Operation Manual

Problemen oplossen
GEBRUIKERSHANDLEIDING 9-3
Er worden donkere
kopieën gemaakt.
Controleren of het kopieerap-
paraat in de modus voor automa-
tische belichting staat.
Wanneer de belichting helemaal moet
worden aangepast, voert u Belichting
automatisch aanpassen uit.
5-11
Controleren of het kopieerap-
paraat in de modus voor
handmatige belichting staat.
Exposure Adjustment gebruiken om
de juiste belichting in te stellen.
3-3
Wanneer de algehele belichting moet
worden gewijzigd, voert u in elke
origineelmodus de handmatige
belichtingsaanpassing uit.
3-3
Vlekken (de
schaduw wordt niet
gelijkmatig verdeeld
en er verschijnen
vlekjes).
Controleren of het origineel een
afgedrukt origineel is.
In de modus voor beeldkwaliteit 'Foto'
selecteren.
3-3
De kopie is niet
helder.
Controleren of er een beeldkwal-
iteitsmodus is geselecteerd die
overeenkomt met het type
origineel dat wordt gekopieerd.
De van toepassing zijnde beeldkwal-
iteitsmodus selecteren.
3-3
De kopie is vuil. Controleren of de glasplaat of de
afdekklep vuil is.
De glasplaat en afdekklep reinigen. 8-2
Het gekopieerde
beeld verschijnt
scheef op de kopie.
Controleren of het origineel goed
is geplaatst.
Ervoor zorgen dat het origineel goed
tegen de aanduidingsplaat voor het
origineelformaat op de glasplaat is
gelegd.
Wanneer u het origineel in de
optionele documenttoevoer legt, moet
u ervoor zorgen dat het origineel
goed tegen de geleider aan ligt.
3-2
7-3
Controleren of het papier goed is
geplaatst.
De positie van de breedtegeleider in
de cassette controleren.
2-2
Symptoom Te controleren items Correctieve procedure Pagina