Operation Manual

Rijden met versleten ruitenwisser-
bladen is gevaarlijk, omdat ze het
zicht onder extreme weersomstan-
digheden aanzienlijk beperken.
Wisserbladen voor
vervangen fig. 15
Ga als volgt te werk:
til de wisserarm A van de voorruit
en plaats het wisserblad onder een
hoek van 90° ten opzichte van de
arm;
druk op de lip B van de veerklem
en verwijder het wisserblad;
monteer het nieuwe blad, waarbij
de lip in de zitting op de wisser-
arm moet vallen. Controleer of het
wisserblad geborgd is.
Wisserblad achter vervangen
fig. 16
Ga als volgt te werk:
kantel het dopje A omhoog, draai
de moer B los, waarmee de wis-
serarm aan de as is bevestigd, en
neem de arm van de as;
plaats de nieuwe wisserarm in de
juiste stand en draai de moer
zorgvuldig vast;
kantel het dopje naar beneden.
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers)
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst het niveau in
het ruitensproeiertankje (zie de
paragraaf “Niveaus controleren” in
dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn.
Deze kunnen zo nodig met een speld
worden doorgeprikt.
De stralen moeten op ongeveer 1/3
van de bovenkant van de ruit wor-
den gericht.
Achterruit (achterruitsproeier)
De stralen van de achterruitsproeier
kunnen op dezelfde manier worden
afgesteld als die van de ruitensproei-
ers voor.
De ruitensproeiermond is links naast
het derde remlicht gemonteerd.
fig. 16
L0C0095m
fig. 15
L0C0094m
182
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG