verbinden met een USB-kabel ● De USB 2.0-interfacekabel wordt niet meegeleverd. Gebruik een USB-kabel die geschikt is voor de computer die u gebruikt. Verwijder het kabelklepje. Sluit de vierkante stekker van de USB 2.0-kabel aan op de USB-poort. Sluit de platte stekker aan het andere uiteinde aan op de USB-interface of USB-hub van de computer. Breng het kabelklepje weer aan.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Verbinden met een netwerkkabel Verbinden met een netwerkkabel ● Verbind de Ethernet-poort van het apparaat niet met een netwerk waarvan het voltage te hoog kan worden, zoals een telefoonlijn. Als u dit wel doet, kan dit brand of een elektrische schok veroorzaken. Met de volgende procedure verbindt u het apparaat via een netwerk met een computer.
● Zie Instellingen IP-adres configureren ● Voor meer informatie over het installeren van printerstuurprogramma's voor netwerkverbindingen, zie de Installatiehandleiding voor stuurprogramma's. Verwante onderwerpen Betekenis van de LED-lampjes Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over de instellingen van netwerkomgevingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Verbinden met een netwerkkabel > Betekenis van de LED-lampjes Betekenis van de LED-lampjes 1. Geel: knippert wanneer 100BASE-TX of 10BASE-T wordt gebruikt. 2. Groen: brandt wanneer het apparaat op de juiste wijze is aangesloten op het netwerk.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Aansluiten op een telefoonlijn Aansluiten op een telefoonlijn U kunt het apparaat rechtstreeks aansluiten op een openbaar telefoonnetwerk (PSTN) of via een particuliere telefooncentrale (PBX). Bovendien kunt u een externe telefoon aansluiten voor gesprekken die van dezelfde telefoonlijn gebruikmaken. : gebruik alleen nr.
Voer de telefoonlijn door de opening in het kabelklepje. Haak de lipjes van het kabelklepje in de openingen van het apparaat. Breng het kabelklepje weer aan. ● Configureer de telefoonnetwerkinstellingen en de modus voor faxontvangst nadat u het apparaat op de telefoonlijn hebt aangesloten. ● Als de telefoon over functies beschikt die niet compatibel zijn met het apparaat, dan kunt u deze functies niet gebruiken.
telefoonnetwerkinstellingen. ● Zie Ontvangstmodus selecteren ● Zie Beheerdersinstellingen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over het instellen van de modus voor faxontvangst. voor meer informatie over [Gebruikersinstellingen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren Het apparaat configureren In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die nodig zijn om het apparaat op een netwerk te kunnen gebruiken en als faxapparaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen IP-adres configureren Instellingen IP-adres configureren De procedure voor het configureren van netwerkinstellingen waarbij het IP-adres automatisch door het netwerk wordt toegewezen (DHCP) is anders dan de overeenkomende procedure waarbij het IP-adres handmatig wordt toegewezen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen IP-adres configureren > Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres ● Er moet een DHCP-server op het netwerk zijn aangesloten om het apparaat automatisch een IP-adres te kunnen toewijzen. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
● Zie De configuratiepagina afdrukken ● Zie Beheerdersinstellingen ● Zie Netwerkinstellingen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina. voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen]. voor meer informatie over [Instelling koppeling].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen IP-adres configureren > Het IP-adres van het apparaat handmatig toewijzen Het IP-adres van het apparaat handmatig toewijzen ● Het IP-adres dat u aan het apparaat toewijst, mag niet worden gebruikt voor een ander apparaat binnen hetzelfde netwerk. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Als het subnetmasker niet het juiste is, geeft u met de cijfertoetsen een nieuw subnetmasker op en drukt u daarna op [OK]. Druk op [ ][ ] om van het ene veld naar het andere te gaan. Bevestig de instelling en druk op [ ]. Druk op [ ][ ] om [Gateway] te selecteren en druk op [OK]. Het huidige gateway-adres wordt weergegeven. Geef zo nodig met de cijfertoetsen een nieuw gateway-adres op en druk daarna op [OK]. Druk op [ ][ ] om van het ene veld naar het andere te gaan. Bevestig de instelling en druk op [ ].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren Verwante onderwerpen Het type telefoonlijn selecteren Het type verbinding met het telefoonnetwerk selecteren Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren > Het type telefoonlijn selecteren Het type telefoonlijn selecteren Selecteer het type telefoonlijn in overeenstemming met uw telecombedrijf. Er zijn twee typen: toon en puls. Deze functie is in sommige regio's mogelijk niet beschikbaar. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Beheerdersinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren > Het type verbinding met het telefoonnetwerk selecteren Het type verbinding met het telefoonnetwerk selecteren Selecteer het type verbinding met het telefoonnetwerk. Er zijn twee typen: het openbare telefoonnetwerk (PSTN) en een particuliere telefooncentrale (PBX). Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren > Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen Als het apparaat via een aparte telefooncentrale met het publieke telefoonnetwerk wordt verbonden, stelt u het nummer in dat moet worden gekozen voor een buitenlijn.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > De printer delen via een netwerk De printer delen via een netwerk In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat kunt instellen voor gebruik als netwerkprinter. De gedeelde printer kan worden gebruikt door computers binnen het netwerk. ● Om de printereigenschappen te veranderen in de map [Printer], moet u gemachtigd zijn om printers te beheren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Optie voor installatie Optie voor installatie In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de optionele papierinvoereenheid en geheugeneenheid installeert.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Optie voor installatie > De papierinvoereenheid (Lade 2) installeren De papierinvoereenheid (Lade 2) installeren ● ● Het aanraken van het uiteinde van de stekker met metalen voorwerpen kan elektrische schokken veroorzaken en is brandgevaarlijk. Het apparaat weegt ongeveer 30,0 kg (66,2 lb.). Als u het apparaat wilt verplaatsen, dient u het bij de geïntegreerde handgrepen vast te nemen en langzaam op te tillen.
Er steken drie pinnetjes uit aan de bovenzijde van de optionele papierinvoereenheid. Houd de daartoe bestemde openingen aan de onderzijde van het apparaat boven deze pinnetjes en laat het apparaat voorzichtig zakken. Druk na de installatie de configuratiepagina af om de installatie te bevestigen. Als de lade op de juiste wijze is geïnstalleerd, wordt “Lade 2” op de configuratiepagina weergegeven onder “Informatie lade”.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Optie voor installatie > De geheugeneenheid installeren (DDR-SDRAM-module) De geheugeneenheid installeren (DDR-SDRAM-module) ● ● Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u de geheugeneenheid in het apparaat installeert. Sluit eerst het klepje van het geheugengedeelte voordat u na de installatie het apparaat opnieuw inschakelt.
Plaats de inkeping van de eenheid op het uitstekende gedeelte van de sleuf en druk de eenheid voorzichtig vanuit een hoekstand naar binnen. Houd de module in dezelfde hoekstand en druk deze naar beneden totdat u een klik hoort. Plaats het binnenste klepje en draai de schroef weer vast. Breng het geheugenklepje weer aan. Druk na de installatie van de geheugeneenheid de PDL-configuratiepagina af om de installatie te bevestigen.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media Papier en andere media In dit gedeelte wordt beschreven welk papier u wel en niet kunt gebruiken, en worden de gewenste voorzorgsmaatregelen, informatie over elk papiertype en het afdrukgebied behandeld. ● Alle papier moet verticaal worden geplaatst, ongeacht het papierformaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Geschikt papier voor elke lade Geschikt papier voor elke lade In dit gedeelte vindt u het type, het formaat en het gewicht van het papier dat in elke lade kan worden geplaatst. Ook de capaciteit van elke papierlade wordt aangegeven.
Handinvoer Soort Formaat Gewicht Capaciteit A4 B5 JIS A5 B6-S A6 Legal (81/2 " × 14 ") Letter (81/2 " × 11 ") Normaal papier Half Letter-S (5 1/2" × 81/2") Dun papier Dik papier Executive (71/4 " × 101/2 ") Kringlooppapier 8 " × 13 " Gekleurd papier 81/2" × 13 " Voorgeperforeerd papier Folio Briefhoofd (81/ 4 " × 13 ") Bankpost 16K (195 mm × 267 mm) Karton Com 10 (41/8" × 91/2") Etiketten Monarch (37/8" × 71/2") Envelop 60 tot en met 160 g/m2 (16 tot en met 19.05 kg.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Specificaties van de papiertypen Specificaties van de papiertypen In de volgende tabellen vindt u een beschrijving van de papiertypen die u in dit apparaat kunt gebruiken. ● Afhankelijk van het papiertype kan het even duren voordat de toner droog is. Zorg ervoor dat de afgedrukte vellen helemaal droog zijn voordat u ze vastpakt. Anders kan de toner gaan vlekken.
Papierdikte 60 tot en met 75 g/m2 (15 tot en met 8.62 kg.) Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt. Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " × 101/2 ") Kringlooppapier Item Beschrijving Papierdikte 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.) Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt.
Papierdikte 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.) Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt. Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " × 101/2 ") Als de dikte van het papier buiten het opgegeven bereik valt, selecteert u [Dun Papier(60-75g/m2)], [Normaal papier (90-105 g/m2)] of [Dik Papier (105-160g/m2)].
● Aantekeningen ● Het aantal vellen dat in een minuut kan worden afgedrukt, is ongeveer de helft van het aantal vellen normaal papier dat 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 24 lb.) weegt. Er kan niet worden afgedrukt op papier dat dikker is dan 160 g/m2.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Ongeschikte papiertypen Ongeschikte papiertypen De volgende papiertypen zijn niet geschikt voor dit apparaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Voorzorgsmaatregelen bij het bewaren van papier Voorzorgsmaatregelen bij het bewaren van papier Papier moet altijd op de juiste wijze worden bewaard. Als papier niet op de juiste wijze wordt bewaard, kan de afdrukkwaliteit te wensen overlaten, kan het papier vastlopen of kan de printer beschadigd raken. Aanbevelingen: ● Bewaar papier niet in vochtige ruimten. ● Stel papier niet bloot aan direct zonlicht.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Afdrukgebied Afdrukgebied In de volgende schematische voorstellingen worden de gebieden op het papier weergegeven waarop het apparaat kan afdrukken. Zorg ervoor dat u de afdrukmarges correct instelt met behulp van de instellingen van de gebruikte toepassing. Papier 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Circa 4,2 mm (0,17 inch) 4. Circa 4,2 mm (0,17 inch) Envelop 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen Papier plaatsen In dit gedeelte wordt beschreven op welke wijze u papier in de papierlade en de handinvoer plaatst. ● Trek de papierlade niet hardhandig uit het apparaat. Als u dit wel doet, kan de lade vallen en letsel veroorzaken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in lade 1 Papier plaatsen in lade 1 In het volgende voorbeeld ziet u hoe u papier in de standaardpapierlade (lade 1) plaatst. Het plaatsen van papier in de optionele papierinvoereenheid gebeurt op dezelfde wijze. ● Zorg ervoor dat de stapel papier niet hoger is dan de markering aan de binnenzijde van de lade. Het papier kan dan verkeerd worden ingevoerd.
Wanneer u een ander formaat papier plaatst, zorg dan dat u de papiergeleider iets ruimer plaatst dan het werkelijke papierformaat. Knijp de papiergeleider aan de voorzijde in en schuif deze naar binnen totdat het standaardformaat in de ruimte past. Wanneer u een ander formaat papier plaatst, zorg dan dat u de papiergeleider iets ruimer plaatst dan het werkelijke papierformaat. Plaats de nieuwe stapel papier met de afdrukzijde naar boven.
Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze tegen de zijkanten van het papier rusten. Stapel het papier niet hoger dan de uitstekende delen van de papiergeleiders aan de zijkant. Controleer of de papiergeleiders aan de zijkanten en aan de voorzijde goed aansluiten. Als de geleider aan de voorzijde niet goed op het papier aansluit, zoals in het onderstaande voorbeeld, wordt het papier mogelijk niet op de juiste manier ingevoerd. Duw lade 1 voorzichtig recht in het apparaat.
Verwante onderwerpen Papier van het formaat Legal plaatsen Enveloppen plaatsen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in lade 1 > Papier van het formaat Legal plaatsen Papier van het formaat Legal plaatsen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u papier van het formaat Legal in het apparaat kunt plaatsen. A4 (297 mm) of groter papier wordt op dezelfde wijze geplaatst. ● Verplaats de papiergeleiders aan de zijkanten nooit hardhandig. De lade kan beschadigd raken.
Zorg ervoor dat de pijlen op het uitschuifgedeelte en de lade precies naar elkaar wijzen nadat u het uitschuifgedeelte hebt uitgetrokken. Knijp het klemmetje op de papiergeleider aan de zijkant in en verschuif dit zodanig dat papier in standaardformaat in de ruimte past. Knijp de papiergeleider aan de voorzijde in en schuif deze naar binnen totdat papier van het formaat Legal in de ruimte past.
Plaats de nieuwe stapel papier met de afdrukzijde naar boven. Stapel het papier niet hoger dan de markering (bovenste lijn) aan de binnenzijde van de lade. Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze tegen de zijkanten van het papier rusten. Stapel het papier niet hoger dan de uitstekende delen van de papiergeleiders aan de zijkant. Controleer of de papiergeleiders aan de zijkanten en aan de voorzijde goed aansluiten.
Duw lade 1 voorzichtig recht in het apparaat. Zorg ervoor dat de lade goed is geplaatst, zodat het papier niet kan vastlopen. ● Het is mogelijk dat u het uitschuifgedeelte met enige kracht weer naar binnen moet duwen. ● Zie Papier en andere media ● Zie Papiertype en papierformaat opgeven Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over de papiertypen die geschikt zijn voor dit apparaat. voor meer informatie over de papierinstellingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in lade 1 > Enveloppen plaatsen Enveloppen plaatsen ● Zorg ervoor dat er geen lucht in de enveloppen zit voordat u ze plaatst. ● Gebruik niet meer dan één formaat en soort envelop tegelijk. ● Zorg voordat u de enveloppen gaat plaatsen dat de voorste rand (de kant die in het apparaat wordt gevoerd) vlak is, door een pen of liniaal over de rand te halen.
Stapel de enveloppen niet hoger dan de markering (onderste lijn) aan de binnenzijde van de lade. Schuif de papierlade voorzichtig op zijn plaats totdat deze niet verder kan. Zorg ervoor dat de lade goed is geplaatst, zodat het papier niet kan vastlopen. ● Plaats de enveloppen met de klep aan de rechterkant. Als u dit niet doet, kunnen de enveloppen gaan kreuken. ● Als afgedrukte enveloppen gekreukt worden uitgevoerd, plaats de enveloppen dan in tegengestelde richting.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid In het volgende voorbeeld wordt beschreven hoe u papier kunt plaatsen in de optionele papierinvoereenheid. Til de optionele papierinvoereenheid op en trek deze voorzichtig naar u toe. Trek nu de lade met beide handen uit het apparaat. Plaats de lade op een vlakke ondergrond.
Plaats de nieuwe stapel papier met de afdrukzijde naar boven. Stapel het papier niet hoger dan de markering (bovenste lijn) aan de binnenzijde van de lade. Til de lade op en schuif deze helemaal in het apparaat. Duw de lade goed op zijn plaats, zodat het papier niet kan vastlopen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in de handinvoer Papier plaatsen in de handinvoer ● Stel het formaat van het papier in vanaf het bedieningspaneel of vanuit het printerstuurprogramma. Zorg ervoor dat de instellingen niet met elkaar in strijd zijn. Als dit wel het geval is, kan het papier vastlopen of de afdrukkwaliteit negatief worden beïnvloed.
Start het afdrukken. ● Geef nadat u het papier in de lade hebt geplaatst vanaf het bedieningspaneel of vanuit het printerstuurprogramma het papiertype en formaat op. ● Zie Papier en andere media ● Zie Papiertype en papierformaat opgeven Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over de papiertypen die geschikt zijn voor dit apparaat. voor meer informatie over het opgeven van het papiertype en -formaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven Papiertype en papierformaat opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u vanaf het bedieningspaneel het type en het formaat van het papier kunt opgeven. ● U kunt het type en het formaat van het papier ook opgeven vanuit het printerstuurprogramma. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven > Het papiertype opgeven Het papiertype opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het papiertype kunt opgeven. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Apparaatinstellingen] te selecteren en druk op [OK]. Druk op [ ][ ] om [Papierinstellingen] te selecteren en druk op [OK]. Druk op [ ][ ] om [Papiertype] te selecteren en druk op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven > Het standaardpapierformaat opgeven Het standaardpapierformaat opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het standaardformaat van het papier opgeeft. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Apparaatinstellingen] te selecteren en druk op [OK]. Druk op [ ][ ] om [Papierinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven > Een aangepast papierformaat opgeven Een aangepast papierformaat opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een aangepast formaat kunt opgeven. ● U kunt geen aangepast papierformaat plaatsen in lade 2. ● Zorg er bij het printen voor dat het opgegeven papierformaat van het printerstuurprogramma overeenkomt met het opgegeven papierformaat van het bedieningspaneel.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen Originelen plaatsen In dit gedeelte worden de soorten originelen beschreven die u kunt instellen en de manier waarop u deze kunt plaatsen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen Originelen In dit gedeelte worden de soorten originelen beschreven die u kunt plaatsen, en wordt behandeld welke delen van de originelen niet kunnen worden gescand.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen > Aanbevolen formaat van originelen Aanbevolen formaat van originelen In dit gedeelte vindt u het aanbevolen formaat van het origineel.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen > Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF) Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF) De volgende soorten originelen kunnen in de automatische documentinvoer beschadigd raken of kreuken, of de afdrukken ervan kunnen grijze of zwarte strepen bevatten: ● Originelen die groter of zwaarder zijn dan aanbevolen ● Originelen
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen > Beeldgebied dat niet wordt gescand Beeldgebied dat niet wordt gescand Zelfs wanneer u originelen in de ADF of op de glasplaat plaatst, worden enkele millimeters aan alle vier de zijden van het origineel mogelijk niet gescand.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen plaatsen Originelen plaatsen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u originelen op de glasplaat en in de ADF kunt plaatsen. ● Plaats nooit originelen voordat eventueel natte toner of correctievloeistof volledig droog is. Natte toner of correctievloeistof veroorzaakt vlekken op de glasplaat die op de kopieën zichtbaar zijn.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen plaatsen > Originelen op de glasplaat plaatsen Originelen op de glasplaat plaatsen Op de glasplaat kunt u documenten scannen en verzenden die niet in de ADF kunnen worden geplaatst. ● Til de ADF niet hardhandig omhoog. De klep van de ADF kan opengaan of worden beschadigd. Til de ADF op. Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen plaatsen > Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen Als u de ADF gebruikt, kunt u meerdere pagina's tegelijk scannen. ● Plaats geen originelen van verschillend formaat in de ADF. ● Strijk gekrulde originelen zo glad mogelijk voordat u ze in de ADF plaatst.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren Tekens invoeren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u tekens kunt invoeren via het bedieningspaneel bij het configureren van de instellingen van het apparaat. Er zijn drie modi om tekens in te voeren, afhankelijk van het type instelling dat u configureert: ● De invoermodus voor waarden waarmee u numerieke waarden kunt opgeven. ● De invoermodus voor faxnummers waarmee u faxnummers kunt opgeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren > Invoermodus voor waarden Invoermodus voor waarden De invoermodus voor waarden wordt geactiveerd als u instellingen configureert zoals papierformaat of zoomverhouding. Gebruik de toetsen in deze modus als volgt: ● Cijfer invoeren Druk op een cijfertoets. Druk achtereenvolgens op de gewenste cijfertoetsen om een getal van meerdere cijfers op te geven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren > Invoermodus voor faxnummers Invoermodus voor faxnummers De invoermodus voor faxnummers wordt geactiveerd wanneer u faxnummers invoert. Gebruik de toetsen in deze modus als volgt: ● Nummer invoeren Druk op een cijfertoets. ● Andere tekens dan cijfers invoeren “ ”: druk op [ ]. “ ”: druk op [ ]. “+”: druk tweemaal op [0]. Pauze: Druk op [Pauze/Herhalen]. Op het scherm wordt een pauze aangegeven met een “P”.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren > Invoermodus voor tekst Invoermodus voor tekst De invoermodus voor tekst wordt geactiveerd wanneer u namen opgeeft. Beschikbare tekens U kunt letters, cijfers en symbolen invoeren. Gebruik de toetsen in deze modus als volgt: ● Teken invoeren Druk herhaaldelijk op een cijfertoets totdat het gewenste teken wordt weergegeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken U kunt dit apparaat zodanig instellen dat een gebruikersidentificatie vereist is, wanneer een gebruiker probeert te kopiëren, faxen of scannen met het bedieningspaneel. Om deze instelling in te schakelen, moet u het apparaat eerst configureren via de webbrowser.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken > De beperking voor gebruikers inschakelen De beperking voor gebruikers inschakelen Dit gedeelte beschrijft hoe u het apparaat zo kunt instellen dat alleen bevoegde gebruikers met het bedieningspaneel kunnen kopiëren, faxen of scannen. Met de webbrowser kunt u functies selecteren waarvoor een wachtwoord nodig is.
Selecteer een gebruikervermelding en klik dan op [Bewerken]. Voer een unieke gebruikersnaam in bij [Gebruiker]. U heeft 16 alfanumerieke tekens tot uw beschikking. Voer een unieke gebruiker-ID in bij [ID]. U heeft 8 cijfers tot uw beschikking. De gebruiker-ID wordt gebruikt om de gebruikers via het bedieningspaneel te verifiëren, wanneer ze een beperkte functie proberen te gebruiken. Selecteer de functies die u beschikbaar wilt maken voor de gebruiker na verificatie.
Verwante onderwerpen Gebruikersvermeldingen wijzigen Gebruikersvermeldingen verwijderen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken > De beperking voor gebruikers inschakelen > Gebruikersvermeldingen wijzigen Gebruikersvermeldingen wijzigen In dit gedeelte leest u hoe u gebruikersvermeldingen kunt wijzigen. Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op. Klik op [Beperkte gebruikerfuncties]. Klik op [Gebruikersfunctielijst]. Er verschijnt een lijst van de op dat moment geregistreerde gebruikers.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken > De beperking voor gebruikers inschakelen > Gebruikersvermeldingen verwijderen Gebruikersvermeldingen verwijderen In dit gedeelte leest u hoe u gebruikersvermeldingen kunt verwijderen. Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op. Klik op [Beperkte gebruikerfuncties]. Klik op [Gebruikersfunctielijst].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Aan de slag > Wanneer er een gebruiker-ID ingevoerd moet worden Wanneer er een gebruiker-ID ingevoerd moet worden Als de gebruikersbeperking is ingeschakeld zal het apparaat om een gebruiker-ID vragen wanneer de gebruiker een beperkte functie probeert te gebruiken door op [Z&W Start] of [Kleur Start] te drukken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren Optie-instellingen voor de printer configureren Als bidirectionele communicatie niet mogelijk is, kunt u de optie-instellingen van de printer configureren in het printerstuurprogramma.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Voorwaarden voor bidirectionele communicatie Voorwaarden voor bidirectionele communicatie Bij bidirectionele communicatie wordt informatie over papierinstellingen automatisch vanuit de printer verzonden. Met bidirectionele communicatie kunt u de status van de printer vanuit de computer controleren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld Optie-instellingen configureren wanneer bidirectionele communicatie is uitgeschakeld. ● U moet gemachtigd zijn om printers te beheren om de eigenschappen van de printer te kunnen veranderen via de map [Printers].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld > Windows Windows Wijs in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt geopend. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik op [Eigenschappen] in het menu [Bestand]. Klik op het tabblad [Bureau-accessoires].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld > Mac OS X Mac OS X Dubbelklik op het pictogram van de harde schijf op het bureaublad. Klik op [Programma's] en open vervolgens de map [Hulpprogramma's]. Dubbelklik op [Printerconfiguratie]. Het dialoogvenster [Printerlijst] wordt weergegeven. Selecteer de machine die u gebruikt en klik op [Toon info].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen Printereigenschappen openen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printereigenschappen opent. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten] Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten] ● Als u de standaardinstellingen van de printer, met inbegrip van de instellingen van de opties, wilt wijzigen, dient u zich aan te melden via een account met beheerdersrechten.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit een toepassing Printereigenschappen openen vanuit een toepassing Verwante onderwerpen Windows Mac OS X Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit een toepassing > Windows Windows U kunt de printereigenschappen voor een specifieke toepassing configureren. Als u printerinstellingen voor een specifieke toepassing wilt configureren, opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen] in die toepassing.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit een toepassing > Mac OS X Mac OS X Open het bestand dat u wilt afdrukken. Klik op [Druk af] in het menu [Archief]. Selecteer in de lijst [Selecteer printer] de printer die u wilt gebruiken en configureer deze naar wens. Wanneer u de printer hebt geconfigureerd, klikt u op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus Basisinstructies voor het werken in de printermodus In de volgende procedure worden de belangrijkste afdrukfuncties uiteengezet. Open het dialoogvenster met printereigenschappen in de toepassing waarin u het document maakt. Stel de afdrukopties naar wens in en klik op [OK]. Het dialoogvenster met printereigenschappen wordt gesloten. Klik op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Verkeerd papier Verkeerd papier Als het formaat of het type papier niet overeenkomt met de instellingen van de afdruktaak, geeft het apparaat een foutmelding weer. U kunt deze fout op twee manieren oplossen: Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier Gebruik de functie voor paginadoorvoer om de fout te negeren en af te drukken op het verkeerde papier.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Verkeerd papier > Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier Druk op [Z&W Start] of [Kleur Start] als de foutmelding wordt weergegeven. Het afdrukken wordt hervat op het papier dat is geplaatst. ● Boven Als het papier te klein is voor de afdruktaak, wordt het afgedrukte beeld bijgesneden.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Verkeerd papier > De afdruktaak opnieuw instellen De afdruktaak opnieuw instellen Druk op [Wissen/Stop] als de foutmelding wordt weergegeven. Het afdrukken wordt geannuleerd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak annuleren U kunt afdruktaken annuleren vanaf het bedieningspaneel of vanuit uw computer, afhankelijk van de status van de taak.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Een afdruktaak annuleren > Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart Annuleer de afdruktaak vanuit de computer. Windows Dubbelklik op het pictogram van de printer op de taakbalk van uw computer.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Een afdruktaak annuleren > Een afdruktaak tijdens het afdrukken annuleren Een afdruktaak tijdens het afdrukken annuleren De afdruktaak annuleren met het bedieningspaneel. Druk op [Wissen/Stop].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken Vertrouwelijke documenten afdrukken Als u de functie Beveiligde afdruk gebruikt, kunt u uw afdruktaak beveiligen met een wachtwoord. Dit betekent dat uw afdruktak pas wordt afgedrukt nadat u het wachtwoord heeft ingevoerd op het bedieningspaneel van het apparaat. Met deze functie kan worden voorkomen dat gebruikers vertrouwelijke documenten bij de printer kunnen zien.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Een beveiligd afdrukbestand opslaan Een beveiligd afdrukbestand opslaan In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een beveiligd afdrukbestand in het apparaat kunt opslaan met het printerstuurprogramma. Open op uw computer het bestand dat u wilt afdrukken. Open de eigenschappen van het printerstuurprogramma. Klik op het tabblad [Setup] en selecteer vervolgens [Beveiligde afdruk].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Een beveiligd afdrukbestand afdrukken Een beveiligd afdrukbestand afdrukken Wanneer er een beveiligd afdrukbestand is opgeslagen op het apparaat, verschijnt “Beveiligde afdruk in wacht! Ga naar Gebruikersinstellingen om te verwerken” op het display van het bedieningspaneel van het apparaat.
● Tijdens het invoeren van een wachtwoord via het bedieningspaneel, kan het apparaat niet met andere afdruktaken beginnen. ● Het beveiligde afdrukbestand wordt automatisch uit het geheugen van het apparaat gewist wanneer het werd afdrukt, of wanneer het apparaat werd uitgeschakeld.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Een beveiligd afdrukbestand verwijderen Een beveiligd afdrukbestand verwijderen Wanneer er een beveiligd afdrukbestand is opgeslagen op het apparaat, verschijnt “Beveiligde afdruk in wacht! Ga naar Gebruikersinstellingen om te verwerken” op het display van het bedieningspaneel van het apparaat.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd Wanneer een beveiligde afdruktaak werd geannuleerd, legt het apparaat deze annulering automatisch vast in een logboek.
● ❍ [ ]: hiermee annuleert u de opdracht en gaat u terug naar het vorige scherm. ❍ [Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de opdracht en keert u terug naar het beginscherm. Het apparaat houdt een logboek bij van de 10 laatste geannuleerde afdruktaken. Als een beveiligd afdrukbestand wordt geannuleerd en het logboek van het apparaat is vol, wordt de oudste vermelding in het logboek automatisch verwijderd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Werken met de verschillende afdrukfuncties Werken met de verschillende afdrukfuncties In dit gedeelte worden diverse afdrukfuncties beschreven die u kunt gebruiken om afdrukken te maken die aan uw doel beantwoorden. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de onderstaande functies.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Werken met de verschillende afdrukfuncties > Functies voor afdrukkwaliteit Functies voor afdrukkwaliteit U kunt de afdrukkwaliteit en de kleurtoon aanpassen aan de gegevens die u wilt afdrukken. Enkele instellingen voor afdrukkwaliteit die u kunt configureren, worden hieronder beschreven. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
van TrueType-lettertypen naar het apparaat. U kunt bepalen of u TrueType-lettertypen wilt downloaden als TrueType-lettertypen, bitmaps of grafische afbeeldingen. ● Als u een afdruk in kleur onder Mac OS X uitvoert, worden de zwarte en grijze delen afgedrukt met alle CMYK-kleuren. Als u de grijze delen wilt afdrukken met alleen de zwarte toner, gebruik dan de zwart-witmodus om het document af te drukken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Werken met de verschillende afdrukfuncties > Uitvoerfuncties Uitvoerfuncties U kunt de gewenste vorm opgeven waarin de afdrukken worden uitgevoerd. In dit gedeelte worden beknopt enkele instellingen beschreven die u kunt opgeven. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het printerstuurprogramma. Meerdere sets van een document afdrukken U kunt meerdere sets van hetzelfde document afdrukken.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Het scherm in de kopieermodus Het scherm in de kopieermodus In dit gedeelte vindt u informatie over het scherm wanneer het apparaat in de kopieermodus staat. Als het apparaat wordt ingeschakeld, wordt automatisch het kopieerscherm weergegeven. Als het scanner- of het faxscherm op het display wordt weergegeven, drukt u op [Kopie] op het bedieningspaneel om over te schakelen naar het kopieerscherm.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Belangrijkste functies in de kopieermodus Belangrijkste functies in de kopieermodus In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor het maken van fotokopieën. ● Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u twee originelen tegelijk plaatst. Druk op [Kopie]. Plaats het origineel op de belichtingsplaat of in de ADF. Configureer zo nodig geavanceerde kopieerinstellingen.
originelen opnieuw bij de pagina waar de storing optrad. ● Zie Originelen plaatsen ● Zie Vergrote of verkleinde kopieën maken opgeven voor informatie over het plaatsen van het origineel. Zie Kopieerinstellingen ● Zie Papierstoringen verhelpen vastgelopen papier. Verwante onderwerpen Een kopieertaak annuleren Vorige Copyright © 2009 , Dubbelzijdige kopieën maken en Scaninstellingen voor informatie over de geavanceerde kopieerinstellingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Belangrijkste functies in de kopieermodus > Een kopieertaak annuleren Een kopieertaak annuleren Volg de aanwijzingen hieronder om de kopieertaak te annuleren. Tijdens het scannen van het origineel Als het kopieerproces wordt geannuleerd terwijl het apparaat bezig is met scannen van het origineel, wordt het kopieerproces onmiddellijk geannuleerd en wordt er niets afgedrukt.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Vergrote of verkleinde kopieën maken Vergrote of verkleinde kopieën maken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verkleinings- of vergrotingsratio voor de huidige taak kunt opgeven. Schalen Er zijn twee manieren om de schaalratio in te stellen: een vooraf ingestelde ratio gebruiken of handmatig een aangepaste ratio opgeven.
● ● Met de volgende toetsen kunt u instellingen annuleren ❍ [ ]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en gaat u naar het vorige scherm. ❍ [Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en keert u terug naar het beginscherm. U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Verkleinen/vergroten]onder Kopieerinstellingen wijzigen zodat kopieën altijd met dezelfde ratio worden gemaakt.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Meerdere pagina's combineren Meerdere pagina's combineren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat kunt instellen om meerdere pagina's van een origineel op één vel af te drukken. Er zijn twee manieren om meerdere pagina's te combineren: kopieermodus 2-in-1 of 4-in-1 en kopie identiteitsbewijs Kopieermodus 2-in-1 of 4-in-1 U kunt twee of vier pagina's van het origineel kopiëren op één vel papier.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Meerdere pagina's combineren > Twee of vier pagina's op één vel kopiëren Twee of vier pagina's op één vel kopiëren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de kopieermodi 2-in-1 of 4-in-1 in kunt stellen voor de huidige taak. ● U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat ligt.
● Kolom liggend De schaal is vooraf ingesteld op 50%, ongeacht het papierformaat van de uitvoer. Ga als het volgt te werk om de kopieermodus 2-in-1/4-in-1 in te stellen voor de huidige afdruktaak. Druk op [Verkleinen/vergroten]. Druk op [Verkleinen/vergroten] of op [ ][ ] om [2in1] of [4in1] te selecteren en druk daarna op [OK]. Druk op [ ][ ] om het gewenste papierformaat voor de uitvoer te selecteren en druk op [OK]. ● Als u [2in1] hebt geselecteerd, kies dan [Staand] of [Liggend].
● Zie Kopieerinstellingen ● Zie Beheerdersinstellingen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Verkleinen/vergroten]. voor meer informatie over [Autom. wissen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Meerdere pagina's combineren > Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren. Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs (of een ander klein document) op één zijde van een vel papier kunt kopiëren. Wanneer u op A4-papier kopieert, kunt u documenten kopiëren die kleiner zijn dan A5-formaat.
Druk op [Z&W Start] of op [Kleur Start]. Er verschijnt een bericht op het display dat u het origineel met de achterzijde naar het beneden op de glasplaat moet leggen. Plaats binnen 30 seconden het origineel met de achterzijde naar beneden en met de bovenkant tegen de achterzijde van het apparaat op de glasplaat. Druk vervolgens nogmaals op [Z&W Start] of [Kleur Start]. Gebruik voor beide zijden dezelfde modus (kleur of zwart-wit).
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Dubbelzijdige kopieën maken Dubbelzijdige kopieën maken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u dubbelzijdige kopieën kunt maken door enkelzijdige documenten op zowel de voor- als de achterkant van het papier te kopiëren. ● U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat ligt.
Volg deze aanwijzingen om het apparaat in stellen op het maken van dubbelzijdige kopieën. Druk op [Kopie]. Druk op een menutoets. Druk op [ ][ ] om [Kopie Duplex] te selecteren en druk vervolgens op [OK]. Druk op de toetsen [ ][ ] om de stand van de kopie te veranderen in [Boven/Boven] of [Boven/Onder] en druk vervolgens op de toets [OK]. Druk op de toetsen [ ][ ] om de stand van het origineel te veranderen in [Staand] of [Liggend] en druk vervolgens op de toets [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Scaninstellingen opgeven Scaninstellingen opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de dichtheid en de kwaliteit van het beeld kunt instellen voor de huidige taak.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Scaninstellingen opgeven > De dichtheid van het beeld aanpassen De dichtheid van het beeld aanpassen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beelddichtheid kunt aanpassen voor de huidige afdruktaak. Er zijn vijf dichtheidsniveaus. Hoe hoger het dichtheidsniveau, des te donkerder de afdruk. Druk op [Dichtheid]. Druk op [Dichtheid] of op [ ][ ] om het gewenste dichtheidsniveau te selecteren en druk op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Scaninstellingen opgeven > Het type document selecteren in overeenstemming met het origineel Het type document selecteren in overeenstemming met het origineel In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het beste type document kunt kiezen voor het origineel dat u gaat scannen. Er zijn drie typen documenten: Tekst Selecteer deze optie als het origineel alleen tekst bevat, en geen foto's of afbeeldingen.
● Zie Kopieerinstellingen ● Zie Beheerdersinstellingen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Kwaliteit]. voor meer informatie over [Autom. wissen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Het scherm in de scannermodus Het scherm in de scannermodus In dit gedeelte vindt u informatie over het scherm in de scannermodus. Als het apparaat wordt ingeschakeld, wordt automatisch het kopieerscherm weergegeven. Als het kopieer- of het faxscherm op het display wordt weergegeven, drukt u op [Scanner] op het bedieningspaneel om over te schakelen naar het scannerscherm.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scanbestemmingen registreren Scanbestemmingen registreren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u scanbestemmingen kunt registreren in het adresboek. Als u gescande bestanden wilt verzenden naar een e-mailadres (Scan to e-mail), FTP-server (Scan to FTP) of naar een gedeelde map op een netwerkcomputer (Scan to Folder), moet u met behulp van de webbrowser eerst de bestemming opnemen in het adresboek.
Item Instelling Beschrijving Eéntoetsknop Optioneel Selecteer de bestemming als u deze wilt instellen als snelkiesnummer. Volledige naam Verplicht Naam bestemming. De naam die u hier opgeeft, ziet u op het scherm als u een scanbestemming opgeeft. Het wachtwoord mag uit maximaal 16 tekens bestaan. E-mailadres bestemming Verplicht E-mailadres van de bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan.
Item Instelling Beschrijving Eéntoetsknop Optioneel Selecteer de bestemming als u deze wilt instellen als snelkiesnummer. Volledige naam Verplicht Naam bestemming. De naam die u hier opgeeft, ziet u op het scherm als u een scanbestemming opgeeft. Het wachtwoord mag uit maximaal 16 tekens bestaan. Hostnaam of IP-adres Verplicht Naam of IP-adres van de FTP-server. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Item Instelling Beschrijving Eéntoetsknop Optioneel Selecteer de bestemming als u deze wilt instellen als snelkiesnummer. Volledige naam Verplicht Naam bestemming. De naam die u hier opgeeft, ziet u op het scherm als u een scanbestemming opgeeft. Het wachtwoord mag uit maximaal 16 tekens bestaan. Servicenaam Verplicht Pad naar de directory waar gescande bestanden worden opgeslagen. Bestaat uit het IP-adres of de naam van de bestemmingscomputer en de naam van de gedeelde map.
● Als u via e-mail bestanden verzendt, moeten de instellingen voor SMTP en DNS op de juiste wijze zijn geconfigureerd. ● Als u de functie Scan to e-mail gebruikt, selecteer dan een tijdzone die met uw geografische locatie overeenkomt om een e-mail met de juiste verzenddatum en verzendtijd te verzenden. ● Als u bestanden verzendt naar een FTP-server of computer, moeten de gebruikersnaam, het wachtwoord en de directory op de juiste wijze zijn geconfigureerd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scanbestemmingen registreren > Scanbestemmingen wijzigen Scanbestemmingen wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u de gegevens over geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen. Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op. Klik op [Scanbestemming]. Selecteer de vermelding die u wilt wijzigen en klik op [Bewerken]. Wijzig waar nodig de instellingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scanbestemmingen registreren > Scanbestemmingen verwijderen Scanbestemmingen verwijderen In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u scanbestemmingen kunt verwijderen. Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op. Klik op [Scanbestemming]. Selecteer de vermelding die u wilt verwijderen en klik op [Verwijd.] Bevestig dat de geselecteerde vermelding de vermelding is die u wilt verwijderen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel Scannen vanaf het bedieningspaneel Vanaf het bedieningspaneel kunt u gescande bestanden via e-mail (Scan to e-mail), naar een FTP-server (Scan to FTP) of naar een gedeelde map of computer op een netwerk (Scan to Folder) verzenden. Scannen vanaf het bedieningspaneel kan alleen met een netwerkverbinding.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor scannen vanaf het bedieningspaneel. Het gescande bestand wordt via e-mail naar een FTP-server of naar een computer verzonden, afhankelijk van de opgegeven bestemming.
Druk op [Z&W Start] als u kopieën in zwart-wit wilt maken. Druk op [Kleur Start] als u in kleur wilt scannen. Afhankelijk van de instellingen van het apparaat, krijgt u mogelijk het verzoek om het volgende origineel op de glasplaat te plaatsen. Ga in dat geval verder met de volgende stap. Als u meer originelen wilt scannen, plaatst u het volgende origineel op de glasplaat en drukt u op [1]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden > De scanbestemming opgeven De scanbestemming opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een bestemming kunt opgeven met de volgende toetsen: ● Eéntoetsknoppen Met deze toetsen kunt u bestemmingen opgeven die zijn geregistreerd als vermeldingen voor snelkiezen.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven Scaninstellingen opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het formaat, de beelddichtheid en de resolutie voor de huidige taak kunt opgeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven > Het scanformaat opgeven in overeenstemming met het formaat van het origineel Het scanformaat opgeven in overeenstemming met het formaat van het origineel In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het scanformaat kunt opgeven op basis van het formaat van het huidige origineel. Druk op [Verkleinen/vergroten].
❍ Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd. ● Zie Scannerinstellingen ● Zie Beheerdersinstellingen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Documentformaat]. voor meer informatie over [Autom. wissen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven > Beelddichtheid aanpassen Beelddichtheid aanpassen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beelddichtheid kunt aanpassen voor de huidige afdruktaak. Er zijn vijf dichtheidsniveaus. Hoe hoger het dichtheidsniveau, des te donkerder de gescande afbeelding. Druk op [Dichtheid].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven > Resolutie opgeven Resolutie opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u scanresolutie kunt opgeven voor de huidige taak. Er zijn zes mogelijke resolutie-instellingen. Hoe hoger de resolutie, des te hoger de kwaliteit, maar het bestand is ook groter. Druk op [Beeldkwaliteit].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf een computer Scannen vanaf een computer Met TWAIN-scannen kunt u het apparaat bedienen vanaf de computer en originelen rechtstreeks naar de computer scannen. U kunt zowel via een USB- als via een netwerkverbinding TWAIN-scannen. Activeer een toepassing die geschikt is voor TWAIN. Selecteer dit apparaat vanuit de toepassing om het TWAIN-dialoogvenster weer te geven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf een computer > Instellingen die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren. Instellingen die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren. In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren. 1. Scanner: Selecteer de scanner die u wilt gebruiken. De scanner die u selecteert wordt de standaardscanner.
❍ Bij gebruik van de ADF: [ADF - Sneller] Selecteer deze optie om originelen met veel afbeeldingen, originelen met zowel tekst als afbeeldingen, line art of kleurenfoto's in de snelle scanmodus te scannen. [ADF - Beter] Selecteer deze optie om originelen met veel afbeeldingen, originelen met zowel tekst als afbeeldingen, line art of kleurenfoto's in de scanmodus voor hoge resoluties te scannen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Het scherm in de faxmodus Het scherm in de faxmodus In dit gedeelte vindt u informatie over het scherm in de faxmodus. Als het apparaat wordt ingeschakeld, wordt automatisch het kopieerscherm weergegeven. Als het kopieer- of het scannerscherm op het display wordt weergegeven, drukt u op [Facsimile] op het bedieningspaneel om over te schakelen naar het faxscherm.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Datum en tijd instellen Datum en tijd instellen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de datum en tijd kunt instellen voor de interne klok van het apparaat en hoe u de gewenste notatie kunt aangeven.
Druk op toetsen [ ][ ] om [AM] of [PM] te selecteren en druk op de toets [OK]. Geef met de cijfertoetsen het huidige uur op en druk op [OK]. Geef met de cijfertoetsen de huidige minuten op en druk op [OK]. Bevestig de instelling en druk op [OK]. Druk op [ ] om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan. Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm. ● U kunt op [ ● U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdersinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen registreren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u faxbestemmingen in het adresboek kunt opnemen via het bedieningspaneel of een de webbrowser. In het adresboek kunt u snel en gemakkelijk faxbestemmingen opnemen. ● De gegevens in het adresboek kunnen beschadigd raken of onverwacht verloren gaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen kunt registreren vanaf het bedieningspaneel. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Faxdirectory] te selecteren en druk vervolgens op [OK]. Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
● Zie Tekens invoeren voor meer informatie over het invoeren van tekens. ● Zie Verzendinstellingen voor het faxen ● Zie Beheerdersinstellingen Verwante onderwerpen Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen verwijderen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Tijd pauzetoets]. voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel > Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u de gegevens over geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Faxdirectory] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel > Faxbestemmingen verwijderen Faxbestemmingen verwijderen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u geregistreerde faxbestemmingen kunt verwijderen. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Faxdirectory] te selecteren en druk vervolgens op [OK]. Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
● Boven Zie Beheerdersinstellingen Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren via webbrowser Faxbestemmingen registreren via webbrowser In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen kunt registreren via de webbrowser. Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op. Klik op [Eéntoetsknop] of [Verkort kiezen fax]. Selecteer [Fax] in de lijst [Nieuwe soort toevoegen].
U kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen. ● Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een “ ” toe aan een faxnummer. Met een “ tijdelijk over van pulse naar tone. ● Zie Verzendinstellingen voor het faxen ● Zie De webbrowser gebruiken Verwante onderwerpen Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen verwijderen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Tijd pauzetoets].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren via webbrowser > Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u de gegevens over geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen. Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op. Klik op [Eéntoetsknop] of [Verkort kiezen fax]. Ga verder met stap als u de Invoer verkort kiezen wilt wijzigen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren via webbrowser > Faxbestemmingen verwijderen Faxbestemmingen verwijderen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u geregistreerde faxbestemmingen kunt verwijderen. Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op. Klik op [Eéntoetsknop] of [Verkort kiezen fax]. Ga verder met stap als u de vermelding voor verkort kiezen wilt verwijderen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden Een fax verzenden In dit gedeelte worden de verzendingsmodi en de belangrijkste functies voor het verzenden van faxen beschreven. ● Het is raadzaam de ontvanger op te bellen om te melden dat u belangrijke documenten verzendt.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Verzendmodus selecteren Verzendmodus selecteren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verzendmodus selecteert. Er zijn twee verzendmodi: Verzending uit geheugen en direct verzenden. Verzending uit geheugen In deze modus worden verschillende originelen naar het geheugen gescand en worden ze allemaal tegelijk verzonden. Dit is handig als u haast hebt en een van de documenten mee wilt nemen.
● Boven U kunt op [ Vorige Copyright © 2009 ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor het verzenden van een fax. ● Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u twee originelen tegelijk plaatst. Druk op [Facsimile]. Plaats het origineel op de belichtingsplaat of in de ADF.
tijdelijk over van puls naar toon. ● U kunt ook een bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen, de functie Verkort kiezen of met [Pauze/Herhalen]. Daarnaast kunt u meerdere bestemmingen opgeven en de fax die u verzendt ook tegelijk naar meerdere bestemmingen verzenden.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax > Een faxtaak annuleren Een faxtaak annuleren Volg de aanwijzingen hieronder om een faxtaak te annuleren. In de modus Direct verzenden Als u het versturen van een fax annuleert terwijl het apparaat bezig is met scannen van het origineel, wordt het verzendproces onmiddellijk geannuleerd.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven De bestemming van de fax opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de bestemming opgeeft bij het verzenden van een fax.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met de ééntoetsknoppen een bestemming selecteert die als vermelding voor snelkiezen is geregistreerd. Druk op de ééntoetsknop waaraan de vermelding voor snelkiezen is gekoppeld.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met Verkort kiezen De bestemming opgeven met Verkort kiezen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een bestemming selecteert die is geregistreerd als een vermelding voor verkort kiezen.
Bevestig dat de gewenste vermelding op het display wordt weergegeven en druk op [OK]. ● Wanneer u in het Adresboek zoekt, vindt u alleen de vermelding voor verkort kiezen, geen vermeldingen voor snelkiezen. ● U kunt de geregistreerde namen en faxnummers controleren door een rapport af te drukken. ● Zie Tekens invoeren ● Zie Faxbestemmingen registreren ● Zie Rapporten afdrukken Boven Vorige Copyright © 2009 voor meer informatie over het invoeren van tekens.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met de broadcastfunctie De bestemming opgeven met de broadcastfunctie U kunt een fax naar verschillende bestemmingen tegelijk verzenden. Hiervoor geldt een maximum van 100 bestemmingen. De faxen worden naar de bestemmingen verzonden in volgorde waarin ze zijn opgegeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met de functie Herhalen De bestemming opgeven met de functie Herhalen U kunt de laatst gebruikte bestemming opgeven als bestemming voor de huidige taak. Deze functie werkt tijdbesparend als u regelmatig faxen naar dezelfde bestemming verzendt. U hoeft dan niet telkens de bestemming in te voeren. Druk op [Pauze/Herhalen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Handige verzendfuncties Handige verzendfuncties In dit gedeelte worden enkele handige faxfuncties besproken. Met de functie Direct kiezen kunt u de status van het apparaat van de ontvanger gemakkelijk controleren voordat u een fax verzendt. Als u beschikt over een extra telefoon, kunt u in één oproep een gesprek voeren en een fax verzenden.
Neem de hoorn van de externe telefoon van de haak. Geef op de externe telefoon de bestemming op. Wanneer de andere partij de telefoon opneemt, vraagt u hem of haar op de startknop van de fax te drukken. Als u een hoge toon hoort, drukt u op [Facsimile] en vervolgens op [Z&W Start]. Druk op [1] en druk daarna op [Z&W Start]. Leg de hoorn weer op de haak.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Scaninstellingen opgeven Scaninstellingen opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de dichtheid en de resolutie van een afbeelding kunt opgeven voor de huidige scantaak.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Scaninstellingen opgeven > Beelddichtheid aanpassen Beelddichtheid aanpassen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beelddichtheid kunt aanpassen voor de huidige afdruktaak. Er zijn drie dichtheidsniveaus voor afbeeldingen. Hoe donkerder het dichtheidsniveau, des te donkerder de afdruk. Druk op [Dichtheid].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Scaninstellingen opgeven > De resolutie opgeven De resolutie opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u scanresolutie kunt opgeven voor de huidige taak. Er zijn drie resolutie-instellingen Standaard Selecteer deze optie als het origineel uit een gedrukt of getypt document bestaat met tekens van normale grootte. Fijn Selecteer deze optie als de tekst van het origineel klein gedrukt is.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de faxfunctie van het apparaat vanaf een computer kunt gebruiken. U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het document eerst te printen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek Het configureren van het LAN-Faxadresboek In dit gedeelte wordt het LAN-Faxadresboek beschreven en het configureren van het LAN-Faxadresboek op de computer. In het LAN-Faxadresboek kunt u snel en gemakkelijk LAN-faxbestemmingen opnemen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Het openen van het LAN-Faxadresboek Het openen van het LAN-Faxadresboek In dit gedeelte wordt het openen van het LAN-Faxadresboek beschreven. Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten]. Klik op het pictogram van het LAN-Faxondersteuningsprogramma. Klik op [Voorkeursinstellingen...] in het menu [Bestand].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Bestemmingen registreren Bestemmingen registreren In dit gedeelte wordt het registreren van bestemmingen in het LAN-Faxadresboek beschreven. Open het LAN-Faxadresboek en klik op [Gebruiker toevoegen]. Voer de vereiste informatie in en klik op [OK]. Zie de onderstaande tabel voor meer informatie.
dezelfde naam registreren. ● U kunt een bestaande bestemming gedeeltelijk wijzigen en onder een nieuwe naam opslaan met vergelijkbare informatie. ● Zie Verzendinstellingen voor het faxen ● Zie Faxbestemmingen wijzigen een bestaande bestemming. Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Tijd pauzetoets].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LANFaxadresboek > Faxbestemmingen wijzigen Faxbestemmingen wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u geregistreerde faxbestemmingen kunt wijzigen. Open het LAN-Faxadresboek, selecteer de bestemming die u wilt wijzigen in de [Lijst Gebruiker] en klik op [Bewerken]. Stel de informatie naar wens in en klik op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Groepen registreren Groepen registreren In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u bestemmingsgroepen kunt registreren. Een groep kan maximaal 100 individuele bestemmingen bevatten. Open het LAN-Faxadresboek en klik op [Groep toevoegen]. Voer bij [Groepsnaam] de naam van de groep in.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Groepen wijzigen Groepen wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u geregistreerde groepen kunt wijzigen. Open het LAN-Faxadresboek, selecteer de groep die u wilt wijzigen in de [Lijst Gebruiker] en klik op [Bewerken].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Individuele bestemmingen of groepen verwijderen Individuele bestemmingen of groepen verwijderen In dit gedeelte wordt het verwijderen van individuele bestemmingen of groepen uit het LAN-Faxadresboek beschreven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren/exporteren Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren/exporteren In dit gedeelte wordt het exporteren of importeren van de gegevens in het LAN-Faxadresboek beschreven.
Als een bestemming met dezelfde naam wordt aangetroffen tijdens het importeerproces, kunt u kiezen uit een van de volgende mogelijkheden: ● ● ● ● ● ● [Overslaan]: sla de bestemming over en ga verder met het importeren van de resterende gegevens. [Sla op als nw. gebr.]: importeer de huidige bestemming als een aparte bestemming onder dezelfde naam als een bestaande bestemming. [Sla allen op als nw. gebr.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een computer Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een computer In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor het verzenden van een fax vanaf een computer. U kunt de bestemming selecteren uit het LAN-Faxadresboek of het faxnummer rechtstreeks invoeren.
U kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen. ● Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een “ ” toe aan een faxnummer. Met een “ ” schakelt de kiesmodus tijdelijk over van pulse naar tone. ● Om een opgegeven bestemming te verwijderen, selecteert u de bestemming in de [Bestemmingslijst] en klikt u vervolgens op [Verwijder van lijst].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een computer > Een faxtaak annuleren Een faxtaak annuleren U kunt het verzenden van een fax annuleren vanaf het bedieningspaneel of uw computer, afhankelijk van de status van de taak. Annuleren terwijl het apparaat een fax ontvangt vanaf de computer De fax annuleren vanaf de computer.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Verzendinstellingen configureren Verzendinstellingen configureren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verzendinstellingen kunt configureren via de eigenschappen van het LANFaxstuurprogramma. De eigenschappen worden voor ieder programma apart ingesteld. Klik op [Afdrukken...] in het menu [Bestand].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Verzendinstellingen configureren > Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma. Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma. In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die u kunt configureren via de eigenschappen van het LANFaxstuurprogramma. 1.
● De geconfigureerde instellingen zijn alleen van toepassing op het huidige programma.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen Een fax ontvangen In dit gedeelte worden de ontvangstmodi beschreven en de belangrijkste functies bij het ontvangen van een fax. ● Wanneer u een belangrijke fax ontvangt, is het raadzaam de inhoud van de ontvangen fax bij de afzender te bevestigen. ● Het apparaat ontvangt mogelijk geen faxen wanneer de beschikbare geheugenruimte onvoldoende is.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Ontvangstmodus selecteren Ontvangstmodus selecteren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de ontvangstmodus kunt selecteren.
● U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan. ● Stel in de Fax/tel.beantw.-modus de externe telefoonbeantwoorder zodanig in dat oproepen binnen vijf beltonen worden beantwoord omdat na de vijfde beltoon automatisch wordt overgegaan op het ontvangen van faxen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de handmatige modus Een fax ontvangen in de handmatige modus In dit gedeelte komen de basishandelingen aan de orde voor het ontvangen van een fax wanneer de handmatige ontvangstmodus is ingesteld. Neem de hoorn van de haak van de externe telefoon om de oproep aan te nemen. Er kan een normale telefonische oproep worden gestart.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus Als de ontvangstmodus is ingesteld op Alleen fax, worden alle binnenkomende oproepen automatisch in de faxontvangstmodus beantwoord. ● U kunt opgeven hoe vaak de beltoon klinkt voordat een oproep wordt aangenomen; dit doet u via de instelling [Vertraging teller beltoon] onder [Faxinstellingen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus Als de ontvangstmodus is ingesteld op FAX/TEL, wordt een fax automatisch ontvangen als de binnenkomende oproep een faxoproep is en klinkt bij spraakoproepen een belsignaal vanaf het apparaat. 1. Bij een binnenkomende oproep, probeert het apparaat vijf seconden lang vast te stellen of er sprake is van een toon voor een faxoproep.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.-modus Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.-modus Als de ontvangstmodus is ingesteld op Fax/tel.beantw., beantwoordt de externe telefoonbeantwoorder oproepen en neemt de beantwoorder berichten op wanneer een spraakoproep wordt ontvangen. Als de binnenkomende oproep een faxoproep is, wordt de fax automatisch ontvangen. 1.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Basisbediening via het menuscherm Basisbediening via het menuscherm In dit gedeelte komt de basisprocedure voor het opgeven en wijzigen van de apparaatinstellingen aan de orde. Als u de systeeminstellingen van het apparaat wilt configureren, drukt u op de toets [Gebruikersinstellingen].
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Overzicht van de menu's Overzicht van de menu's Dit gedeelte geeft een overzicht van de parameters in elk menu. ● Sommige items kunnen ook worden geconfigureerd via de webbrowser.
Tijd pauzetoets Automatisch herkiezen Koptekst verzender Systeeminstellingen voor het faxen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets) Ontv.instellingen Lade-instellingen Document verwijderen Comm.instellingen Rapportinstellingen Faxdirectory ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets) Invoer snelkiezen Invoer verkort kiezen Apparaatinstellingen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets) Luidsprekervolume Papierinstellingen I/O time-out Autom. doorg.
Configuratiepagina Activiteitenrapport Geheugenlijst Snelkieslijst Verkort kiezen-lijst Scandirectorylijst Logboek scanverzending Onderhoudspagina Beheerdersinstellingen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets) Datum/tijd instellen Gebruikersinstellingen Soort tel.lijn PBX-selectie Cijfer PBX-toegang Standaardmodus Autom.
● Zie Het apparaat configureren met de webbrowser Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over het configureren van het apparaat via de webbrowser.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Kopieerinstellingen Kopieerinstellingen In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de kopieerinstellingen kunt configureren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Kopieerinstellingen > Kopieerinstellingen wijzigen Kopieerinstellingen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de instelling voor het sorteren van kopieën als voorbeeld gebruikt. Druk op [Kopie]. Druk op een menutoets. Druk op [ ][ ] om [Sorteren] te selecteren en druk op [OK]. Kopieerinst. Sorteren Druk op [ ][ ] om [Aan] of [Uit] te selecteren en druk op [OK].
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Kopieerinstellingen > Parameters voor kopieerinstellingen Parameters voor kopieerinstellingen In dit gedeelte komen de parameters voor kopieerinstellingen aan de orde. ● Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven. Papier selecteren Hiermee bepaalt u het papierformaat dat voor afdrukken wordt gebruikt.
Standaardinstelling: (meest licht) ● ● ● ● (meest donker) ● Verkleinen/vergroten Hiermee stelt u een gecombineerde kopie in, of het percentage waarmee kopieën worden vergroot of verkleind. Standaardinstelling: 100% ● 50% ● 65% (alleen het model ) ● 71% (alleen het model ) ● 78% (alleen het model ) ● 82% (alleen het model ) ● 93% ● 100% ● 2in1 Selecteer deze optie als u twee pagina's van een origineel wilt kopiëren op één vel papier.
❍ Kolom liggend ● 122% (alleen het model ) ● 129% (alleen het model ) ● 141% (alleen het model ) ● 155% (alleen het model ) ● 200% ● 400% ● Kopie ID-bew. Hiermee wordt het apparaat ingesteld om de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs (of een ander klein document) op één zijde van een vel papier te kopiëren. Door het inschakelen van deze instelling wordt de instelling [Kopie Duplex] uitgeschakeld.
Standaardinstelling: [Uit] ● Uit ● Boven naar Boven Selecteer deze optie om dubbelzijdige kopieën te maken in de afdrukstand boven-naar-boven. U kunt ook staand of liggend selecteren als afdrukstand van het origineel. ● ❍ Staand ❍ Liggend Boven naar Onder Selecteer deze optie om dubbelzijdige kopieën te maken in de afdrukstand boven-naar-onder. U kunt ook staand of liggend selecteren als afdrukstand van het origineel.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Scannerinstellingen Scannerinstellingen In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de scannerinstellingen kunt configureren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Scannerinstellingen > Scannerinstellingen wijzigen Scannerinstellingen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de instelling voor het maken van één bestand van meerdere pagina's als voorbeeld gebruikt. Druk op [Scanner]. Druk op een menutoets. Druk op [ ][ ] om [Document met meerdere pagina's] te selecteren en druk op [OK].
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Scannerinstellingen > Parameters voor scannerinstellingen Parameters voor scannerinstellingen In dit gedeelte komen de parameters voor scannerinstellingen aan de orde. ● Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven. Documentformaat Hiermee bepaalt u het scanformaat op basis van het formaat van het origineel.
● 600x600 dpi Dichtheid Hiermee geeft u de beelddichtheid voor het scannen van originelen op. Standaardinstelling: (meest licht) ● ● ● ● (meest donker) ● Formaatbeperking mail Hiermee geeft u de maximale grootte op van een bestand dat per e-mail kan worden verzonden. Standaardinstelling: [1 MB] ● 1 MB ● 2 MB ● 3 MB ● 4 MB ● 5 MB ● Geen limiet Scanmodus z/w Hiermee bepaalt u de scanmodus voor zwart-witscans via het bedieningspaneel.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Verzendinstellingen voor het faxen Verzendinstellingen voor het faxen In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de verzendinstellingen voor het faxen kunt configureren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Verzendinstellingen voor het faxen > De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het instellen van de resolutie voor het scannen van het origineel als voorbeeld gebruikt. Druk op [Facsimile]. Druk op een menutoets. Druk op [ ][ ] om [Resolutie] te selecteren en druk op [OK]. Verz.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Verzendinstellingen voor het faxen > Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen In dit gedeelte komen de parameters van verzendinstellingen voor het faxen aan de orde. Directe verzenden Hiermee stelt u in dat het apparaat een fax direct na het scannen van het origineel verzendt.
Koptekst verzender Hiermee stelt u in dat het apparaat een koptekst toevoegt aan iedere fax die u verzendt. In de koptekst staan de actuele datum en tijd, de naam en het nummer van de gebruikte fax, de taak-ID en informatie over het aantal pagina's.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Systeeminstellingen voor het faxen Systeeminstellingen voor het faxen In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de systeeminstellingen voor het faxen kunt configureren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Systeeminstellingen voor het faxen > Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het instellen van de lade voor het afdrukken van faxen als voorbeeld gegeven. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Faxinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Systeeminstellingen voor het faxen > Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen In dit gedeelte komen de parameters voor systeeminstellingen voor het faxen aan de orde. Ontv.instellingen (ontvangstinstellingen) Hiermee geeft u de instellingen op voor het ontvangen van een fax. ● Ontv.modus Hiermee stelt u de ontvangstmodus in.
Als lade 2 niet is geïnstalleerd, wordt alleen [Alleen Lade1] weergegeven. Standaardinstelling: [Automatisch] ❍ Automatisch Het apparaat gebruikt lade 1 en lade 2 wanneer hierin papier van hetzelfde formaat is geplaatst. In dat geval drukt het apparaat eerst af op het papier in lade 1. Als lade 1 geen papier meer heeft, schakelt het apparaat automatisch over op lade 2 en wordt het afdrukken voortgezet. Wanneer lade 2 geen papier meer heeft, dient u papier in lade 1 te plaatsen.
❍ 33.6 Kbps ❍ 14.4 Kbps ❍ 9.6 Kbps ❍ 7.2 Kbps ❍ 4.8 Kbps ❍ 2.4 Kbps Rapportinstellingen ● Verzendrapport Hiermee stelt u in dat het apparaat automatisch een verzendrapport afdrukt nadat een fax is verzonden. Wanneer het apparaat zich in de Direct verzenden-modus bevindt, wordt het beeld van het origineel niet op het rapport gereproduceerd, ook niet als [Alleen fout afb.] of [Altijd afb. afdr.] is geselecteerd. Standaardinstelling: [Altijd afb. afdr.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Faxdirectoryinstellingen Faxdirectoryinstellingen In dit gedeelte komen de instellingen voor Snelkiezen/Verkort kiezen faxen aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Faxdirectoryinstellingen > Faxbestemmingen registreren in Snelkiezen/Verkort kiezen faxen Faxbestemmingen registreren in Snelkiezen/Verkort kiezen faxen Gebruik dit menu om faxbestemmingen te registreren in het Adresboek. ● U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Faxdirectory] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Faxdirectoryinstellingen > Parameters voor faxdirectory Parameters voor faxdirectory Invoer snelkiezen Hiermee geeft u het faxnummer en de naam op voor vermeldingen voor snelkiezen. U kunt maximaal 20 vermeldingen voor snelkiezen registreren. ● 01 - 20 ❍ Invoer faxnr. Hiermee geeft u het faxnummer op voor vermeldingen voor snelkiezen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Apparaatinstellingen Apparaatinstellingen In dit gedeelte komen de operationele instellingen van het apparaat aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Apparaatinstellingen > Apparaatinstellingen wijzigen Apparaatinstellingen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van het volume van het toetsenblok als voorbeeld gebruikt. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Apparaatinstellingen] te selecteren en druk op [OK]. Menu Apparaatinstelli Druk op [ ][ ] om [Luidsprekervolume] te selecteren en druk op [OK].
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Apparaatinstellingen > Parameters voor apparaatinstellingen Parameters voor apparaatinstellingen In dit gedeelte komen de parameters voor de apparaatinstellingen aan de orde. ● Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven. Luidsprekervolume Hiermee stelt u het volume in van de geluiden die afkomstig zijn van het apparaat.
❍ 1 ❍ 2 ❍ 3 Papierinstellingen ● Papiertype Hiermee bepaalt u het papiertype voor iedere lade. De instelling voor lade 2 wordt alleen weergegeven als die lade is geïnstalleerd.
Geeft aan hoeveel seconden het apparaat een nieuw beveiligd afdrukbestand vasthoudt, als het geen beveiligde afdrukbestanden meer kan opslaan. Binnen deze tijd kunt u het nieuwe beveiligde afdrukbestand afdrukken of verwijderen. U kunt een bestaand beveiligd afdrukbestand ook afdrukken of wissen, zodat er een nieuw beveiligd afdrukbestand kan worden opgeslagen in het apparaat.
Scannerwagen Hiermee zet u de scaneenheid in het apparaat terug in de uitgangspositie. Gebruik deze functie voordat u het apparaat verplaatst om de scaneenheid in de uitgangspositie terug te zetten. ● Naar vergrendelen ❍ [Niet uitvoeren] Hiermee gaat u naar het vorige niveau van de menustructuur zonder de scaneenheid terug te zetten in de uitgangspositie. ❍ [Uitvoeren] Hiermee zet u de scaneenheid terug in de uitgangspositie.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Netwerkinstellingen Netwerkinstellingen In dit gedeelte komen de netwerkinstellingen aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Netwerkinstellingen > Netwerkinstellingen wijzigen Netwerkinstellingen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de netwerksnelheid als voorbeeld gebruikt. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk op [OK]. Menu Netwerkinstellin Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
● Boven Zie Beheerdersinstellingen Vorige Copyright © 2009 Volgende voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Netwerkinstellingen > Parameters voor netwerkinstellingen Parameters voor netwerkinstellingen In dit gedeelte komen de parameters voor netwerkinstellingen aan de orde. Ethernet ● MAC Hiermee geeft u het MAC-adres van het apparaat weer. ● Status koppeling Hiermee geeft u de ingestelde Ethernet-snelheid weer.
● IP-bron Hiermee geeft u de methode weer waarmee het IP-adres wordt verkregen. Standaardinstelling: [Standaard-IP] Boven ❍ DHCP ❍ AUTOM.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken Rapporten afdrukken In dit gedeelte komen de typen rapport die u kunt afdrukken aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > De configuratiepagina afdrukken De configuratiepagina afdrukken Volg de onderstaande procedure om de configuratiepagina af te drukken. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op de toetsen [ ][ ] om [Rapporten afdrukken] te selecteren en druk vervolgens op de toets [OK]. Menu Rapporten afdruk Druk op [ ][ ] om [Configuratiepagina] te selecteren en druk op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > Soorten rapporten Soorten rapporten ● Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven. Configuratiepagina Hiermee drukt u algemene informatie en de huidige configuraties van het apparaat af. Activiteitenrapport Hiermee drukt u een faxverzend- en -ontvangstrapport af voor de laatste 100 taken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > De configuratiepagina lezen De configuratiepagina lezen Informatie apparaat ● Model Name Hiermee geeft u de modelnaam van het apparaat weer. ● Serienummer Hiermee geeft u het serienummer weer dat door de fabrikant aan het apparaat is toegewezen. ● Geheugengrootte Hiermee geeft u de totale hoeveelheid geheugen weer die op het apparaat is geïnstalleerd.
Boven ● SNMP ● E-mail ❍ Tijdzone ❍ Emailadres 1 ❍ Berichtniveau 1 ❍ E-mailadres 2 ❍ Berichtniveau 2 Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > Het Activiteitenrapport lezen Het Activiteitenrapport lezen # Geeft de bestandsbeheernummers weer. Datum/Tijd Geeft de begindatum en -tijd van het verzenden van de fax weer. Geeft de ontvangstdatum en - tijd van de ontvangst van de fax weer. Verz./Ontv. Geeft weer of de fax werd verzonden of ontvangen. Duur Geeft de tijdsduur weer van het verzenden of ontvangen van de fax.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > De geheugenlijst lezen De geheugenlijst lezen # Geeft de bestandsbeheernummers weer. Datum/Tijd Geeft de datum en de tijd weer waarop de fax in het geheugen werd opgeslagen. Soort Geeft het type functie weer dat werd gebruikt om de fax te versturen: "Opn.kiezen" als het verzenden plaatsvond via opnieuw kiezen; "Broadcast" als het verzenden plaatsvond via broadcast; "Geheu.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > Het lezen van het Logboek scanverzending Het lezen van het Logboek scanverzending Nr. Geeft de bestandsbeheernummers weer. Datum Geeft de verzendingsdatum weer. Tijd Geeft het tijdstip weer waarop de verzending werd voltooid. Soort Geeft de verzendmethode weer. Scanbestemming Geeft scanbestemming weer. Pagina's Geeft het aantal pagina's weer dat werd gescand.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Beheerdersinstellingen Beheerdersinstellingen In dit gedeelte komen beheerdersinstellingen aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Beheerdersinstellingen > Beheerdersinstellingen wijzigen Beheerdersinstellingen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de opstartmodus na het inschakelen als voorbeeld gebruikt. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [Beheerdersinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Beheerdersinstellingen > Parameters voor beheerdersinstellingen Parameters voor beheerdersinstellingen In dit gedeelte komen de parameters voor beheerdersinstellingen aan de orde. ● Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven. Datum/tijd instellen Hiermee stelt u de datum en tijd in van de interne klok van het apparaat.
PBX-selectie Hiermee stelt u in of het apparaat een verbinding tot stand brengt met een openbaar telefoonnetwerk (PSTN) of een particuliere telefooncentrale (PBX). Standaardinstelling: [PSTN] ● PSTN ● PBX Cijfer PBX-toegang Hiermee bepaalt u het nummer dat moet worden gekozen voor toegang tot de buitenlijn wanneer het apparaat is verbonden met een PBX. Zorg ervoor dat deze instelling overeenkomt met de instelling in de telefooncentrale.
Taal scherm Hier geeft u de taal op die op het scherm en in rapporten wordt gebruikt. Standaardinstelling: [English] Landcode Hiermee selecteert u het land waarin het apparaat wordt gebruikt. De landcode die u opgeeft, is van invloed op de tijd- en datumweergave en de standaardwaarden van de instellingen voor het verzenden van faxen. Het is belangrijk dat u de juiste landcode selecteert. Een verkeerde landcode kan leiden tot storingen bij het verzenden van faxen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > PDL-instellingen PDL-instellingen In dit gedeelte komen de PDL-instellingen aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > PDL-instellingen > PDL-instellingen wijzigen PDL-instellingen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de instelling voor dubbelzijdig afdrukken als voorbeeld gebruikt. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen]. Druk op [ ][ ] om [PDL-instellingen] te selecteren en druk op [OK]. Menu PDL-instellingen Druk op [ ][ ] om [Systeem] te selecteren en druk op [OK].
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > PDL-instellingen > Parameters voor PDL-instellingen Parameters voor PDL-instellingen In dit gedeelte komen de parameters voor de PDL-instellingen aan de orde. Papierinvoer ● Ladevoorkeur Hiermee bepaalt u welke lade het eerst wordt gecontroleerd op papier dat is ingesteld voor het afdrukken. [Lade2] wordt alleen weergegeven als deze lade is geïnstalleerd.
❍ ● A4, B5 JIS, A5, B6-S, A6, Legal, Letter, Half Letter-K, Executive, 8 × 13, 8.5 × 13, Folio, 16K, Com 10, Monarch, C5 Env, C6 Env, DL Env Duplex Hiermee stelt u in dat het apparaat op beide zijden van het papier afdrukt, afhankelijk van de opgegeven inbindmethode. Standaardinstelling: [Uit] ● ❍ Uit ❍ Lange zijde bnd ❍ Korte zijde bnd Blanco pagina afdrukken Hiermee stelt u in dat het apparaat lege pagina's afdrukt.
Standaardinstelling: 12,00 punten ❍ ● 4.00 - 999.75, in stappen van 0.25 Font Pitch Hiermee bepaalt u het aantal tekens per inch voor het standaardlettertype. Deze instelling geldt alleen voor lettertypen met een vaste breedte. Standaardinstelling: 10,00 pitch ❍ ● 0,44 - 99,99, in stappen van 0,01 Symbolenset Hiermee geeft u de tekenset op voor het standaardlettertype.
● Kleurprofiel Hiermee geeft u het kleurprofiel op.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De webbrowser gebruiken De webbrowser gebruiken ● Sommige items kunnen ook worden geconfigureerd via het bedieningspaneel.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De hoofdpagina weergeven De hoofdpagina weergeven Wanneer u het apparaat benadert met de Webbrowsersoftware, wordt de hoofdpagina weergegeven in de webbrowsersoftware. Start de webbrowsersoftware. Voer “http://(het IP-adres van het apparaat')/” in in de adresbalk van de webbrowsersoftware, om toegang te krijgen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De hoofdpagina weergeven > De taal voor de interface wijzigen De taal voor de interface wijzigen Selecteer de gewenste taal voor de interface in de lijst [Webtaal].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren De systeeminformatie controleren Klik op [Home] om de hoofdpagina van de webbrowser weer te geven. U kunt op deze pagina de huidige systeeminformatie controleren. Deze pagina heeft drie tabbladen: [Status], [Teller] en [Informatie over het apparaat].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren > De statusinformatie controleren De statusinformatie controleren Klik het tabblad [Status] op de hoofdpagina om de systeemgegevens, de status van de papierlade en het peil van de tonercartridges weer te geven. Item Beschrijving Modelnaam De naam van het apparaat. Locatie De locatie van het apparaat zoals deze op de [SNMP]-pagina is geregistreerd.
Lade 1 Geeft de huidige toestand en instellingen voor papierformaat/type van lade 1 weer. Lade 2 Geeft de huidige toestand en instellingen voor papierformaat/type van lade 2 weer. Handinvoer Geeft de huidige toestand en instellingen voor papierformaat/type van de handinvoer weer. ● De gegevens over lade 2 worden alleen weergegeven als die lade is geïnstalleerd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren > De tellerinformatie controleren De tellerinformatie controleren Klik op het tabblad [Teller] op de hoofdpagina om de tellerinformatie te controleren. Paginateller Item Beschrijving Totaal Het totale aantal pagina's dat is afgedrukt, gescand en gekopieerd. Kleur Het aantal pagina's dat in kleur is afgedrukt, gescand en gekopieerd.
>20% Geeft het aantal pagina's weer met een afdrukgebied van meer dan 20% Duplex Item Duplex totaal pagina ● Beschrijving Geeft het totale aantal pagina's weer dat dubbelzijdig werd afgedrukt. Een vel papier dat aan beide zijden is bedrukt, wordt beschouwd als twee afgedrukte pagina's.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren > De informatie over het apparaat controleren De informatie over het apparaat controleren Klik op het tabblad [Informatie over het apparaat] op de hoofdpagina om de apparaatinformatie te controleren. Informatie over het apparaat Item Beschrijving Firmware Versie De versie van de firmware die op het apparaat is geïnstalleerd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren De apparaatinstellingen configureren Klik op [Apparaatinstellingen] om de configuratiepagina van de apparaatinstellingen weer te geven. Deze pagina heeft zes tabbladen: [Volume luidspreker], [Papierinstellingen], [KOPIE], [Fax], [Printer] en [Tonerbesparing].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Het luidsprekervolume configureren Het luidsprekervolume configureren Klik op het tabblad [Volume luidspreker] van de instelpagina van het apparaat om het volume van de luidspreker te configureren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > De papierinstellingen configureren De papierinstellingen configureren Klik op het tabblad [Papierinstellingen] op de pagina apparaatinstellingen om de papierinstellingen te configureren. Lade 1 Item Beschrijving Selecteer het papierformaat voor lade 1: Papierformaat A4, B5 JIS, A5, B6-S, A6, Legal, Letter, Half Letter-S, Executive, 8 × 13, 8.
Selecteer het papiertype voor de handinvoer: Papiersoort ● Dun papier(60-75g/m2), Normaal papier, Normaal papier (90-105 g/m2), Gerecycled, Kleur, Briefhoofd, Voorgeperforeerd, Etikettenpapier, Bankpost, Karton, Envelop, Dik papier (105-160 g/m2) De gegevens over lade 2 worden alleen weergegeven als die lade is geïnstalleerd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Het papierformaat voor het printen bepalen Het papierformaat voor het printen bepalen Klik op het tabblad [KOPIE] op de pagina apparaatinstellingen om het papierformaat voor het printen op te geven. Papierkeuze Item Beschrijving Selecteer het papierformaat dat voor het printen moeten worden gebruikt: Lade 1, Lade 2, Handinvoer, A4, of LTR.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt Klik op het tabblad [Fax] op de pagina apparaatinstellingen om de lade voor het afdrukken van faxen op te geven. Ladekeuze Item Beschrijving Selecteer de lade voor het afdrukken van faxen: Automatisch, Alleen lade 1 of Alleen lade 2.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie Klik op het tabblad [Printer] op de pagina apparaatinstellingen om de ladevoorkeur voor de printfunctie op te geven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Tonerbesparing configureren Tonerbesparing configureren Klik op het tabblad [Tonerbesparing] van de instelpagina van het apparaat om de instellingen van de tonerbesparing te configureren. Tonerbesparing Item Beschrijving Tonerbesparing Boven Vorige Copyright © 2009 Schakel deze optie in om het apparaat met minder toner te laten afdrukken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Bestemmingen registreren Bestemmingen registreren Scan- en faxbestemmingen kunnen worden geregistreerd met de webbrowser. Er kunnen maximaal 100 bestemmingen worden geregistreerd. Raadpleeg de gedeeltes over scannen en faxen voor meer informatie over het registreren van bestemmingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken U kunt dit apparaat zodanig instellen dat een gebruikersidentificatie vereist is, wanneer een gebruiker probeert te kopiëren, faxen of scannen met het bedieningspaneel. Met de webbrowser kunt u de functie selecteren waarvoor een wachtwoord nodig is.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Rapporten afdrukken Rapporten afdrukken Klik op [Rapporten afdrukken] om de pagina voor rapporten afdrukken weer te geven. Selecteer een item en klik op [Afdrukken] om de gegevens over dat item af te drukken. Rapporten afdrukken Item Beschrijving Configuratiepagina Hiermee drukt u algemene gegevens over het apparaat en de huidige apparaatconfiguratie af.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren Netwerkinstellingen configureren Klik op [Netwerkinstellingen] om de configuratiepagina van de netwerkinstellingen weer te geven. Deze pagina heeft zes tabbladen: [Netwerkstatus], [Netwerktoepassing], [DNS], [Alarmberichten], [SNMP] en [SMTP].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De netwerkstatus controleren De netwerkstatus controleren Klik op het tabblad [Netwerkstatus] op de pagina netwerkinstellingen om de netwerkinformatie weer te geven. Algemene status Item Beschrijving Status koppeling Het type en de snelheid van de netwerkverbinding. IPP Printernaam De naam die wordt gebruikt om het apparaat in het netwerk te identificeren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > Instellingen netwerktoepassing configureren Instellingen netwerktoepassing configureren Klik op het tabblad [Netwerktoepassing] van de pagina netwerkinstellingen om de instellingen netwerktoepassing te configureren. Instellingen netwerkscannen Item Beschrijving E-mail Selecteer deze optie om de functie Scan to e-mail in te schakelen.
Item Beschrijving mDNS Selecteer deze optie om multicast DNS (via UDP-poort 5353) in te schakelen. Als deze optie is uitgeschakeld, kan het onderstaande item niet worden geconfigureerd. Printernaam Geef de naam van het apparaat op. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De DNS-instellingen configureren De DNS-instellingen configureren Klik op het tabblad [DNS] van de pagina netwerkinstellingen om de DNS-instellingen te configureren. DNS-instellingen Item Beschrijving DNS-methode Hiermee selecteert u of domeinnaamservers handmatig worden opgegeven of DNS-gegevens van het netwerk automatisch worden ontvangen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De instellingen voor alarmberichten configureren De instellingen voor alarmberichten configureren Klik op het tabblad [Alarmberichten] van de pagina netwerkinstellingen om de instellingen voor alarmberichten te configureren. Waarschuwing 1/Waarschuwing 2 Item Beschrijving Weergegeven naam Geef een naam op voor de afzender van de waarschuwing per e-mail.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De SNMP-instellingen configureren De SNMP-instellingen configureren Klik op het tabblad [SNMP] van de pagina netwerkinstellingen om de SNMP-instellingen te configureren. SNMP-instelling Item Beschrijving SNMP Selecteer of u het apparaat wilt instellen voor het gebruik van SNMP-services.
Locatie Geef de locatie van het apparaat op. De locatie die hier wordt ingevoerd, wordt op de hoofdpagina weergegeven. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan. Contactpersoon Geef de contactgegevens van het apparaat op. De contactgegevens die hier worden opgegeven, worden op de hoofdpagina weergegeven. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De SMPT-instellingen configureren De SMPT-instellingen configureren Klik op het tabblad [SMTP] van de pagina netwerkinstellingen om de SMTP-instellingen te configureren. SMTP-instellingen Item Beschrijving Primaire SMTP/POP3-server Geef het IP-adres of de hostnaam van de SMTP/POP3-server op. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren De beheerdersinstellingen configureren Klik op [Beheerdersinstellingen] om de pagina voor het configureren van de beheerdersinstellingen weer te geven. Deze pagina heeft zes tabbladen: [Wachtwoord], [Standaard instelling], [Backup-instellingen], [Herstel instellingen], [Datum/tijd instellen] en [Spaarstand].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Het wachtwoord configureren Het wachtwoord configureren Klik op het tabblad [Wachtwoord] van de pagina beheerdersinstellingen om het wachtwoord te configureren. Wachtwoord beheerder Item Beschrijving Nieuw wachtwoord Geef het nieuwe wachtwoord voor de beheerder op. Het wachtwoord mag uit maximaal 16 tekens bestaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Standaardinstellingen herstellen Standaardinstellingen herstellen Klik op het tabblad [Standaard instelling] van de pagina beheerdersinstellingen om de standaardinstellingen te herstellen. Item Beschrijving Netwerkinstellingen wissen Selecteer deze optie als u de standaardwaarden voor de netwerkinstellingen wilt herstellen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Een back-up maken van de instellingen van de machine Een back-up maken van de instellingen van de machine Klik op het tabblad [Backup-instellingen] van de pagina beheerdersinstellingen om back-upbestanden aan te maken die de ingestelde apparaatconfiguratie bevatten. Deze back-upbestanden kunnen eventueel worden gebruikt om eerdere configuraties te herstellen.
Navigeer naar de locatie waar u het back-upbestand wilt opslaan. Geef een naam voor het bestand op en klik op [Opslaan].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van een back-upbestand De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van een back-upbestand Klik op het tabblad [Herstel instellingen] van de pagina beheerdersinstellingen om de apparaatinstellingen te herstellen op basis van een eerder aangemaakt back-upbestand.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Datum- en tijdinstellingen configureren Datum- en tijdinstellingen configureren Klik op het tabblad [Datum/tijd instellen] van de pagina beheerdersinstellingen om de datum- en tijdinstellingen te configureren. Datuminstelling Item Beschrijving Jaar Voer het huidige jaar in (2000 tot 2099). Maand Voer de huidige maand in (1 tot 12).
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > De instellingen energiespaarstand configureren De instellingen energiespaarstand configureren Klik op het tabblad [Spaarstand] van de pagina beheerdersinstellingen om het apparaat in de energiebesparende modus 1 of 2 te zetten en zo energie te besparen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Overzicht Overzicht Probleemoplossing is opgesplitst in: ● Algemene problemen ● Problemen bij de papierinvoer ● Problemen met de afdrukkwaliteit ● Afdrukproblemen ● Problemen bij het kopiëren ● Problemen bij het scannen ● Problemen bij het faxen ● Fout- en statusberichten op het scherm ● Tonercartridges vervangen ● De tonerafvalcontainer vervangen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Algemene problemen Algemene problemen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u algemene problemen oplost die bij de bediening van het apparaat kunnen optreden. Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing ● ● Zorg ervoor dat u de stekker van het netsnoer goed in het stopcontact steekt. Wellicht is het stopcontact defect.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer Problemen bij de papierinvoer Als het apparaat werkt, maar het papier niet wordt ingevoerd of het papier regelmatig vastloopt, controleer dan de toestand van het apparaat en het papier. Probleem Oplossing ● Het papier wordt niet soepel ingevoerd. ● ● ● ● ● Het papier loopt regelmatig vast. ● ● ● Als het papier is omgekruld, dient u dit glad te strijken.
● ● ● Het bedrukte papier is omgekruld. ● Plaats het papier ondersteboven in de papierlade. Als het papier sterk is omgekruld, moet u de afdrukken vaker uit de uitvoerlade halen. Het papier is vochtig. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Papier en andere media . Selecteer [modus 2] of [modus 3] in de [Hogevochtigheidsmodus] onder [Apparaatinstellingen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen Papierstoringen verhelpen Bij een papierstoring wordt een van de volgende berichten op het scherm weergegeven: “Papierstoring duplex; papier vastgelopen duplex” “Inwendige storing” “Papierstoring onder” “Uitwendige storing” “Papierstoring boven” Open de klep aan de voorzijde van het apparaat en controleer de volgende onderdelen (in de aangegeven volgorde) om te zien waar h
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen > Het papier is vastgelopen in de fusereenheid Het papier is vastgelopen in de fusereenheid Als het papier is vastgelopen in de fusereenheid, dient u de onderstaande procedure te volgen om het papier te verwijderen. ● ● ● Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze gesloten is. ● Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan. Controleer nadat u de klep hebt gesloten, of de fout is gewist.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen > Het papier is vastgelopen in een lade Het papier is vastgelopen in een lade Als het papier is vastgelopen in lade 1 of 2, dient u de onderstaande procedure te volgen om het papier te verwijderen. Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep voorzichtig omlaag. Trek het vastgelopen papier voorzichtig naar buiten.
● Haal de papierlade (lade 1) niet uit het apparaat. ● Als het papier is vastgelopen in lade 2, maar u kunt niet goed bij het papier, kunt u lade 2 naar buiten trekken om het papier te verwijderen. Duw lade 2 voorzichtig en zo ver mogelijk terug in het apparaat nadat u het papier hebt verwijderd. ● Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan. Controleer nadat u de klep hebt gesloten, of de fout is gewist.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen > Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid Als het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid, dient u de onderstaande procedure te volgen om het papier te verwijderen Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep voorzichtig omlaag.
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen bij het scannen verhelpen Papierstoringen bij het scannen verhelpen Als het volgende bericht op het scherm wordt weergegeven, dient u de onderstaande procedure te volgen om het origineel dat is vastgelopen in de ADF te verwijderen: “ADF-papierstoring Open ADF-klep en verwijder papierstoring” Open de ADF-klep.
Als u het origineel niet gemakkelijk naar buiten kunt trekken, dient u de invoerlade op te tillen en te controleren of het origineel in het uitvoergebied is vastgelopen. Trek het vastgelopen origineel voorzichtig naar buiten en verwijder dit. Plaats de papierinvoerrol weer in het apparaat met het rolgedeelte naar beneden. Duw de blauwe hendel naar beneden om de papierinvoerrol te vergrendelen.
Sluit de ADF-klep. Til de ADF op en als er nog delen van het origineel in de ADF zijn achtergebleven, dient u voorzichtig aan het vastgelopen origineel te trekken en dit te verwijderen. Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken. Sluit de ADF.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen met de afdrukkwaliteit Problemen met de afdrukkwaliteit In dit gedeelte komen waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen voor problemen met de afdrukkwaliteit aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen met de afdrukkwaliteit > De toestand van het apparaat controleren De toestand van het apparaat controleren Bij een probleem met de kwaliteit van de afdrukken, is het verstandig eerst de toestand van het apparaat te controleren. Mogelijke oorzaak Oplossing Er is een probleem met de locatie van het apparaat. Zorg ervoor dat het apparaat op een vlakke ondergrond staat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen Afdrukproblemen In dit gedeelte komen afdrukproblemen en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde. Probleem Oplossing Als zich een fout voordoet tijdens het afdrukken, dient u de computerinstellingen of de instellingen van het printerstuurprogramma te wijzigen. ● Er doet zich een fout voor. ● Controleer of de naam van het printerpictogram niet langer is dan 32 alfanumerieke tekens.
● Er is een aanzienlijke vertraging tussen het tijdstip van de opdracht voor het starten van het afdrukken en het moment waarop het afdrukken daadwerkelijk wordt gestart. ● ● ● De afdrukken vallen achter het apparaat nadat ze zijn uitgevoerd. De verwerkingstijd is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens. Bij een grote hoeveelheid gegevens, zoals documenten met veel afbeeldingen, neemt het verwerken van de opdracht meer tijd in beslag.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen > De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen U kunt bepaalde problemen voorkomen door de instellingen van het printerstuurprogramma te wijzigen volgens de onderstaande instructies. Mogelijke oorzaak Kan niet correct afdrukken wanneer een bepaalde toepassing wordt gebruikt, of kan afbeeldingsgegevens niet correct afdrukken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen > De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm Wanneer de kleuren van de afbeeldingen op het scherm van de computer afwijken van die op de afdruk, kan dit een van de volgende oorzaken hebben. Mogelijke oorzaak Oplossing Afdrukken in kleur was niet opgegeven voor de gegevens.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen > Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm Wanneer de positie van items op de afgedrukte pagina afwijkt van de positie van de items op het scherm van de computer, kan dit een van de volgende oorzaken hebben.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij het kopiëren Problemen bij het kopiëren In dit gedeelte komen problemen bij het kopiëren en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde. Probleem De gekopieerde pagina's worden niet in de juiste volgorde uitgevoerd. Oplossing Ga naar het bedieningspaneel en wijzig de instelling voor [Sorteren] onder kopieerinstellingen om de pagina's naar wens te sorteren.
● De afbeeldingsdichtheid is te hoog. Pas de afbeeldingsdichtheid aan. Zie De dichtheid van het beeld aanpassen . ● Raak bedrukte oppervlakken niet direct na het kopiëren aan. Verwijder net bedrukte vellen een voor een zonder de bedrukte gebieden aan te raken. Het papier met de kopie is vuil. ● ● Wanneer u kopieert vanop de glasplaat, stemt de afdrukzone van de kopie niet overeen met het origineel. Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende De toner op het bedrukte oppervlak is niet droog.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij het scannen Problemen bij het scannen In dit gedeelte komen problemen bij het scannen en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde. Probleem Het apparaat begint niet met scannen. Oplossing De ADF of ADF-klep is open. Als de ADF of ADF-klep open is, kunt u niet via de ADF scannen. Sluit de ADF of ADF-klep. ● ● De scan is vuil. De glasplaat of ADF is vuil. Zie Reinigen .
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij het faxen Problemen bij het faxen In dit gedeelte komen problemen bij het faxen en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde. Wanneer er een foutcode verschijnt op het Activiteitenrapport/Verzendrapport De onderstaande tabel beschrijft de betekenis van de foutcodes die onder "Resultaten" in het Activiteitenrapport of het Verzendrapport worden weergegeven en de tabel geeft aan wat te doen bij een bepaalde foutcode.
Het apparaat kon de ontvangen fax niet afdrukken, of er was onvoldoende geheugen beschikbaar terwijl een fax werd ontvangen, omdat het document te groot was. ● ● ● 2XXX14 ● ● ● De papierlade was leeg. Plaats papier in de papierlade. Zie Papier plaatsen . De lade die is ingesteld voor [Gebruikte lade: Fax] onder [Faxinstellingen] bevatte geen papier van het formaat A4, Letter of Legal. Plaats papier van het juiste formaat in de lade en pas het [Papierformaat] onder [Apparaatinstellingen] aan.
De achtergrond van de ontvangen afbeeldingen is vuil, of afbeeldingen op de achterkant van de originelen zijn zichtbaar. De afbeeldingsdichtheid is te hoog. Pas de afbeeldingsdichtheid aan. Zie De dichtheid van het beeld aanpassen . Kiezen mislukt wanneer wordt geprobeerd faxen te verzenden. Zie de oplossingen voor de fouten 1XXX22 tot 1XXX23 in de bovenstaande tabel.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Fout- en statusberichten op het scherm Fout- en statusberichten op het scherm Dit gedeelte bevat een uitleg van de berichten die op het scherm worden weergegeven en advies over wat u moet doen als er een bepaald bericht wordt weergegeven. In de onderstaande tabel worden de berichten in alfabetische volgorde weergegeven.
Afdruktaak annuleren I/O time-out Papier op in handinvoer De time-outtijd die in [I/O time-out] werd ingesteld, verloopt wanneer het afdrukken vaak door gegevens van andere poorten wordt onderbroken, of wanneer de printgegevens groot zijn en tijd kosten om te verwerken. Als [I/O time-out] is ingesteld op 15 seconden, verhoog dan de tijdsduur. Zie voor meer gegevens Apparaatinstellingen . De handinvoer is leeg. Plaats papier in de handinvoer. Zie Papier plaatsen in de handinvoer .
● Geef bij [Papier selecteren] de lade op met het papier van het formaat A4, B5, Letter, Legal of Executive (niet via de handinvoer) Zie Kopieerinstellingen . Kopie Duplex ondersteunt alleen A4/B5/LG/LT/ Executive Er kunnen geen 2-in-1-kopieën worden gemaakt omdat de lade geen papier van het juiste formaat (A4, B5, Letter, Legal of Executive) bevat. Kopie Duplex ondersteunt alleen Lade 1/Lade 2 Er kunnen geen 2-in-1-kopieën worden gemaakt, omdat de papierinvoer is ingesteld op handinvoer.
● Stel via [Papier selecteren] in dat het apparaat A4 of Letter als formaat gebruikt om te kopiëren. Zie Kopieerinstellingen . Kopie ID-bew. onderst. alleen A4/LT Een kopie van het identiteitsbewijs kon niet worden uitgevoerd omdat de lade geen papier van het juiste formaat (A4 of Letter) bevat. Inwendige storing Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier. Zie Papierstoringen verhelpen .
Tonerafvalfles verkeerd geplaatst De tonerafvalcontainer is niet goed geïnstalleerd. Installeer de tonerafvalcontainer opnieuw. Zie De tonerafvalcontainer vervangen . Onafhankelijk Mtonerleverancier Er werd een inktpatroon geïnstalleerd dat niet wordt ondersteund. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. X-toner bijna op De tonercartridge is bijna leeg. Zorg dat een nieuwe tonercartridge klaar is om te worden geplaatst.
Fout in serverrespons Druk op Wissen Er heeft zich een fout voorgedaan bij de communicatie met de server voordat het verzenden begon. Service-oproep - X Er heeft zich een onherstelbare hardwarefout voorgedaan en het apparaat werkt niet. Ga na of de bestemming juist is geregistreerd en probeer de bewerking opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de netwerkbeheerder als het probleem zich blijft voordoen. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > Tonercartridges vervangen Tonercartridges vervangen ● ● ● ● ● ● ● ● ● Gebruikte toner of tonercartridges mogen niet worden verbrand. Tonerstof kan ontploffen als deze met open vuur in aanraking komt. Gooi gebruikte tonercontainers weg in overeenstemming met de geldende lokale regels. Bewaar toner, gebruikte toner of tonercontainers niet in de buurt van open vuur.
“M-toner bijna op” “C-toner bijna op” “Y-toner bijna op” ● Laat geen paperclips, nietjes of andere kleine voorwerpen in het apparaat vallen. ● Stel niet-ingepakte tonercartridges niet langdurig bloot aan direct zonlicht. ● Raak de fotogeleidereenheid van de tonercartridge niet aan. ● Raak de ID-chip niet aan op de zijkant van het tonercartridge (de witte zone op de onderstaande illustratie).
Kantel de tonercartridge naar voren en trek deze naar buiten. Gezien vanaf de achterzijde, zijn de tonercartridges in de volgende volgorde geïnstalleerd: cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K). ● Schud de verwijderde tonercartridge niet heen en weer. Hierdoor zou resterende toner uit de cartridge kunnen lekken. ● Plaats de oude tonercartridge op een vel papier of vergelijkbaar materiaal om uw werkplek schoon te houden.
Controleer of de kleur van de toner overeenkomt met de daarvoor bestemde locatie en laat de tonercartridge voorzichtig in het apparaat zakken. Hou het midden van het deksel met beide handen vast en sluit voorzichtig het deksel. Let op dat uw vingers niet bekneld raken. Wacht nadat u de klep hebt gesloten totdat het beginscherm wordt weergegeven. Breng de afdekking die u in stap hebt verwijderd, aan op de oude tonercartridge.
Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Probleemoplossing > De tonerafvalcontainer vervangen De tonerafvalcontainer vervangen ● ● ● ● Gemorste of gebruikte toner mag niet worden verbrand. Tonerstof kan ontploffen als deze met open vuur in aanraking komt. Wacht ten minste 30 minuten nadat u de stekker uit het stopcontact hebt gehaald voordat u de overdrachtseenheid verwijdert. Gebruikte toner of tonercartridges mogen niet worden verbrand.
Verschuif beide groene handels op de klep aan de voorzijde van het apparaat. Pak de groene nokjes aan beide zijden van de overdrachtseenheid vast, kantel de eenheid naar achteren en til de eenheid vervolgens op. Houd de tonerafvalcontainer in het midden vast en trek deze vervolgens gedeeltelijk naar buiten zonder deze te kantelen. Trek de tonerafvalcontainer half naar buiten, pak de container goed vast en trek deze recht uit het apparaat.
Til de container niet op terwijl u deze naar buiten trekt om te voorkomen dat de tonerafvalcontainer de tussenliggende overdrachtseenheid (het witte gebied in de onderstaande illustratie) raakt. Sluit het klepje op de container. Houd de nieuwe tonerafvalcontainer in het midden vast en plaats deze voorzichtig halverwege in het apparaat. Laat het klepje op de container open.
Til de container niet op terwijl u deze in het apparaat plaatst, om te voorkomen dat de tonerafvalcontainer de tussenliggende overdrachtseenheid (het witte gebied in de onderstaande illustratie) raakt. Druk de tonerafvalcontainer naar binnen totdat deze vastklikt. Druk het groene gedeelte volledig naar binnen. Plaats de overdrachtseenheid op de klep aan de voorzijde van het apparaat. Schuif de overdrachtseenheid langs de geleiderails in het apparaat.
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze gesloten is. ● Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan. ● Retourneer de opgebruikte tonerafvalfles aan uw verdeler of servicevertegenwoordiger. De opgehaalde tonerafvalfles zal worden gerecycleerd of verwijderd volgens de overeenkomstige regelgeving.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen Reinigen Verwante onderwerpen Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat Reinigen van de tonerdensiteitsensor Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen De registratierol reinigen De glasplaat reinigen De automatische documentinvoer (ADF) reinigen Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat ● ● ● Probeer geen onderhoudswerkzaamheden uit te voeren of problemen op te lossen die niet in deze handleiding aan de orde komen. In dit apparaat wordt een laserstraal gegenereerd. Directe blootstelling aan laserstralen kan resulteren in permanente beschadiging van de ogen. Het inwendige van het apparaat wordt erg heet.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > Reinigen van de tonerdensiteitsensor Reinigen van de tonerdensiteitsensor Reinig het apparaat wanneer het desbetreffende foutbericht wordt weergegeven. Deze procedure toont u hoe u de tonerdensiteitsenor van het gele printinktpatroon kunt schoonmaken als voorbeeld van een sensor te reinigen. ● Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
Hou het midden van het deksel met beide handen vast en sluit voorzichtig het deksel. Let op dat uw vingers niet bekneld raken. Wacht nadat u de klep hebt gesloten totdat het beginscherm wordt weergegeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen Als het frictiekussen of de papierinvoerrol vuil is, kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd of kan het papier vastlopen. In dergelijke gevallen reinigt u het frictiekussen volgens de onderstaande instructies: ● ● Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst.
Druk de metalen plaat omlaag totdat deze vastklikt en vergrendeld is. Plaats het verwijderde papier weer in de lade en druk de lade voorzichtig in het apparaat totdat deze vastklikt. Steek de stekker van het netsnoer goed in het stopcontact. Sluit alle verwijderde interfacekabels weer aan. Schakel de stroomtoevoer in. ● Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als papier vastloopt of meerdere vellen papier tegelijk worden ingevoerd nadat u het frictiekussen hebt gereinigd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > De registratierol reinigen De registratierol reinigen Er kunnen zich kleine stofdeeltjes aan de registratierol hechten wanneer u op niet-standaard papier afdrukt. Reinig de registratierol wanneer witte stippen op afdrukken zichtbaar zijn. ● ● Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst.
Reinig de registratierol wanneer de afdrukken vegen vertonen nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd. Veeg de registratierol schoon met een zachte, vochtige doek en draai de rol hierbij rond. Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze gesloten is. Sluit de stekker van het netsnoer goed aan. Sluit alle verwijderde interfacekabels weer aan. Schakel de stroomtoevoer in.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > De glasplaat reinigen De glasplaat reinigen Hieronder wordt beschreven hoe u de glasplaat kunt reinigen. Til de ADF op. Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken. Reinig de onderdelen die met een pijl worden aangegeven met een zachte, vochtige doek en veeg dezelfde onderdelen vervolgens af met een droge doek om al het achtergebleven vocht te verwijderen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > De automatische documentinvoer (ADF) reinigen De automatische documentinvoer (ADF) reinigen Hieronder wordt beschreven hoe u de ADF kunt reinigen. Til de ADF op. Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Het apparaat verplaatsen Het apparaat verplaatsen Dit gedeelte bevat belangrijke informatie die u in acht moet nemen wanneer u het apparaat over een korte of lange afstand verplaatst. ● ● ● ● Het apparaat weegt ongeveer 30,0 kg (66,2 lb.). Als u het apparaat wilt verplaatsen, dient u het bij de geïntegreerde handgrepen vast te nemen en langzaam op te tillen. Hiervoor zijn twee personen nodig.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Het apparaat verplaatsen > Over een korte afstand verplaatsen Over een korte afstand verplaatsen ● Verwijder de tonercartridges niet wanneer u het apparaat verplaatst. Controleer de onderstaande punten: ● De printer is uitgeschakeld met de aan/uit-schakelaar. ● Het netsnoer is uit het stopcontact gehaald. ● Alle andere kabels zijn losgekoppeld van het apparaat. Verwijder lade 2 indien deze is geïnstalleerd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Het apparaat verplaatsen > Over een lange afstand verplaatsen Over een lange afstand verplaatsen Als u het apparaat over een lange afstand wilt verplaatsen, dient u het goed te verpakken. Maak alle papierladen leeg, maar verwijder de tonercartridges niet. Laat het apparaat tijdens het vervoeren niet overhellen of kantelen. ● Verwijder de tonercartridges niet wanneer u het apparaat verplaatst.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Afvoer Afvoer Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger voor informatie over de juiste manier om dit apparaat af te voeren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt Voer de onderstaande procedure uit wanneer het apparaat lange tijd niet zal worden gebruikt. ● ● ● Zorg ervoor dat uw handen droog zijn wanneer u het netsnoer loskoppelt of aansluit. Bij natte handen bestaat het risico van een elektrische schok. Het inwendige van het apparaat wordt erg heet.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt > Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin het niet wordt gebruikt Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin het niet wordt gebruikt Voer de onderstaande procedure uit wanneer het apparaat langdurig niet wordt gebruikt terwijl de aan/uit-schakelaar is uitgeschakeld.
Sluit de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig met beide handen. ● Deze stap hoeft niet te worden uitgevoerd als de aan/uit-schakelaar van het apparaat is ingeschakeld, maar het apparaat langdurig niet is gebruikt.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt > Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt Voer de onderstaande procedure uit om het apparaat weer te gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt.
Zet de aan/uitschakelaar op ” On”.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Verbruiksproducten Verbruiksproducten ● Bij de vervaardiging van onze producten worden de hoogste standaarden op het gebied van kwaliteit en functionaliteit toegepast, en wij raden u dan ook aan alleen verbruiksproducten te gebruiken die verkrijgbaar zijn bij een geautoriseerde leverancier.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Verbruiksproducten > Tonercartridges Tonercartridges Tonercartridge Gemiddeld aantal afdrukbare pagina's per cartridge *1 Zwart 6.500 pagina's Cyaan 6.000 pagina's Magenta 6.000 pagina's Geel 6.000 pagina's *1 Het paginarendement is gebaseerd op pagina's die voldoen aan ISO/IEC 19798 en de standaard ingestelde afbeeldingsdichtheid.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Onderhoud > Verbruiksproducten > Tonerafvalfles Tonerafvalfles Gemiddeld aantal afdrukbare pagina's *1 Naam Tonerafvalfles *1 25.000 pagina's A4/Letter, 5% dekking, testkaart, 3 pagina's per taak, afdrukken in 50% zwart-wit/kleur.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties Apparaatspecificaties In dit gedeelte komen de specificaties van het apparaat aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor algemene functies Specificaties voor algemene functies Configuratie Bureaublad Afdrukproces Elektrostatische overdracht met laser Maximale papiergrootte voor scannen ● Glasplaat A4, Letter (81/2 " × 11 ") ● ADF Legal (81/2 " × 14 ") Maximale papiergrootte voor afdrukken Legal (81/2 " × 14 ") Opwarmtijd Minder dan 48 seconden (23 °C, 71,6 °F) Papierformaten ● Standaardpapierformaten A4, B5 JIS
35 vellen (80 g/m2, 20 lb.) Papiergewicht ● Lade 1 60 tot en met 160 g/m2 (16 tot en met 19.05 kg.) ● Lade 2 (optie) 60 tot en met 105 g/m2 (16 tot en met 28 lb.) ● Handinvoer 60 tot en met 160 g/m2 (16 tot en met 19.05 kg.) ● Papiergewichten die geschikt zijn voor duplexapparaten 60 to 75 g/m2 (15 to 19 lb.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor printerfuncties Specificaties voor printerfuncties Afdruksnelheid (A4/Letter) Zwart-wit: 20 pagina's per minuut Kleur: 20 pagina's per minuut Resolutie 600 dpi (maximum: 2400 × 600 dpi) Afdruksnelheid eerste pagina 14 seconden of minder (A4/Letter, 600 × 600 dpi) Interface ● Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX) ● USB 2.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor kopieerfuncties Specificaties voor kopieerfuncties Maximale resolutie (scannen en afdrukken) Glasplaat ● Scannen: 600 × 600 dpi Afdrukken: 600 × 600 dpi ADF ● Scannen: 600 × 300 dpi Afdrukken: 600 × 600 dpi Gradatie Scannen: 256 tinten (1 dot) Afdrukken: Twee waarden (1 dot) Afdruksnelheid eerste kopie (A4/Letter, bij 25 °C, 77 °F) 30 seconden Afdruksnelheid meerdere kopieën Zwart-wit: 20 pagi
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor scanfuncties Specificaties voor scanfuncties Maximaal scangebied (horizontaal × verticaal) ● Glasplaat 216 × 297 mm (8,5 × 29.
Verzendbare bestandsindelingen TIFF, JPEG, PDF Adresboek Maximaal 100 items Aantal nieuwe pogingen: 1 Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor faxfuncties Specificaties voor faxfuncties Toegangslijn ● Public Switched Telephone Networks (PSTN) ● Private Branch Exchange (PBX) Verzendmodus ITU-T Group 3 (G3) Lijndichtheid bij scannen 8 dots per mm × 3.85 lijnen per mm (200 × 100 dpi) 8 dots per mm × 7,7 lijnen per mm (200 × 200 dpi) Verzendtijd 3-4 seconden (8 dots per mm × 3,85 lijnen per mm, 33,6 kbps, MMR, ITU-T-testkaart nr.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Specificaties voor opties Specificaties voor opties In dit gedeelte komen de specificaties voor de verschillende opties aan de orde.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Specificaties voor opties > Papierinvoereenheid Papierinvoereenheid Papiercapaciteit 500 vellen Papierformaat A4, Letter (81/2” × 11”) Afmetingen (breedte × diepte × hoogte) 400 × 450 × 127 mm (15,8 × 17,8 × 5 inch) Papiergewicht 60 tot en met 105 g/m2 (16 tot en met 28 lb.) Gewicht Minder dan 4 kg (8,9 lb.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Specificaties voor opties > Geheugeneenheid Geheugeneenheid Type module DDR-DIMM (Double Data Rate Dual Inline Memory Module) Type geheugen DDR-SDRAM (Double Data Rate Synchronous Dynamic RAM) Aantal pinnen 100 Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Elektromagnetische storing Elektromagnetische storing Wanneer dit apparaat in de buurt van een ander elektronisch apparaat wordt geplaatst, werken beide apparaten mogelijk niet goed vanwege elektromagnetische interferentie. Televisies en radio's kunnen ruis veroorzaken wanneer deze zich te dicht bij dit apparaat bevinden.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Informatie over geïnstalleerde software Informatie over geïnstalleerde software Verwante onderwerpen expat JPEG LIBRARY Boven Vorige Copyright © 2009 Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Informatie over geïnstalleerde software > expat expat ● ● ● De software, inclusief de controller enz. (hierna “software” genoemd) die in dit product is geïnstalleerd, maakt gebruik van Expat onder de onderstaande voorwaarden.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen Bovenste pagina > Bijlage > Informatie over geïnstalleerde software > JPEG LIBRARY JPEG LIBRARY Delen van de software van dit product, zijn gebaseerd op het werk van de Independent JPEG Group.