Operation Manual

62
16.0
16.1
S1=19.3
S1=19.3
S1=19.3*
1
*
*
0.60
0.55
0.55
NL
Meetpunten activeren/deactiveren
U kunt tot twee meetpunten tegelijkertijd vastleggen waaraan de volgende eigen-
schappen (max.-temperatuur, min.-temperatuur, handmatige positionering) en
meetspecieke parameters kunnen worden toegewezen.
Meting
Level/span
Instelling
Bestand
Meting
Soort
Punt toevoegen
Door de selectie ‚geen‘ worden alle toegevoegde meetpunten, -lijnen en
-oppervlakken verwijderd.
!
Emissiecoëfciënt
Ref. zetten
Punt wissen
De temperatuur van punt 1 (S1)
geeft de referentietemperatuur (R)
aan. Zie ook hoofdstuk 10.2
Emissiewaarde voor punt 1 (S1)
instellen. Zie ook hoofdstuk 11.1
Het punt wordt verwijderd.
Als voor meetpunten,
-lijnen of -oppervlakken
eigen waarden zijn
vastgelegd, verschijnt
een *-symbool bij de
meetwaarde.
!
De gele accentuering
geeft de selectie aan.
Meetpunten / parameters
Instellingen
Emissiecoëfciënt
Ref. zetten
Punt wissen
Ja
Nee
Instellingen
Emissiecoëfciënt
Ref. zetten
Punt wissen
Nee
Ja
Instellingen
Emissiecoëfciënt
Ref. zetten
Punt wissen
Nee
Nee