Operation Manual

146
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 14
L0C0119m
draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die is aangegeven in
fig. 14.
NORMALE WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven proce-
dure, krik de auto op en demonteer
het noodreservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken van het reser-
vewiel schoon zijn en geen onzui-
verheden bevatten, omdat hier-
door na verloop van tijd de wiel-
bouten kunnen loslopen;
monteer het normale wiel en draai
de eerste wielbout twee slagen in
het gat dat zich het dichtst bij het
ventiel bevindt;
monteer het wieldeksel, waarbij
het symbool
C
(dit bevindt zich
op het deksel zelf) moet samen-
vallen met het ventiel en plaats
vervolgens de andere drie wiel-
bouten;
draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten stevig vast;
laat de auto zakken en verwijder
de krik;
draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die eerder is afge-
beeld.
BELANGRIJK Door een verkeerde
montage kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten.