Operation Manual

ALGEMENE INFORMATIE
De automatische airconditioning
met gescheiden regeling regelt de
temperatuur en de luchtverdeling in
het interieur in twee zones: bestuur-
ders- en passagierszijde. De tempe-
ratuurregeling is gebaseerd op “tem-
peratuurgelijkheid”: d.w.z. dat het
systeem continu werkt om het com-
fort in het interieur constant te hou-
den en eventuele verschillen in de
weersomstandigheden buiten te
compenseren, ook zonnestraling
(gesignaleerd door een zonnestra-
lingssensor).
Het systeem kan zijn uitgerust met
een luchtkwaliteitsensor (Air
Quality System) die automatisch de
luchtrecirculatie kan inschakelen
om de onaangename effecten van
vervuilde lucht, tijdens het rijden in
de stad, in de file en in tunnels, te
verminderen, en een wasemsensor
die kan registreren wanneer de voor-
ruit beslaat en het systeem zo kan
instellen dat het zicht wordt her-
steld.
De automatisch gecontroleerde
parameters en functies zijn:
luchttemperatuur naar de uit-
stroomopeningen aan bestuur-
derszijde/passagierszijde voor;
luchtverdeling naar de uitstroom-
openingen aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
aanjagersnelheid (traploze rege-
ling van de luchtstroom);
inschakeling van de compressor
(voor koelen en drogen van de
lucht);
luchtrecirculatie.
Deze functies kunnen handmatig
worden gewijzigd, d.w.z. dat u het
systeem kunt regelen door naar wens
een of meer functies te selecteren en
te wijzigen. Op deze manier worden
de functies die handmatig zijn gewij-
zigd niet langer automatisch door
het systeem geregeld. Het systeem
grijpt alleen in om veiligheidsrede-
nen (bijv. kans op beslaan).
De handmatige instellingen hebben
voorrang boven de automatische
instellingen en blijven in het geheu-
gen opgeslagen totdat de gebruiker
de regeling weer overlaat aan de
automatische werking, behalve in de
gevallen dat het systeem om veilig-
heidsredenen ingrijpt.
Als handmatig een functie wordt
ingesteld, blijven de andere functies
echter automatisch geregeld.
De luchtopbrengst in het interieur is
onafhankelijk van de snelheid van
de auto omdat de luchtopbrengst
elektronisch geregeld wordt door de
aanjager.
De luchttemperatuur in het interieur
wordt altijd automatisch geregeld op
basis van de ingestelde temperatu-
ren op de displays van de bestuurder
en de passagier voor (behalve als het
systeem is uitgeschakeld of in enkele
omstandigheden als de compressor
is uitgeschakeld).
De volgende parameters en functies
kunnen handmatig worden ingesteld
en gewijzigd:
temperatuur bestuurderszijde/pas-
sagierszijde voor;
aanjagersnelheid (traploze regeling);
luchtverdeling in vijf standen
(bestuurder/passagier voor);
inschakelen van de compressor;
niet gescheiden/gescheiden regeling;
snelle ontwaseming/ontdooiing;
luchtrecirculatie;
achterruitverwarming;
uitschakelen van het systeem.
48
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
KLIMAATREGELING, AUTOMATISCH (indien aanwezig)