Operation Manual
30
A1
A2
2.
1.
A2
A2
A1
4.
3.
A3
A2
<
1 mm / 10 m = OK
NL
Kalibratie controleren:
3. Plaats het toestel zo dicht mogelijk tegen de wand ter hoogte
van punt A1.
4. Draai het toestel vervolgens 180° en markeer punt A3. Het verschil tussen
A2 en A3 moet binnen de tolerantie van de nauwkeurigheid liggen.
Kalibratiecontrole voorbereiden:
U kunt de kalibratie van de laser controleren. Plaats het toestel in het
midden tussen twee muren die minstens 5 meter van elkaar verwijderd zijn.
Zet het apparaat aan (LASERKRUIS AAN). Voor een optimale controle een
statief gebruiken.
1. Markeer punt A1 op de wand.
2. Draai het toestel 180° om en markeer het punt A2.
Tussen A1 en A2 hebt u nu een horizontale referentie.
Wanneer het verschil tussen punt A2 en A3 groter is dan de
aangegeven tolerantie, nl. 1 mm / 10 m, is een kalibratie nodig.
Neem hiervoor contact op met uw vakhandelaar of met de
serviceafdeling van UMAREX-LASERLINER.
!
Voor de kalibratiecontrole moet de Sensor-Automatic actief en
de nivellering van het apparaat voltooid zijn. Zie hiervoor ook het
hoofdstuk ‚Horizontaal en verticaal nivelleren.‘
!