Operation Manual

147
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Uitvoeringen met lichtmetalen
velgen
zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken schoon zijn;
monteer het normale wiel door het
op de centreerpennen te plaatsen,
monteer de wielbouten en draai ze
met de bijgeleverde sleutel hand-
vast aan;
laat de auto zakken en verwijder
de krik;
draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten definitief vast in de
volgorde die hiervoor is aangege-
ven voor het noodreservewiel (zie
afbeelding).
Ter afsluiting
plaats het noodreservewiel C-
fig. 15 op de daarvoor bestemde
plek in de bagageruimte;
druk de half geopende krik stevig
in de houder B-fig. 15 om ram-
melen tijdens het rijden te voorko-
men;
berg het gebruikte gereedschap op
in de gereedschaphouder;
plaats de gereedschaphouder op
het reservewiel en draai de blok-
keerschroef A-fig. 15 vast;
plaats de bekleding op de juiste
wijze op de vloer van de bagage-
ruimte.
GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als een lamp niet brandt, contro-
leer dan eerst of de zekering niet
doorgebrand is, voordat u de
lamp vervangt: zie voor de plaats
van de zekeringen de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk;
controleer voordat u een lamp
vervangt of de contacten niet zijn
geoxideerd;
vervang een defecte lamp door
een exemplaar van hetzelfde type
en vermogen;
als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan
om veiligheidsredenen altijd of de
afstelling nog goed is.
fig. 15
L0C0114m
Halogeenlampen mag u
uitsluitend aanraken op
het metalen gedeelte. Als u
de bol met uw vingers
aanraakt, zal de lichtopbrengst
van de lamp teruglopen en kan ook
de levensduur beperkt worden. Als
u de bol per ongeluk toch hebt aan-
geraakt, moet u de bol schoonwrij-
ven met een doekje met alcohol en
daarna laten drogen.