Operation Manual
1-5
Sectie 1 Faxbediening (basisgebruik)
2
3
4
5
1
2
(Inch)
(Metrisch)
(Inch)
(Metrisch)
(Inch)
(Metrisch)
6
Raak de toets “FAX default” aan.
Raak de cursortoets “▼” aan tot “TTI” oplicht en raak
vervolgens de toets “Change #” aan.
Als u uw TTI-informatie naar de andere partij wilt verzenden,
raakt u de locatie aan waar u ze wenst af te drukken.
Als u ze NIET wilt verzenden, raakt u de toets “Not Printed”
aan.
Raak de toets “Close” aan. Het berichtenvenster keert terug
naar het scherm dat werd weergegeven in stap 3.
Als u klaar bent met de instellingen, raakt u de toets “Close”
nog tweemaal aan.
(3) Eigen gegevens vastleggen
Als u hier informatie wilt vastleggen waarmee u uw station omschrijft
(faxnummer, naam en ID van het station), kunt u deze versturen naar
de fax van de ontvangende partij en afdrukken op de ontvangen
documenten. Zo laat u de ontvanger weten wie de afzender van het
faxbericht is.
* Volg de onderstaande procedure ook om reeds geregistreerde
informatie te wijzigen.
* Controleer voor de bediening eerst het berichtenvenster om na te
gaan of het aanraakpaneel in de startmodus voor faxbediening
staat. (Zie “(2) Startmodus” op pagina 1-7.)
* Als u deze procedure op een bepaald moment wilt onderbreken,
drukt u op de Reset-toets.
Raak de toets “Register” [“Registration”] aan. Het
registratiekeuzescherm verschijnt.
Raak de toets “Location Info.” aan. De momenteel
geregistreerde informatie wordt weergegeven.
* Om uw faxnummer vast te leggen: raak de toets “v” aan en
ga naar stap 3.
Om de naam van uw station vast te leggen: raak de toets
“Own Name” aan en ga rechtstreeks naar stap 5.
Om de ID van uw station vast te leggen: raak de toets “Own
ID” aan en ga rechtstreeks naar stap 7.