Operation Manual

CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(indien aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel,
waardoor de auto (bij een snelheid
boven 30 km/h) op lange, rechte en
droge trajecten en bij weinig veran-
dering in de rij-omstandigheden
(bijv. snelwegen), met een constante
en vooraf ingestelde snelheid blijft
rijden zonder het gaspedaal te hoe-
ven bedienen. Het gebruik van dit
systeem biedt geen voordelen in
druk verkeer. Gebruik dit systeem
niet in de stad.
SYSTEEM INSCHAKELEN fig. 58
Draai de draaiknop A in stand ON.
Het systeem kan alleen worden inge-
schakeld in de vierde of vijfde ver-
snelling. Op afdalingen kan bij inge-
schakelde cruise-control de snelheid
iets oplopen ten opzichte van de
opgeslagen snelheid.
Het systeem is ingeschakeld als het
lampje Ü brandt en op het instru-
mentenpaneel het betreffende
bericht verschijnt.
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
zet de draaiknop A in stand ON en
trap het gaspedaal in tot de auto
met de gewenste snelheid rijdt;
plaats de hendel ten minste 3
seconden omhoog (+) en laat ver-
volgens de hendel los: de snelheid
van de auto is opgeslagen en het
gaspedaal kan worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inha-
len) kan de snelheid simpel ver-
hoogd worden door het intrappen
van het gaspedaal: als u daarna het
gaspedaal loslaat, wordt terugge-
keerd naar de opgeslagen snelheid.
64
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
fig. 58
L0C0069m