L ANCIA 603.81.
Geachte cliënt, Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw LANCIA volledig te benutten.
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de LANCIA Ypsilon. Dankzij deze opvatting kon de LANCIA Ypsilon strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De LANCIA Ypsilon voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid, al voorbereid op de toekomstige normen.
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN Geen enkel onderdeel van de LANCIA Ypsilon bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium meer.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (Multijet-motor) Oxidatiekatalysator De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd worden. De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt. Uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN K Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die voldoet aan de Europese specificatie EN 228. Multijet-motoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben.
BESCHERMING VAN HET MILIEU De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen. ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), wendt u dan tot de Lancia-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.
9 10 11 12 18 19 21 35 38 38 39 41 42 45 48 58 60 61 62 64 66 BEDIENINGSORGANEN ................................. INTERIEURUITRUSTING ................................ OPENDAK......................................................... PORTIEREN .................................................... ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................. BAGAGERUIMTE ............................................ MOTORKAP ..................................................... ALLESDRAGERS ...................................
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 8 DASHBOARD De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen. LANCIA fig. 1 L0C0001m 1. Uitstroomopeningen aan zijkant - 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting - 3. Airbag bestuurderszijde - 4. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer - 5.
B Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve C Toerenteller D Multifunctioneel display fig. 2 L0C0223m fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 10 SYMBOLEN LANCIA CODE Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht, met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.
De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het systeem de door de sleutel verzonden code heeft herkend. Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, schakelt de Lancia CODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit. In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR te draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de Lanciadealer.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 12 DE SLEUTELS CODE-CARD fig. 5 Bij de auto worden twee sleutels geleverd en de CODE-card waarop staan aangegeven: ❒ de elektronische code A ❒ de mechanische code van de sleutels B, die bij aanvraag van duplicaatsleutels aan de Lancia-dealer moet worden medegedeeld.
Knop Á dient voor het vergrendelen van de portieren en de achterklep. Knop R dient voor het op afstand ontgrendelen van de achterklep. fig. 7 ATTENTIE Druk de knop B alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op de knop drukt. SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 14 Als onbedoeld het vergrendelknopje vanuit het interieur wordt ingedrukt en u de auto verlaat, worden uitsluitend de gebruikte portieren ontgrendeld; de achterklep blijft vergrendeld. Voor het herstellen van de centrale portiervergrendeling moet u de ver-/ontgrendelknopjes opnieuw indrukken.
Druk kort op de knop Á: de portieren en de achterklep worden op afstand vergrendeld, de plafondverlichting dooft en de richtingaanwijzers knipperen één keer. Druk de knop R in om op afstand de achterklep te ontgrendelen (openen). BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan worden gestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (bijv. van mobiele telefoons, van radioamateurs enz.). Hierdoor kan de werking van de afstandsbediening worden beïnvloed.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 16 Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk: Extra afstandsbedieningen bestellen ❒ druk op de knop A en klap de metalen baard B uit; Het systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u in de loop der tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, kunt u zich tot een Lancia-dealer wenden.
Portieren ontgrendelen Portieren vergrendelen Mechanische sleutel Sleutel linksom draaien Sleutel linksom draaien – Sleutel linksom draaien Sleutel linksom draaien – Knop Ë kort indrukken Knop Á kort indrukken Knipperen richtingaanwijzers (alleen met sleutel met afstandsbediening) 2 x knipperen 1 x knipperen 2 x knipperen Lampje bestuurdersportier Doven bewakingslampje 3 Seconden continu branden en vervolgens knipperen bewakingslampje Bewakingslampje Sleutel met afstandsbediening Openen
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 18 START-/CONTACTSLOT STUURSLOT De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid: Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het start-/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. ❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur geblokkeerd. Enkele elektrische installaties kunnen werken (bijv. autoradio, elektrische ruitbediening enz.).
BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen. Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller onder bepaalde omstandigheden een geleidelijke of herhaalde toerentalstijging aangeven. Dit is een normaal verschijnsel en kan optreden als bijvoorbeeld de airconditioning of de elektroventilateur wordt ingeschakeld.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 20 Als het waarschuwingslampje u gaat branden en er verschijnt een melding op het multifunctionele display, dan is de koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in dat geval de motor uit en wendt u tot de Lanciadealer. fig. 16 L0C0252m KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER (indien aanwezig) fig.
fig. 20 BEGINSCHERM fig. 20 F Afstand tot volgende servicebeurt BEDIENINGSKNOPPEN fig. 21 Op het beginscherm kan het volgende worden weergegeven: G Stand koplampverstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld). ö Om A Datum H Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller) B Symbool voor kans op gladheid.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 22 Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld). – als het beginscherm wordt weergegeven, dan kunt u de hoogteverstelling van de koplampen bedienen (zie de paragraaf “Koplampen” in dit hoofdstuk.
– als u de knop MODE kort indrukt, kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd terugkeren naar het eerder geselecteerde menupunt. – als u de knop MODE kort indrukt, kunt u de instelling selecteren die u wilt wijzigen (bijv. uren /minuten of jaar /maand /dag); – met de knop ö of õ (door de knop telkens in te drukken) kan de nieuwe instelling worden geselecteerd; – als u de knop MODE kort indrukt, kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd doorgaan naar het volgende menupunt.
24 Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort Voorbeeld: op de knop MODE drukken. Druk op de knop ö of õ om in het menu te navigeren. Dag Deutsch English Italiano Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen een beperkt menu (instellingen “Verlichting” en “Snelheidslimiet”) toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk.
– druk kort op de knop MODE om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan. Snelheidslimiet (Snelh. Lim.) Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto (km/h of mph) worden ingesteld. Als deze limiet wordt overschreden, wordt de bestuurder gewaarschuwd (zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 26 Trip B (Trip B) Klokje instellen (Reg. klok) Met deze functie kan de weergave van Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (On) of uitgeschakeld (Off). Met deze functie kunt u het klokje instellen. Zie voor meer informatie de paragraaf “Trip computer”.
– druk op de knop ö of õ om de instelling uit te voeren. OPMERKING Elke keer als u de knop ö of õ indrukt, wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten. – druk kort op de knop MODE om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 28 Meeteenheid “verbruik” (Verbruik) Meeteenheid “temperatuur” (Temp. Eenh.) Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100km of mpg). Deze eenheid is gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Meeteenheid afstand”).
Het akoestische signaal, dat klinkt bij het indrukken van de knoppen MODE, ö of õ, kan worden ingesteld op 8 niveaus. Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te werk: – druk kort op de knop MODE; op het display knippert het “niveau” van het ingestelde volume; – druk op de knop ö of õ om de instelling uit te voeren; – druk kort op de knop MODE om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
L0C2170i ö õ L0C2172i L0C2171i Met deze functie kan de airbag aan passagierszijde worden in- en uitgeschakeld. MODE ö õ Ga als volgt te werk: L0C2174i L0C2173i ö õ MODE L0C2175i ❒ druk kort op de knop MODE; er verschijnt een bevestiging van de gekozen instelling en er wordt teruggekeerd naar het menuscherm of, wanneer de knop even ingedrukt wordt gehouden, naar het beginscherm zonder op te slaan.
Druk kort op de knop MODE om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan. Als u de knop õ indrukt, wordt teruggekeerd naar het eerste menupunt (Snelh. Lim). Algemene aanwijzingen Met de “Trip computer” kan, als de contactsleutel in stand MAR staat, op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit van de auto, en “Trip B”, dat betrekking heeft op een deeltraject.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 32 Weergegeven gegevens Afgelegde afstand Gemiddelde snelheid Autonomie (actieradius) Geeft de afstand aan die de auto heeft afgelegd vanaf het begin van een nieuwe rit. Geeft de gemiddelde snelheid van de auto aan op basis van de tijd die verstreken is vanaf het begin van een nieuwe rit.
Begint als een reset is uitgevoerd: – “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indrukken van de betreffende knop; fig. 23 L0C0027m – “automatisch” wanneer de “afgelegde afstand” de waarde 9.999,9 km bereikt of wanneer de “reistijd” de waarde 99.59:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt; Bedieningsknop TRIP fig. 23 – iedere keer als de accu losgekoppeld is geweest.
De functie TRIP wordt automatisch verlaten, nadat alle grootheden zijn weergegeven of als knop MODE langer dan 2 seconden is ingedrukt. Reset GENERAL TRIP Einde rit Begin nieuwe rit Reset GENERAL TRIP Einde rit Begin nieuwe rit ˙ GENERAL TRIP Reset TRIP B ˙ fig.
Beweeg de hendel B herhaaldelijk omhoog of omlaag totdat de gewenste zithoogte is bereikt. De stoffen bekleding van uw auto is langdurig bestand tegen slijtage die ontstaat bij een normaal gebruik van de auto. Hevig en/of langdurig wrijven met kledingaccessoires zoals metalen gespen, sierknopen en klittenbandsluitingen, moet echter absoluut worden vermeden omdat hierdoor grote druk ontstaat op een bepaalde plek op de bekleding, waardoor deze plek kan slijten en de bekleding beschadigd wordt.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 36 fig. 26 L0C0030m ATTENTIE Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door deze naar voren en naar achteren te schuiven. Als de zitplaats niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen. Draai de knop D. Draai de knop E om het steunvlak van de rugleuning aan te passen.
L0C0192m neerklapbare achterbank Bij achterbank met deelbare rugleuning: ❒ trek hendel B of C omhoog om respectievelijk het rechter of het linker deel van de rugleuning te verstellen. fig. 29 L0C0181m Verstellen vanuit de bagageruimte fig. 29 Verstellen in lengterichting Trek de lip in het midden A omhoog en schuif de achterbank voor- of achteruit. Haak na de afstelling de lip aan het klittenband op de rugleuning van de bank.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 38 HOOFDSTEUNEN STUURWIEL VOOR fig. 30 Het stuurwiel kan zowel in lengterichting als in hoogte worden versteld. Druk voor de hoogteverstelling op knop A en verplaats de hoofdsteun omhoog of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt. Controleer na het loslaten van de knop of de hoofdsteun vergrendeld is. Ga voor het instellen als volgt te werk fig. 32: fig.
De binnenspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme, waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet. fig. 32 L0C0008m ATTENTIE Het stuur mag alleen worden versteld als de auto stilstaat en de motor is uitgezet. Met het hendeltje A kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale of anti-verblindingsstand. fig. 33 L0C0014m fig. 34 L0C0170m BUITENSPIEGELS fig. 34 Handmatige verstelling Bedien in de auto hendel A om de spiegel af te stellen.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 40 Ga voor het verstellen als volgt te werk: ❒ met schakelaar A kiest u welke spiegel (links of rechts) u wilt verstellen (op de uitvoeringen met elektrische ruitbediening keert de schakelaar automatisch weer terug in de oorspronkelijke positie); fig. 35 L0C0009m Elektrische verstelling (indien aanwezig) fig.
L0C0210m 1 Vaste uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruiten - 2 Verstelbare luchtroosters aan de zijkant - 3 Vaste uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit - 4 Verstelbare luchtroosters in het midden - 5 Uitstroomopeningen onder ALFABETISCH REGISTER fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 42 VERWARMING EN VENTILATIE fig. 38 L0C0000m fig. 39 L0C0000m LUCHTROOSTERS IN HET MIDDEN fig. 38 LUCHTROOSTERS AAN DE ZIJKANT fig.
VERWARMING VAN HET INTERIEUR Ga als volgt te werk: ❒ draai de knop B geheel naar rechts (in het rode vlak); ❒ draai de knop A op de gewenste snelheid; ❒ draai de knop D in stand: ƒ voor verwarming van de beenruimten en ontwaseming van de voorruit; ∆ voor lucht naar de beenruimten en koelere lucht uit de luchtroosters in het midden en de uitstroomopeningen op het dashboard; ≈ voor een snelle verwarming. fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 44 Beslaan van de ruiten voorkomen Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur, raden wij u de volgende procedure aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen: ❒ schakel de luchtrecirculatie uit door de knop E in stand Ú te zetten; ❒ draai de knop B in het rode gebied; ❒ draai de knop A op stan
A: knop voor inschakelen aanjager; B: draaiknop voor regeling luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht). C: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming; D: drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor; fig. 41 E: draaiknop voor instelling luchtverdeling; ≈ voor een snellere verwarming F: knop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 46 SNELLE VERWARMING Beslaan van de ruiten voorkomen Ga als volgt te werk: Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur, raden wij u de volgende procedure aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen: ❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard; ❒ draai de knop B in het rode gebied; ❒ draai
AIRCONDITIONING (koeling) ❒ zet de knop E op stand «; Ga als volgt te werk: ❒ schakel de luchtrecirculatie uit door de knop F in stand Ú te zetten. ❒ draai de knop B in het blauwe gebied; ❒ open de luchtroosters in het midden en aan de zijkant geheel; RECIRCULATIE INSCHAKELEN Zet de knop F op stand …. Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 48 KLIMAATREGELING, AUTOMATISCH (indien aanwezig) ALGEMENE INFORMATIE De automatische airconditioning met gescheiden regeling regelt de temperatuur en de luchtverdeling in het interieur in twee zones: bestuurders- en passagierszijde. De temperatuurregeling is gebaseerd op “temperatuurgelijkheid”: d.w.z.
B: drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor C: drukknop voor in- en uitschakelen luchtrecirculatie D: display met informatie over de airconditioning E: drukknop voor uitschakelen airconditioning F: drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (snelle ontdooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor) G: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 50 GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING Het systeem kan op verschillende manieren worden ingeschakeld, maar wij raden u aan te beginnen met het indrukken van een van de knoppen AUTO en vervolgens de draaiknoppen te draaien om op het display de gewenste temperaturen in te stellen.
Als u de knoppen naar rechts of naar links draait, verhoogt of verlaagt u de luchttemperatuur respectievelijk in het gedeelte linksvoor (draaiknop N) en rechtsvoor (draaiknop H) van het interieur. Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passagier voor verschillende temperatuurwaarden instellen. Het maximaal toegestane verschil is 7 °C. De ingestelde temperaturen worden op het display weergegeven dicht bij de knoppen.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 52 Drukknoppen voor de luchtverdeling voor I-M ▲ Lucht uit luchtroosters in de ▼ beenruimten en de luchtroosters Drukknoppen voor regelen aanjagersnelheid L voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en zijruiten voor. Deze luchtverdeling zorgt voor een goede verwarming van het interieur en voorkomt het eventuele beslaan van de ruiten.
Dit wordt aangegeven door het verschijnen van het opschrift FULL AUTO op het display voor. Als er een of meerdere handmatige instellingen zijn uitgevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanjagersnelheid of uitschakeling aircocompressor), dooft het opschrift FULL op het display om aan te geven dat het systeem niet langer alle functies automatisch regelt (behalve de temperatuur die altijd automatisch wordt geregeld).
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 54 Drukknop voor in-/uitschakelen luchtrecirculatie C (indien aanwezig) De luchtrecirculatie werkt als volgt: ❒ handmatig ingeschakeld (recirculatie altijd ingeschakeld); het lampje op de knop C en het symbool í op het display branden; ❒ geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgeschakeld met luchttoevoer van buiten); lampje op de knop en het symbool êop
Als u de aircocompressor uitschakelt, wordt de recirculatie uitgeschakeld om het eventuele beslaan van de ruiten te voorkomen. Ook als het systeem de ingestelde temperatuur kan handhaven, verdwijnt het opschrift FULL van het display. Als het systeem de ingestelde temperatuur echter niet meer kan handhaven, gaat de temperatuur knipperen en dooft ook het opschrift AUTO.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 56 Als de functie voor snel ontdooien/ontwasemen is ingeschakeld, gaan het lampje op de betreffende knop en het lampje op de knop van de achterruitverwarming branden. Bovendien dooft het opschrift FULL AUTO op het display.
Het systeem reageert zodra de voorruit begint te beslaan bij bepaalde buitentemperaturen en een bepaalde luchtvochtigheid, en past de klimaatregeling aan zodat het zicht behouden blijft. Als de sensor vaststelt dat de voorruit beslaat, dan worden de volgende instellingen gekozen: ❒ inschakeling van de compressor (weergave van symbool ò op het display en knop B verlicht); ❒ uitschakeling van de luchtrecirculatie (uitsluitend toevoer van buitenlucht).
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 58 BUITENVERLICHTING 1 1 1 6 Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. fig. 45 L0C0062m VERLICHTING UIT fig. 45 Trek de hendel naar het stuurwiel (vergrendelde stand), als de draaiknop reeds in stand 2 staat. BUITENVERLICHTING fig.
fig. 50 L0C0065m GROOTLICHTSIGNAAL fig. 49 RICHTINGAANWIJZERS fig. 50 Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van de draaiknop. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden. Zet de hendel in de vergrendelde stand: PARKEERVERLICHTING fig. 50 Draai de contactsleutel in stand STOP of verwijder de sleutel en draai de draaiknop in stand 6.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 60 Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controlelampje 3 op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”) met de tijd die de functie actief blijft. Het lampje gaat branden als de hendel voor het eerst bediend wordt en blijft branden totdat de functie automatisch uitschakelt.
RUITENWISSERS/ -SPROEIERS Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet fig. 54: A: ruitenwissers uitgeschakeld B: wissen met interval. Draai als de hendel in stand B staat, de draaiknop F in een van de vier intervalstanden: , = zeer lang interval -- = lang interval --- = gemiddeld interval ---- = kort interval fig. 54 L0C0066m C: langzaam continu wissen; D: snel continu wissen; E: tussenslag (onvergrendelde stand).
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 62 REGENSENSOR (indien aanwezig) fig. 55 L0C0067m “Intelligente wis-/wasregeling” Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelen de ruitensproeiers in fig. 55. Als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt, dan worden in een beweging de ruitenwissers/-sproeiers ingeschakeld.
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR), schakelt de regensensor niet weer in, ook niet als de hendel in stand B is blijven staan. Voor het inschakelen van de regensensor moet de hendel in stand A of C worden gezet en daarna in stand B. Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers ten minste 1 slag, ook bij een droge ruit. ❒ vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag, vuil enz.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 64 CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar) (indien aanwezig) SNELHEID OPSLAAN Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij weinig verandering in de rij-omstandigheden (bijv.
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de opgeslagen snelheid op de volgende manier worden opgeroepen: Dit kan op twee manieren: ❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer gelijk is aan de opgeslagen snelheid; ❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat de nieuwe snelheid is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 66 PLAFONDVERLICHTING BEDIENINGSORGANEN Zonneklepverlichting fig. 59 WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN fig. 60 Druk op de knop A voor het in-/uitschakelen van de zonneklepverlichting aan bestuurderszijde en druk op de knop C voor het in-/uitschakelen van de zonneklepverlichting aan passagierszijde.
fig. 60 L0C0228m fig. 62 L0C0046m BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR fig. 62 fig. 61 L0C0229m MISTACHTERLICHT fig. 61 Druk op knop 4 voor inschakeling van het mistachterlicht. Het mistachterlicht werkt alleen als het dimlicht is ingeschakeld. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 4 branden. Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop. Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard naast de portierstijl aan passagierszijde. Om de schakelaar te bereiken, moet u de bekleding verplaatsen.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 68 Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder rijden, druk dan op de knop A om de brandstoftoevoer weer te herstellen en de verlichting weer in te schakelen. INTERIEURUITRUSTING Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voorkomen dat de accu ontlaadt. DASHBOARDKASTJE fig.
Deze is in de tunnelconsole geplaatst naast de handrem. De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder met een veeropening. De asbak kan in de beker/blikjeshouders geplaatst worden op de tunnelconsole. Druk voor het inschakelen van de aansteker de betreffende knop in, als de contactsleutel in stand MAR staat. Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand en is de aansteker klaar voor gebruik. BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 70 OPENDAK (indien aanwezig) INITIALISATIEPROCEDURE Als de accu losgekoppeld is geweest of als een zekering is doorgebrand, moet de werking van het opendak opnieuw ingesteld worden. Het opendak met grote ruit “skydome” bestaat uit 2 ruitpanelen, een vast paneel en een beweegbaar paneel.
L0C0186m BEDIENING IN NOODGEVALLEN fig. 67 Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk: ❒ neem de zeskantige sleutel A uit het dashboardkastje ❒ verwijder de beschermdop aan de binnenzijde van het dak, naast het zonnescherm ❒ steek de sleutel in de zitting B en draai de sleutel: – rechtsom om het dak te openen – linksom om het dak te sluiten. PORTIEREN CENTRALE PORTIERVERGRENDELING fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 72 ELEKTRISCHE RUITBEDIENING BELANGRIJK Als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen, dan kunnen de ruiten nog ongeveer 2 minuten worden bediend. Het systeem wordt echter onmiddellijk uitgeschakeld als een van de portieren wordt geopend. BEDIENINGSKNOPPEN fig.
De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren van de auto ontgrendeld zijn. Op het display van het instrumentenpaneel (zie de paragraaf “Multifunctioneel display” in dit hoofdstuk) kunt u de keuzemogelijkheid “Achterklep onafhankelijk ontgrendelen” inschakelen: op deze manier wordt de achterklep niet gelijktijdig met de portieren ontgrendeld. fig. 71 L0C0082m ACHTERKLEP OPENEN MET DE AFSTANDSBEDIENING fig. 72 Druk op de knop R.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 74 Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank of de achterklep (luidsprekers, spoiler enz.) kunnen, behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen. A B fig.
fig. 76 L0C0028m BAGAGERUIMTE VERGROTEN (uitvoeringen met ondeelbare achterbank) fig. 76 Gedeeltelijke vergroting Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het midden van de bagageruimte en plaats de bank naar voren.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 76 fig. 78 L0C0056m BAGAGERUIMTE VERGROTEN (uitvoeringen met deelbare achterbank) fig. 78-79-80 Gedeeltelijke vergroting Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het midden van de bagageruimte en plaats de bank naar voren.
Ga als volgt te werk: ❒ trek de hendel A-fig. 81 in de richting van de pijl; ❒ plaats het hendeltje B-fig. 82 naar links zoals aangegeven door de pijl; fig. 81 L0C0021m ❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang C-fig. 83 uit de klem D-fig. 83; steek vervolgens het uiteinde van de stang in de grote opening E-fig. 83 in de motorkap en druk de stang in de veilige stand (kleine opening) zoals afgebeeld.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 78 ATTENTIE Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn. Controleer daarom altijd of de motorkap goed vergrendeld is. Als u tijdens het rijden merkt dat de motorkap niet goed is vergrendeld, stop dan onmiddellijk en sluit de motorkap op de juiste wijze.
HOOGTEVERSTELLING VAN DE KOPLAMPEN fig. 84 De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR staat en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. De stand van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd. Koplampverstelling De koplampen kunnen worden versteld met de knoppen ö en õ op het dashboard. Op het display van het instrumentenpaneel wordt de stand fig. 85 aangegeven.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 80 ABS STORINGSMELDINGEN Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op het wegdek wisselt. ACTIVERING VAN HET SYSTEEM ATTENTIE Als het waarschuwingslampje x op het instrumentenpaneel gaat branden en op het display verschijnt ook een bericht, stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Lancia-dealer.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 82 HILL HOLDER SYSTEEM (indien aanwezig) Storingsmeldingen Het systeem schakelt automatisch in als: Bij een eventuele storing gaat het lampje * op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor wordt gestart. Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie. De in-/uitschakeling van het systeem wordt aangegeven door het verschijnen van een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 84 BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet de Lancia-dealer voor een complete controle van het systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proefrit maken die eventueel een langere afstand kan omvatten.
❒ Breedbandluidsprekers met een diameter van 165 mm met coaxiale tweeter van 50 mm, ingebouwd in de voorportieren. ❒ Mid-woofer luidsprekers met een diameter van 150 mm, ingebouwd in de panelen achter, voor een optimale weergave van frequenties in het middelste en lage bereik. ❒ Een sub-woofer-box, type Bassreflex, in de bagageruimte, die een woofer bevat met een diameter van 130 mm en een dubbele spoel.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 86 RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOON Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
Deze bevindt zich in de achterbumper van de auto fig. 90 en attendeert de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de aanwezigheid van obstakels achter de auto. ACTIVERING Het sensorsysteem wordt automatisch geactiveerd als de achteruit wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe. AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 88 WERKING MET AANHANGER De werking van de sensor wordt automatisch uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensor wordt automatisch weer ingeschakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergachtige /koude gebieden, is het raadzaam dieselbrandstof te tanken die ter plaatse beschikbaar is. In dat geval is het bovendien raadzaam een hoeveelheid brandstof in de tank te houden die groter is dan 50% van de nuttige inhoud. De tankdop A is voorzien van een koord B dat aan klepje C vastzit, om verlies van de dop te voorkomen. Open eerst klepje C en draai dan dop A los. fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 90 BESCHERMING VAN HET MILIEU De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn: ❒ driewegkatalysator (katalysator); ❒ lambdasondes; ❒ benzinedamp-opvangsysteem. Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels draaien.
GORDELSPANNERS ........................................ 94 KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................. 96 MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-KINDERZITJE.................................. 100 FRONTAIRBAGS............................................... 103 ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags)....................................... 105 TECHNI- ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN VEILIGHEID DASHBOARD NOODSCHE EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN EN GEGEVENS BEDIENING VEILIGHEIDSGORDELS.........................
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 92 VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1 Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. Trek de gordel uit en maak de gordel vast door de gesp A in de sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Gordel losmaken: druk op de knop O. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. fig. 2/a L0C0189m Driepuntsveiligheidsgordel achter met rolautomaat (bepaalde uitvoeringen/markten) fig. 2/a De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen. Voor het gebruik van de veiligheidsgordel moet u de gespen uit de rolautomaat halen en de gordel voorzichtig en rustig uittrekken om te voorkomen dat de gordelband draait.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 94 GORDELSPANNERS fig. 4 L0C0039m ATTENTIE De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat. ATTENTIE Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vaste standen. Laat hiervoor de knop los en trek de gordel omlaag, zodat het bevestigingspunt blokkeert, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt. Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op letsel bij een ernstig ongeval kleiner als ze een gordel dragen.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 96 ATTENTIE Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en de gordelspanners worden vervangen. Ook als de schade niet zichtbaar is, dan kan de gordel toch verzwakt zijn.
0 gewicht tot aan 10 kg Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg Groep 1 gewicht: 9 -18 kg Groep 2 gewicht: 15 -25 kg Groep 3 gewicht: 22 -36 kg Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping tussen de groepen; daarom zijn in de handel systemen verkrijgbaar die geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen. Alle systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerk, dat absoluut niet mag worden verwijderd.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 98 fig. 8 L0C0042m fig. 9 L0C0043m fig. 10 L0C0044m GROEP 0 en 0+ fig. 8 GROEP 1 fig. 9 GROEP 2 fig. 10 Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast.
ZITPLAATS Groep fig. 11 Gewicht Passagier voor tot 13 kg U U * Groep 1 9-18 kg U U * Groep 2 15-25 kg U U * Groep 3 22-36 kg U U * L0C0045m GROEP 3 fig. 11 Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd. In fig. 11 wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het kind op de achterbank.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 100 Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer van kinderen aangegeven. U dient zich hieraan te houden. ❒ Plaats het kinderzitje bij voorkeur op een van de zitplaatsen achter omdat deze plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden.
Voor het loshaken moet de rugleuning vanuit de verticale stand tot op de derde stand worden gekanteld. Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kinderzitje links en een Isofix-kinderzitje rechts. Wij herinneren u eraan dat bij het gebruik van Isofix-kinderzitjes alleen die kinderzitjes gebruikt kunnen worden die speciaal voor deze auto zijn ontworpen, getest en goedgekeurd. fig. 13 L0C0187m ATTENTIE Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 102 kinderzitje in de rijrichting worden bevestigd. Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk: ❒ controleer of de ontgrendelhendel B in ruststand (ingetrokken) staat; ❒ zoek de bevestigingsbeugels A en plaats vervolgens het kinderzitje met de bevestigingshaken C in de beugels; fig.
De auto is uitgerust met frontairbags aan bestuurders- en aan passagierszijde, met headbags (voor bescherming van het hoofd) en als optional met zij-airbags voor (sidebags); Bij een ongeval kan een inzittende die geen veiligheidsgordel heeft omgelegd, in contact komen met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt de inzittende minder door de airbag beschermd.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 104 fig. 17 L0C0083m fig. 18 L0C0084m FRONTAIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE fig. 17 FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE fig. 18 Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst. Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dat aan bestuurderszijde.
fig. 21 Deze sidebags zijn kussens die zich snel opblazen en bevinden zich in de rugleuning van de voorstoelen fig. 20. Ze hebben tot doel de borstkas van de inzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse aanrijdingen. L0C0087m De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen daarbuiten). L0C0086m HEADBAG fig.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 106 BELANGRIJK Als de airbags in werking treden, ontsnapt een beetje rook. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen kussen en het interieur van de auto bedekt zijn met een laagje poeder: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren.
ATTENTIE Bedek de rugleuning van de voorstoelen niet met hoezen of kleden die niet zijn voorbereid op het gebruik met sidebags. ATTENTIE Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking treden van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 108 ATTENTIE Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiersstoel voor worden geplaatst.
TECHNI- ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN VEILIGHEID DASHBOARD NOODSCHE EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN EN GEGEVENS BEDIENING ATTENTIE De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de frontairbags niet worden geactiveerd bij frontale botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto van achter wordt aangereden of over de kop slaat, worden in deze gevallen de inzittenden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd.
PARKEREN ..................................................... 114 GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ...... 115 BRANDSTOFBESPARING ............................... 117 TREKKEN VAN AANHANGERS ..................... 119 WINTERBANDEN ............................................ 122 SNEEUWKETTINGEN .................................... 123 AUTO LANGERE TIJD STALLEN ..................
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 112 MOTOR STARTEN BENZINEMOTOR STARTEN De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering: zie bij startproblemen de paragraaf “Lancia CODE” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”. ❒ trek de handrem aan; Direct na het starten van de motor, vooral als de auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid produceren.
❒ trek de handrem aan; ❒ zet de versnellingspook in de vrijstand; ❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpaneel gaan de controlelampjes m en Y branden; ❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn. Hoe warmer de motor, hoe sneller het lampje dooft; ❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen; ❒ draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het lampje m gedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 114 NOODSTART Als het lampje Y op het instrumentenpaneel constant blijft branden, kan een noodstart worden uitgevoerd met de code die op de CODE-card staat vermeld (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”). Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rijden.
❒ houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x op het instrumentenpaneel dooft. fig. 1 L0C0088m HANDREM fig. 1 De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen. Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trekken zodat de auto blokkeert. Op een vlakke ondergrond hoort de auto geblokkeerd te zijn als de handrem vier of vijf tanden is aangetrokken. Op sterke hellingen en bij een beladen auto moet de handrem negen of tien tanden worden aangetrokken.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 116 1 3 5 2 4 R fig. 2 L0C0032m Ga als volgt te werk om de achteruit (R) vanuit de vrijstand in te schakelen: Benzine-uitvoeringen ❒ trek de schuifring A-fig. 2 of fig. 3 onder de knop omhoog en verplaats de pook naar rechts en vervolgens naar achteren. Multijet-uitvoeringen ❒ plaats de pook naar rechts en vervolgens naar achteren. fig.
ALGEMENE OPMERKINGEN Onderhoud van de auto Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de controles en registraties die in het “Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren. Banden Het gebruik van de airconditioning leidt tot een toename van het brandstofverbruik (met gemiddeld 20%). Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 118 RIJSTIJL Imperiaal/skidrager Keuze van de versnellingen Starten Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Stilstaan in het verkeer Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Koude start Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het raadzaam de motor uit te zetten.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 120 TREKKEN VAN AANHANGERS BELANGRIJKE TIPS Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie. De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Achteras Bestaande gaten De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd worden zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak. BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de volgende tekst: Bestaande gaten MAX.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 122 WINTERBANDEN Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard geleverde banden. De Lancia-dealer kan u adviseren welke band het meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften van het land waar wordt gereden. 1.2 8V 1.4 8V - 1.4 16V 1.3 Multijet 185/65 R14 86T 195/55 R15 85H Sneeuwkettingen met normale afmetingen met maximale dikte boven het profiel van de band: 12 mm. De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij raden u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het Lancia Lineaccessori-programma. 1.2 8V - 1.4 8V 1.4 16V 1.
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 124 AUTO LANGERE TIJD STALLEN ❒ reinig en conserveer de glimmende metalen delen met daarvoor geschikte middelen; Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt: ❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan; ❒ zet de auto in een overdekte, droge en goed geventi
WATER IN BRANDSTOFFILTER..................... 131 TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............... 126 STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING LANCIA CODE ................................................. 131 AANGETROKKEN HANDREM......................... 126 STORING AIRBAGSYSTEEM ........................... 126 UITGESCHAKELDE AIRBAG PASSAGIERSZIJDE ........................................... 127 TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR...............................................
TECHNIDASHBOARD LAMPJES EN STARTEN SCHE ONDERHOUD NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 126 LAMPJES EN BERICHTEN ALGEMENE OPMERKINGEN Naast het branden van het lampje, verschijnt er - afhankelijk van het type instrumentenpaneel - ook een specifiek bericht en/of klinkt er een akoestisch signaal. Deze meldingen zijn kort en uit voorzorg en moeten als een aanvulling worden gezien en niet als alternatief voor de informatie in dit instructieboekje.
Het lampje F brandt als de frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Als u bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F ongeveer 4 seconden branden en vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven. ATTENTIE Het lampje F geeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬ aan. Dit wordt aangegeven door het langer knipperen van het lampje F dan de normale 4 seconden.
TECHNIDASHBOARD LAMPJES EN STARTEN SCHE ONDERHOUD NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 128 ❒ Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende motor en geef iets gas voor een snellere circulatie van de koelvloeistof.
Als een of meer portieren of de achterklep niet goed gesloten zijn, gaat het lampje branden (bepaalde uitvoeringen). Op het display verschijnt het betreffende bericht. Als de auto in beweging is met geopende portieren of achterklep, dan klinkt er een akoestisch signaal. g STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
TECHNIDASHBOARD LAMPJES EN STARTEN SCHE ONDERHOUD NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 130 nen beschadigingen ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer. Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het systeem in het geheugen opgeslagen. ❒ knipperend: duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator (zie “EOBD-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
Het lampje c gaat branden als er water in het dieselfilter zit. Op het display verschijnt het betreffende bericht. Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor kan onregelmatig gaan draaien. Als het lampje c gaat branden (er verschijnt ook een bericht op het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer om de condens te laten aftappen.
TECHNIDASHBOARD LAMPJES EN STARTEN SCHE ONDERHOUD NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 132 Storing motoroliedruksensor á STORING ESP (geel) Het lampje gaat branden bij een storing in de motoroliedruksensor. Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer om de storing te laten verhelpen. Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Buitenverlichting en dimlichten Het lampje gaat branden als de buitenverlichting of het dimlicht wordt ingeschakeld. Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt. Follow me home Het lampje gaat branden als dit systeem wordt gebruikt (zie “Follow me home” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
TECHNIDASHBOARD LAMPJES EN STARTEN SCHE ONDERHOUD NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 134 KANS OP GLADHEID Als de buitentemperatuur gelijk is aan of lager wordt dan 3°C, dan verschijnt op het display het symbool ❄ en een waarschuwingsbericht, en knippert de temperatuuraanduiding om aan te geven dat er kans op gladheid bestaat. d Het lampje gaat branden als de remblokken voor versleten zijn; laat deze in dat geval zo snel mogelijk vervangen.
FIX & GO automatic (snelle bandenreparatieset) ................................ 137 WIEL VERWISSELEN ..................................... 142 GLOEILAMP VERVANGEN ............................ 147 GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN .................................................. 150 GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN .......................................................... 155 ZEKERINGEN VERVANGEN .......................... 156 ACCU OPLADEN .............................................
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 136 MOTOR STARTEN Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt u tot de Lancia-dealer. NOODSTART BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct met elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit de accu kan ontsnappen.
De snelle bandenreparatieset Fix & Go automatic bevindt zich in de bagageruimte. fig. 2 L0C0236m fig. 3 L0C0237m De set bestaat uit: ❒ een spuitbus A-fig. 2 met afdichtvloeistof, die voorzien is van: ROLLEND STARTEN – een vulbuis B-fig. 2; Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen. – een sticker C-fig.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 138 ❒ een compressor D-fig. 2 met manometer en aansluitnippels, die in het vak zijn te vinden; ❒ een paar werkhandschoenen die in het zijvak van de compressor zijn te vinden; ❒ adapters voor het oppompen van diverse voorwerpen.
fig. 4 L0C0238m OPPOMPEN VAN DE BAND ATTENTIE De compressor mag niet langer dan 20 minuten achter elkaar worden ingeschakeld. Gevaar voor oververhitting. De snelle reparatieset is niet geschikt voor permanente reparatie; de gerepareerde banden mogen daarom slechts tijdelijk worden gebruikt. ❒ Trek de handrem aan. Draai de ventieldop los, neem de vulbuis A-fig. 4 uit en draai de ring B op het ventiel van de band; Vervang de spuitbus zodra de houdbaarheidsdatum van de afdichtvloeistof is verstreken.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 140 ATTENTIE De spuitbus bevat ethyleenglycol. Bevat latex: kan een allergische reactie veroorzaken. Schadelijk bij inslikken. Irriterend voor de ogen. Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing en contact. Vermijd contact met ogen, huid en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water.
L0C0241m ATTENTIE Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats om aan te geven dat de band behandeld is met de snelle bandenreparatieset. Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen. ATTENTIE Als de bandenspanning onder 1,8 bar is gedaald, mag niet verder worden gereden: de snelle reparatieset Fix & Go automatic kan de vereiste wegligging niet garanderen omdat de band te erg beschadigd is. Wendt u tot de Lancia-dealer. fig.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 142 WIEL VERWISSELEN ALGEMENE AANWIJZINGEN fig. 9 L0C0243m PROCEDURE VOOR HET VERVANGEN VAN DE SPUITBUS Ga als volgt te werk voor het vervangen van de spuitbus: ❒ maak de koppeling A-fig. 9 los; ❒ draai de te vervangen spuitbus linksom en trek de spuitbus omhoog; ❒ plaats de nieuwe spuitbus en draai de spuitbus rechtsom; ❒ sluit de koppeling A-fig.
ATTENTIE Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten. Maak het ventiel absoluut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap tussen velg en band. Controleer regelmatig de spanning van de banden en van het noodreservewiel en houdt u daarbij aan de waarden die beschreven staan in het hoofdstuk “Technische gegevens”.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 144 Het is nodig te weten dat: ❒ de krik 1,76 kg weegt; ❒ de krik geen afstelwerkzaamheden vereist; ❒ de krik niet kan worden gerepareerd: bij een defect moet de krik door een krik van hetzelfde type worden vervangen; ❒ buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd mag worden. fig. 11 L0C0248m ❒ neem het noodreservewiel Cfig.
❒ draai de krik F-fig. 12 omhoog, zodat de inkeping G-fig. 12 aan de bovenzijde van de krik juist om het profiel H-fig. 12 onder de carrosserie valt bij punt I-fig. 12 (op ongeveer 72 cm vanaf het midden van het voorwiel of op 75 cm vanaf het midden van het achterwiel); ❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer geheel op de grond staat; ❒ plaats de slinger L-fig.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 146 NORMALE WIEL MONTEREN Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer het noodreservewiel. Uitvoeringen met stalen velgen Ga als volgt te werk: fig. 14 L0C0119m ❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die is aangegeven in fig. 14.
Ter afsluiting ❒ plaats het noodreservewiel Cfig. 15 op de daarvoor bestemde plek in de bagageruimte; ❒ druk de half geopende krik stevig in de houder B-fig. 15 om rammelen tijdens het rijden te voorkomen; ❒ berg het gebruikte gereedschap op in de gereedschaphouder; fig.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 148 ATTENTIE Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. ATTENTIE Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters wegschieten.
Type Vermogen Grootlicht D H3 55W Dimlicht D H7LL 55W Buitenverlichting voor A W5WLL 5W Mistlampen voor (indien aanwezig) E H1 55W Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W Richtingaanwijzers op voorspatbord A WY5W 5W Richtingaanwijzers achter B P21W 21W Achterlichten B P21/5W 21W Remlichten B P21/5W 21W Derde remlicht A W2,3W 2,3W Achteruitrijlicht B P21W 21W Mistachterlicht B P21W 21W Kentekenplaatverlichting C C5W 5W Plafondverlichting A W5W 10W/20W Bag
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 150 GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf “Gloeilamp vervangen”. L0C0264m KOPLAMPUNITS fig. 18 In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de buitenverlichting, het dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen. De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit fig.
fig. 21 L0C0139m fig. 22 L0C0137m DIMLICHT fig. 20-21 ❒ plaats de lamphouder A in de zitting en draai hem rechtsom. GROOTLICHT fig. 22 Gloeilamp vervangen: ❒ na de vervanging moeten de beschermdoppen correct worden gemonteerd.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 152 fig. 23 L0C0140m RICHTINGAANWIJZERS Voor fig. 23 fig. 24 L0C0156m Op de flanken fig.
fig. 27 L0C0143m fig. 28 L0C0157m MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) fig. 26-27 Gloeilamp vervangen: ❒ verwijder het voorste deel van de wielkuipbescherming; ❒ verwijder het beschermdeksel A door het linksom te draaien; ❒ maak de stekker B los; ❒ haak de borgveer van de lamp C los; ❒ verwijder en vervang de lamp; ❒ monteer de nieuwe lamp, haak de borgveer van de lamp C vast en sluit de stekker B aan; ❒ monteer het beschermdeksel A door het rechtsom te draaien.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 154 fig. 30 L0C0158m DERDE REMLICHT fig. 30-31 Gloeilampen vervangen: ❒ open de achterklep en verwijder de twee rubber doppen A; ❒ druk op de twee borglippen B die zich in de twee gaten bevinden om de unit los te maken; ❒ sluit de achterklep en verwijder de lichtunit; fig. 31 L0C0159m fig.
Gloeilampen vervangen: ❒ maak op de door de pijlen aangegeven punten het voorgevormde deel A-fig. 33 los; ❒ draai de twee bevestigingsschroeven B-fig. 34 los en maak de unit los; ❒ vervang de middelste lamp C fig. 35 door de lamp uit de veercontacten aan de zijkant los te maken; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten; vervang de lampen D-fig. 35 aan de zijkant door de twee lamphouders linksom te draaien en de geklemde lampen los te trekken. fig. 33 L0C0161m fig. 34 L0C0162m fig.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 156 ZEKERINGEN VERVANGEN ALGEMENE AANWIJZINGEN fig. 37 fig. 36 L0C0165m BAGAGERUIMTEVERLICHTING fig. 36 Gloeilamp vervangen: ❒ open de achterklep; ❒ maak de lichtunit A op het door de pijl aangegeven punt los.
De zekeringen van de auto bevinden zich in twee zekeringenkasten op het dashboard aan de linkerkant van de stuurkolom en in de motorruimte naast de accu. Zekeringenkast op dashboard fig. 39 De zekeringen in de zekeringenkast op het dashboard zijn bereikbaar nadat de kunststof bescherming A-fig. 38 is verwijderd. L0C0121m ALFABETISCH REGISTER fig.
De zekeringen in de zekeringkast naast de accu zijn bereikbaar nadat het betreffende beschermdeksel B-fig. 40 is verwijderd. fig. 40 L0C0125m ALFABETISCH REGISTER TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG Zekeringenkast naast de accu fig. 41 158 fig.
VERBRUIKERS Dimlicht rechts Dimlicht links/hoogteverstelling koplampen Achteruitrijlichten/relais regeleenheid motorruimte/body computer +30 plafondverlichting voor Beschikbaar Beschikbaar +15 achteruitrijlicht, luchtkwantummeter (diesel), waterdetectiesensor in brandstoffilter +30 achterklepontgrendeling +15 remlichten, derde remlicht, instrumentenpaneel Centrale portiervergrendeling (relais in body computer) +30 navigatiesysteem / inbouwvoorbereiding autoradio / autoradio, Blue&Me regeleenheid, airconditi
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 160 Zekeringenkast in motorruimte VERBRUIKERS Regeleenheid dashboard 1 Regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging Start-/contactslot Zekeringenkast dashboard 2 Regeleenheid ABS / ESP Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid) Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid) Aanjager klimaatregeling Beschikbaar Claxon Secundaire verbruikers elektronis
❒ 20A-zekering voor opendak nabij de zekeringen- en relaiskast op het dashboard (bereikbaar na verwijdering van kunststof kap Afig. 38); ❒ 30A-zekering voor pomp van elektrohydraulisch schakelmechanisme, in motorruimte nabij accu; ❒ 50A-zekering voor voorgloeiregeleenheid, in motorruimte nabij accu. ACCU OPLADEN BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot een Lancia-dealer om deze werkzaamheden uit te laten voeren.
TECHNIDASHBOARD NOODSCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN EN GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEGEVENS EN ZORG ALFABETISCH REGISTER 162 OPKRIKKEN VAN DE AUTO SLEPEN VAN DE AUTO Als de auto opgekrikt moet worden, moet u zich tot de Lancia-dealer wenden. Deze beschikt over een garagekrik of hefbrug fig. 42. De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de garagekrik of de hefbrug te plaatsen, zoals is afgebeeld. Bij de auto zijn sleepogen geleverd.
fig. 44 L0C0099m ATTENTIE Start de motor niet tijdens het slepen van de auto. NOODTECHNI- ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN VEILIGHEID DASHBOARD GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN SCHE EN ZORG EN GEGEVENS BEDIENING L0C0098m ATTENTIE Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ................................. 167 PERIODIEKE CONTROLES ............................ 169 ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO ................. 169 NIVEAUS CONTROLEREN ............................. 170 LUCHTFILTER/POLLENFILTER .................. 177 DIESELFILTER ............................................... 177 ACCU ............................................................... 177 WIELEN EN BANDEN .................................... 180 RUBBER SLANGEN ...........................
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 166 GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Om dit te realiseren heeft Lancia een reeks controle- en onderhoudsbeurten samengesteld die iedere 30.000 km moeten worden uitgevoerd.
60 90 120 150 180 Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen ● ● ● ● ● ● Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 168 x 1000 km Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitenwissers, accu enz.) 30 60 90 120 150 180 ● ● ● ● ● ● Getande distributieriem controleren (behalve 1.3 Multijet) ● ● Getande distributieriem vervangen (*) (behalve 1.
❒ vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling controleren en mechanismen smeren; Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel bijvullen: Als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals: ❒ niveau van de motorkoelvloeistof; ❒ trekken van aanhangers of caravans; ❒ visueel de conditie controleren van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 170 NIVEAUS CONTROLEREN BELANGRIJK Let er tijdens het bijvullen op dat de vloeistoffen met verschillende specificaties niet gemengd worden: als de specificaties van de vloeistoffen verschillen, kan de auto ernstig beschadigd worden. fig. 1 - Uitvoering 1.2 8V fig. 2 - Uitvoering 1.
fig. 3 - Uitvoering 1.4 16V L0C0246m TECHNI- ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN VEILIGHEID DASHBOARD NOODEN ZORG SCHE GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN EN GEGEVENS BEDIENING ATTENTIE Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen of dampen aanwezig zijn; brandgevaar. ALFABETISCH REGISTER 1. Motorolie – 2. Accu – 3. Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof – 5.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 172 1. Motorolie – 2. Accu – 3. Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof – 5. Koelvloeistof – 6. Dieselfilter ATTENTIE Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar. fig. 4 - Uitvoering 1.
Het olieniveau mag nooit het MAXmerkteken overschrijden. fig. 5 - Uitvoering 1.2 8V L0C0091m fig. 6 - Uitvoering 1.4 8V L0C0256m MOTOROLIE Motoroliepeil controleren BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie, moet u de motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na enige minuten het olieniveau controleren. Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 174 BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met andere specificaties dan de olie waarmee de motor is gevuld. ATTENTIE Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding. Onthoud dat bij een warme motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding.
Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir. fig. 11 L0C0261m RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF Verwijder dop A en vul het reservoir met een mengsel van water en ATTENTIE Draai bij een zeer warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding. ATTENTIE Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door een exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar worden gebracht.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 176 BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan). Daarom verdient het aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt in gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven. fig.
DIESELFILTER CONDENS AFTAPPEN MULTIJET-UITVOERINGEN) Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor kan onregelmatig gaan draaien. Als het lampje gaat branden (bij bepaalde uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de Lanciadealer om de condens te laten aftappen.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 178 ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu: brand- en ontploffingsgevaar. ACCU VERVANGEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
❒ wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de interieurverlichting blijft branden; ❒ schakel de interieurverlichting uit: de auto is in ieder geval uitgerust met een systeem voor automatische uitschakeling van de interieurverlichting; ❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten enz.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 180 ❒ banden verouderen, ook als zij weinig of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen geven aan dat de band verouderd is. Banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd.
ATTENTIE Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd. ATTENTIE Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht. Houd voor de rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 182 RUITENSPROEIERS Voorruit (ruitensproeiers) Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie de paragraaf “Niveaus controleren” in dit hoofdstuk). fig. 15 L0C0094m Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk, omdat ze het zicht onder extreme weersomstandigheden aanzienlijk beperken.
De belangrijkste oorzaken van roest zijn: ❒ luchtverontreiniging; ❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid (gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat); ❒ omgevings-/seizoensinvloeden. Ook de invloed van schurende elementen, zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden onderschat. Lancia heeft voor uw auto de beste technologische oplossingen toegepast om de carrosserie efficiënt tegen roest te beschermen.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 184 TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROSSERIE Lak De lak heeft behalve een esthetische functie ook een beschermende functie. Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit op dat de elektrische weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting van de draden. Motorruimte Het verdient aanbeveling de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij mag de waterstraal niet direct op de elektronische regeleenheden worden gericht. Laat deze werkzaamheden verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf.
TECHNIDASHBOARD ONDERHOUD SCHE LAMPJES EN STARTEN NOODEN EN ZORG GEGEVENS GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 186 MET LEER BEKLEDE STOELEN EN COMPONENTEN Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets vochtige doek, zonder hard te drukken. Dep een vochtige vlek of vet met een droge en absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel de plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd met water en een neutrale zeep.
IDENTIFICATIEGEGEVENS ........................... 188 MOTORCODES CARROSSERIE-UITVOERINGEN ................... 190 MOTOR ............................................................ 191 BRANDSTOFSYSTEEM ................................... 192 TRANSMISSIE ................................................. 192 REMMEN ......................................................... 193 WIELOPHANGING .......................................... 193 STUURINRICHTING ....................................... 193 WIELEN .......
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 188 IDENTIFICATIEGEGEVENS G Max. toelaatbare voorasbelasting. Wij raden u aan om nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens zijn op de volgende typeplaatjes ingeslagen: L Code van de carrosserie-uitvoering. ❒ Typeplaatje met identificatiegegevens ❒ Chassisnummer ❒ Plaatje met informatie over de carrosserielak ❒ Motorcode. H Max.
De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen, en bestaat uit het motortype en een oplopend productienummer. fig. 2 L0C0131m CHASSISNUMMER fig. 2 Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter voorstoel. Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild en bevat de volgende gegevens: fig. 3 L0C0130m PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK fig.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 190 MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN Typecode motor Code van de carrosserie-uitvoering 1.2 8V 188A4000 843AXA1A 00 (*) 843AXA1A 00B (▲) 1.4 8V 350A1000 843AXG1A 11(*) 843AXG1A 11B (▲) 1.
1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 192 BRANDSTOFSYSTEEM 1.2 Brandstofsysteem 8V - 1.4 8V - 1.4 16V Elektronische sequentiële, gefaseerde Multipoint inspuiting. Returnless-systeem 1.3 Multijet Elektronisch geregelde directe inspuiting multijet “Common Rail”. Turbocompressor met vaste geometrie TRANSMISSIE 1.2 8V - 1.4 8V - 1.3 Multijet 1.
1.2 Voetrem: – voor 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.3 Multijet 90 pk Schijfremmen met zwevende remtangen, en een remcilinder per wiel. – achter Trommelremmen Handrem Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt. WIELOPHANGING 1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 194 WIELEN VELGEN EN BANDEN Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven. BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring te houden.
Snelheidsindex 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 Q = tot 160 km/h. VERKLARING VAN DE CODERING OP DE VELGEN R = tot 170 km/h. Voorbeeld: 6 J x 14 H2 ET40 S = tot 180 km/h. 6 T = tot 190 km/h. = breedte van de velg in inch (1). U = tot 200 km/h. J H = tot 210 km/h. = velgbedprofiel (deel aan de zijkanten waarop de band steunt) (2). V = tot 240 km/h. 14 W = tot 270 km/h. Y = tot 300 km/h.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 196 UITVOERINGEN 1.2 1.4 8V-1.4 8V 16V 1.
Bandenmaat STANDAARD BANDEN Onbelast Volbeladen Voor Achter Voor Achter RESERVEWIEL 8V-1.4 8V 8V-16V 185/65 R14 86T 195/55 R15 85H 195/45 R16 80V 2 2,1 2,2 2 2,1 2,2 2,2 2,3 2,4 2,2 2,3 2,4 2,8 1.3 Multijet 75 pk-90 pk 185/65 R14 86T 195/55 R15 85H 195/45 R16 84V 2 2,1 2,2 2 2,1 2,2 2,2 2,3 2,4 2,2 2,3 2,4 2,8 1.2 1.4 Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 198 AFMETINGEN De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden. De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Inhoud bagageruimte Inhoud bij onbeladen auto (V.D.A.-norm) 215(*)/290(▼) dm3 (*) met achterbank in achterste stand (▼) met achterbank in voorste stand L0C0247m 1.2 8V - 1.4 8V 1.4 16V 1.
Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h. 1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING GEWICHTEN ALFABETISCH REGISTER (***) Allesdrager opgenomen in het Lancia Lineaccessori-programma, max. draagvermogen: 40 kg. 200 1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.
1.2 liter 8V kg 1.4 liter 8V kg 1.4 16V liter kg Brandstoftank: inclusief een reserve van: 47 5/7 – – 47 5/7 – – 47 5/7 – – Motorkoelsysteem – met airconditioning: 4,8 – 4,5 – 4,5 – Carter: Carter en filter: 2,5 2,7 2,2 2,35 2,4 2,6 2,1 2,25 2,75 2,9 2,4 2,55 Versnellingsbak en differentieel: 1,65 – 1,8 – 1,7 – Hydraulisch remcircuit met ABS: 0,55 – 0,7 – 0,7 – Vloeistofreservoir ruitensproeiers voor en achter 1,8 – 1,8 (4,5) – 1,8 (4,5) – Voorgeschr.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 202 1.3 Multijet 75 pk liter kg Brandstoftank: inclusief een reserve van: 47 5/7 – – 1.
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correct functioneren van de auto Orginele vloeistoffen Vervangingsinterval en smeermiddelen Smering voor benzinemotoren Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met kwalificatie FIAT 9.55535-M2. SELENIA K Volgens het Geprogrammeerde Onderhoudsschema Smering voor Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met dieselmotoren kwalificatie FIAT 9.55535-N2.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 204 Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Transmissie-olie SAE 75W-80 EP op synthetische basis die ruimschoots voldoet aan de specificaties API GL5, MIL - L - 2105 D LEV. Olie en vetten voor krachtover- Vet op basis van lithiumzepen.
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is vastgelegd. Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure: ❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer; ❒ een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd.
TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABETISCH REGISTER 206 CO2-EMISSIE De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gecombineerd traject. CO2-emissie volgens EU-normen 1999/100 (g/km) 1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.
207 ALFABE- TECHNISCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN VEILIGHEID DASHBOARD NOODGEGEVENS TISCH EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN EN REGISTER AVVIAMENTO BEDIENING
208 ALFABETISCH REGISTER TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING
209 ALFABE- TECHNISCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN VEILIGHEID DASHBOARD NOODGEGEVENS TISCH EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN EN REGISTER BEDIENING
210 ALFABETISCH REGISTER TECHNI DASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING
69 ASR ......................................... ABS ......................................... 80 Auto langere tijd stallen ........... 124 -type........................................ 191 Autoradio ................................ Brandstof Accu 82 84 -accu opladen .......................... 161 -starten met een hulpaccu........ 136 Bagageruimte -verwisselen ............................. 178 -hoedenplank verwijderen........ Achterklep ............................... -openen en sluiten .....
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABE TISCH REGISTER 212 Cruise-control (snelheidsregelaar) 64 Dashboard .............................. 8 Dashboard en bediening .......... 7 Dashboardkastje ...................... 68 Dead-lock (systeem) ................ 15 Derde remlicht......................... 154 Dieselfilter -condens aftappen ................... 177 Dimlicht -bediening ...............................
Lampjes en berichten............... 125 Lancia CODE (startblokkering) 11 Luchtfilter ............................... 177 Luchtrecirculatie ..................... 47 Luchtroosters .........................41 - 42 Motor Niveau motorkoelvloeistof....... -chassisnummer....................... 189 -identificatiecode ..................... 188 -identificatiegegevens............... 191 174 Niveau motorolie ..................... 173 Niveau remvloeistof ................. 176 Niveau ruitensproeiervloeistof..
TECHNIDASHBOARD SCHE ONDERHOUD LAMPJES EN STARTEN NOODEN GEGEVENS EN ZORG GEVALLEN BERICHTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BEDIENING ALFABE TISCH REGISTER 214 Parkeerlichten......................... 59 -gloeilamp achter vervangen .... 153 Spiegels Parkeersensoren....................... 87 -gloeilamp op voorspatbord vervangen ................................ 152 -binnenspiegel ......................... 39 -buitenspiegels......................... 39 -gloeilamp voor vervangen.......
66 Wiel verwisselen ...................... 142 Veiligheid ............................... 91 Wielophanging......................... 193 Wisserbladen voor en achter .... 181 Veiligheidsgordels -algemene opmerkingen........... 95 -gebruik................................... 92 -hoogteverstelling .................... 93 -onderhoud.............................. 96 -trekkrachtbegrenzers.............. 94 Velgen ..................................... 194 Ventilatie.................................
NOTITIES .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. ..............
.................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .......................
.................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .......................
.................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .......................
.................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .......................
.................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .......................
De kracht achter uw motor.
Selenia: de perfecte keuze voor uw auto De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia; een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Bandenmaat Onbelast Voor Achter STANDAARD BANDEN Volbeladen Voor Achter RESERVEWIEL 1.2 8V-1.4 8V 1.4 8V-16V 185/65 R14 86T 195/55 R15 85H 195/45 R16 80V 2 2,1 2,2 2 2,1 2,2 2,2 2,3 2,4 2,2 2,3 2,4 2,8 1.3 Multijet 75 pk-90 pk 185/65 R14 86T 195/55 R15 85H 195/45 R16 84V 2 2,1 2,2 2 2,1 2,2 2,2 2,3 2,4 2,2 2,3 2,4 2,8 Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.
NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Lancia behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor de recentste informatie over dit onderwerp tot de Lancia-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.