Operation Manual

ZITPLAATSEN
Verstellen in lengterichting
Trek de hendel A omhoog en schuif
de stoel naar voren of naar achteren:
als u rijdt, moeten de armen licht
gebogen zijn en de handen op de
stuurwielrand steunen.
Controleer of de stoel goed geblok-
keerd is door hem naar voren en
naar achteren te schuiven.
35
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
fig. 25
L0C0029m
Hoogteverstelling
(bestuurdersstoel)
Beweeg de hendel B herhaaldelijk
omhoog of omlaag totdat de gewens-
te zithoogte is bereikt.
BELANGRIJK De hoogte kan alleen
worden ingesteld als u op de
bestuurdersstoel zit en de auto stil-
staat.
De stoffen bekleding van
uw auto is langdurig
bestand tegen slijtage die
ontstaat bij een normaal
gebruik van de auto. Hevig en/of
langdurig wrijven met kledingac-
cessoires zoals metalen gespen,
sierknopen en klittenbandsluitin-
gen, moet echter absoluut worden
vermeden omdat hierdoor grote
druk ontstaat op een bepaalde plek
op de bekleding, waardoor deze
plek kan slijten en de bekleding
beschadigd wordt.
VOORSTOELEN fig. 25
Rugleuning naar voren klappen
Trek voor toegang tot de zitplaatsen
achter, aan de handgreep C, zoals op
de afbeelding is aangegeven, zodat
de rugleuning naar voren klapt. De
stoel kan nu naar voren worden
geschoven door tegen de rugleuning
te duwen (easy entry).
Als de rugleuning wordt terugge-
klapt, dan schuift de stoel in de oor-
spronkelijke stand terug (geheugen-
mechanisme).
Controleer of de stoel goed geblok-
keerd is door hem naar voren en
naar achteren te schuiven.