Operation Manual
8
Bediening
Leica Lino 757665i nl
de
GB
F
I
E
P
nl
DK
S
N
FIN
J
CN
ROK
PL
HR
H
RUS
CZ
GR
LT
LV
EST
SLO
SK
m
TR
Controleren van de nauwkeurigheid
van de Leica Lino.
Controleer de nauwkeurigheid van uw Leica
Lino regelmatig en vooral bij belangrijke metingen.
Controleren van de nauwkeurigheid van het
zelfstellen.
Stel het instrument op een statief op halverwege
tussen twee wanden (A+B) met circa 5 m onderlinge
afstand.
Zet de Lock schakelaar 3in de stand "Vrij" ( ).
Richt het instrument op wand A en schakel het instru-
ment in. Activeer de horizontaal laserlijn of laserspot
en markeer de positie van de lijn of de spot op wand
A (-> A1).
Draai het instrument 180° en markeer de horizontaal
laserlijn of de laserspot op exact dezelfde wijze op
wand B (-> B1).
Plaats vervolgens het instrument op dezelfde hoogte
zo dicht mogelijk bij wand A en markeer opnieuw de
laser op wand A (-> A2). Draai het instrument 180°
en markeer de laser op wand B (-> B2). Meet de
afstanden tussen de gemarkeerde punten A1-A2 en
B1-B2. Bepaal het verschil tussen de twee metingen.
Als het verschil niet groter is dan 2 mm, dan is de
nauwkeurigheid van de Leica binnen de toleranties.
| (A1 - A2) - (B1 - B2) | 2 mm
A1
B1
2.5 m 2.5 m
A1
A2
B1
B2
5 m